schilderkunst

De verborgen schatten van het Kunstmuseum in Komsomolsk aan de Amoer - 1

---------------

L.V. Chartsjenko - Ontmoeting van de inwoners van Komsomolsk met Joe.A. Gagarin in juni 1967. (Jaartal schilderij?) 

Wat valt dat nou tegen, dacht ik, terwijl ik door de verschillende afdelingen slenterde van het Kunstmuseum aan de Straat van de Vrede, nummer 16, in Komsomolsk aan de Amoer. Dat er weinig oude meesters te bewonderen waren, nee, allicht; de stad werd gesticht in 1932, dus waar hadden ze die vandaan moeten halen. Maar juist dat stichtingsjaar en de geschiedenis van de stad hadden hoge verwachtingen gewekt: er zouden vast mooie Sovjet-schilderijen hangen uit de jaren vijftig en zestig - of zeventig, voor mijn part.

Ze hingen er niet, dacht ik. Wel kwam ik een heel erg vrolijke Joeri Gagarin tegen. Zag ik hem ooit eerder zo stralen?

Een verdieping hoger … Er hing wel wat oud spul, maar indruk maakte het allemaal niet. Ook de kleine speurtocht die ik in zulke Russische musea altijd houd (‘Zoek Nederlandse sporen!’), leverde niks op. Ik liep nog maar eens naar een volgende zaal, waar een deel van de doeken onbereikbaar was, omdat een groepje vrouwen er met een workshop bezig was. Iets met breien of macrameeën. Het zag er creatief uit en ze hadden het erg naar hun zin.

Eén van de vele dames in dienst van het museum wees me op een zaal die ik vast nog niet gezien had. Ik deed mijn best om vriendelijk te blijven. Dat wijzen gebeurt in Russische musea vaak zo dwingend (hoe kleiner het museum, hoe dwingender), dat ik meestal lekker de andere kant op loop. Nu volgde ik, enigszins vermoeid, de instructies op en belandde in een zaaltje met moderne bouwsels waar ik in één oogopslag genoeg van had. Ik dacht: ik ga maar naar de uitgang – maar dat ging natuurlijk zo maar niet.

Ik wilde met de trap omlaag, naar de uitgang dus, maar werd op de overloop door weer een andere dame gewezen op een aparte tentoonstelling, een trap omhoog. Mijn zwaar lot vervloekend werkte ik me, trede voor trede, naar boven. Onderweg passeerde ik nog dit schilderij, …..

V.P. Lanovanko - Het eerste kind van Komsomolsk

…..  waar ik niet goed raad mee wist, maar dat ik na enig wikken en wegen besloot om niet mooi te vinden. Het tafereel speelt zich af ergens begin jaren dertig. Het doek zelf is van recenter datum (hoe recent weet ik niet, er hing wel een kaartje bij, maar daar stond geen jaartal op) en mist elke charme die een vergelijkbaar tafereel ongetwijfeld wel zou hebben gehad, ware het begin jaren dertig vastgelegd. (Over die ‘charme’ moet ik nog maar eens een apart stukje schrijven, want het blijft natuurlijk raar: dat je met plezier kijkt naar schilderijen die toch bedoeld waren ter meerdere eer en glorie van een volledig fout regime.)

Eindelijk was ik boven. Ik deed een deur open en belandde in een schemerige gang. Op een trapleer, wankel zo te zien, was iemand bezig om iets aan de verlichting te doen. Links stond een deur op een kier. Ik stapte naar binnen, het licht in, en keek compleet (en zeer aangenaam) verrast om me heen: híer hingen al die Sovjet-schilderijen die ik me op weg naar het Kunstmuseum van Komsomolsk aan de Amoer had voorgesteld!

Ze waren allemaal van één schilder: Nikolaj Vasiljevitsj Ivanov, die in 1917 werd geboren in de regio Voronezj (wie mij kent, die weet: dat schept een band) en die in 1965 door de bliksem werd getroffen en overleed.

Wordt vervolgd.

De directrice en haar schilderij: 'De haven van Vanino in 1952' - 2

----------------------

Van wiens hand was toch dat schilderij, De haven van Vanino in 1952? Het Streekmuseum van Vanino, in het Verre Oosten van Rusland, kreeg het min of meer in de schoot geworpen, toen het een paar zaaltjes kreeg toegewezen in het lokale Cultuurhuis. Voorheen was daar het Havenmuseum gehuisvest, maar dat was vertrokken, met medeneming van have en goed. Alleen dat ene schilderij was achtergelaten. Het hing wat verloren aan de muur, in zeer slechte staat, met een papiertje op de lijst dat als naam van de schilder gaf: Tsyplakov.

Anna Viktorovna Gabdrachmanova, directrice van het Streekmuseum, was geïntrigreerd door het doek. Ze onderkende de historische waarde ervan; afbeeldingen van Vanino uit de tijd dat het stadje – in 1952 nog een dorp – dienst deed als doorvoercentrum van kampgevangenen, zijn schaars. Al snel kwam ze erachter dat de naam Tsyplakov niet klopte. In het boek Vaninskaya Peresylka van A.V. Sjasjkino stuitte ze op een verhaal van een oude inwoner van Vanino die de schilder meerdere keren had ontmoet. Zijn naam bleek niet Tsyplakov, maar Tsympakov. Anna Viktorovna zocht de oude inwoner op en die bevestigde het verhaal. Hij had Vsevolod Tsympakov een aantal keren uit het kamp opgehaald en begeleid naar het houten Havengebouw van toen. Tsympakov schilderde – kennelijk in opdracht van de lokale autoriteiten - het uitzicht uit dat gebouw: de haven van Vanino in 1952.    

Het oude Havengebouw van Vanino

Uit gegevens van het regionaal gevangenisarchief bleek dat Tsympakov in mei 1948 in Odessa tot tien jaar was veroordeeld wegens “contra-revolutionaire activiteiten”. Op 14 augustus 1953 kwam hij vrij, waarna hij terugkeerde naar Odessa. Anna Viktorovna zocht verder op internet en kwam uit bij het museum van Lebedyn, een stadje in Oekraïne. Daar hing meer werk van Tsympakov. Het museum kon melden dat Tsympakov in Odessa een kunstopleiding had genoten en aan regionale en landelijke exposities had deelgenomen. Het museum stuurde Anna Viktorovna ook een kopie van een brief van Tsympakovs weduwe.  Daar stond nog meer in over het leven van de schilder, maar over zijn jaren als kampgevangene in Vanino geen woord.

Vsevolod Tsympakov: Zelfportret (Museum Loegansk)

Het zou kunnen zijn dat de weduwe geen aandacht wilde vestigen op de oorlogsjaren in Odessa. De joodse Tsympakov overleefde de bezetting en de slachtpartijen onder joden mogelijk dankzij diensten aan de vijand. De oude bewoner van Vanino die directrice Anna Viktorovna aan de juiste naam van de schilder had geholpen, vertelde ook dat Tsympakov in de oorlog portretten van Hitler en Goebbels had gemaakt, en ook posters, en daar na de oorlog vijftien jaar voor had gekregen. Odessa werd bezet door Roemeense troepen, dat Tsympakov portretten van Hitler en Goebbels maakte, is dus misschien overdreven (net als die vijftien jaar), maar dat hij uit lijfsbehoud werkte voor de bezetter, is zeer goed mogelijk.          

Het houten Havengebouw van waaruit Tsympakov zijn schilderij maakte, is er helaas niet meer. Het stond ongeveer op de plek waar nu de eerste van twee vuurtorens staat, op het lagere deel van de Primorski Boelvar. Goed te zien, rechts op het schilderij, is de monumentale trap van het Havengebouw. Ook die is verdwenen. Het nieuwe Havengebouw dat in 1958 driekwart kilometer verderop werd gebouwd, en dat nu onder meer het Streekmuseum herbergt, moest duidelijk dezelfde grandeur krijgen als het oude gebouw. Het heeft ook een statige trap die afdaalt naar de haven, of beter gezegd: had, want het grootste deel ervan is verdwenen en het restant gaat schuil onder onkruid.

Het onderkomen van het Streekmuseum, met op de voorgrond de overwoekerde trap.

De haven van Vanino in 1952 werd in 2012 in het Grodekov Museum van Chabarovsk gerestaureerd. Vsevolod Tsympakov werd, in tegenstelling tot verreweg de meeste gevangenen in Vanino, niet verder verscheept naar de beruchte kampen van Kolyma. Hij zou naast het havengezicht ook portretten van hoge lokale functionarissen hebben gemaakt. Van die portretten is er niet één teruggevonden, maar een parallel met de oorlogsjaren in Odessa dringt zich op. Het lijkt erop dat zijn schilderkunst een reddingsboei was waar hij zich twee keer aan heeft vastgegrepen. Tsympakov overleed in 1968 en ligt begraven in Odessa.

-----------------

Bovenstaand stukje is, net als deel 1, mede gebaseerd op twee artikelen die directrice Anna Viktorovna Gabrachmanova mij toestuurde. Gedetailleerde ooggetuigenverslagen van het kampleven in en rond Vanino  zijn – in het Russisch – te vinden in het boven al genoemde Ванинская пересылка (Doorgangskamp Vanino) van A.V. Sjasjkina.

De directrice en haar schilderij: 'De haven van Vanino in 1952' - 1

--------------------


En dan sta je daar, in Vanino, in het Verre Oosten van Rusland, en je kan je er niets bij voorstellen. Hoe hier op het station, waar je zelf net bent gearriveerd (het is tegenwoordig vriendelijk lichtgroen gekleurd), ooit honderdduizenden gevangenen werden aangevoerd. Aanvankelijk, nog in de oorlogsjaren, om de haven te bouwen, en later om via diezelfde haven in het ruim van vrachtschepen te worden afgevoerd naar de meest beruchte kampen van de Goelag, in Kolyma.

De spoorlijn waarover ik vanuit Komsomolsk aan de Amoer in Vanino was beland: ook al het werk van vooral gevangenen. De lijn werd in de oorlog aangelegd om – naast Vladivostok – nog een verbinding naar de oceaan te hebben.  

Het station van Vanino

De gevangenen die in Vanino werden aangevoerd, hadden een weken- of soms maandenlange reis achter de rug. Je mocht hopen dat je laat in het jaar in Vanino arriveerde. Dan was de haven dichtgevroren en had je een aantal maanden om bij te komen, voordat de ergste jaren van je kampstraf begonnen. Dat ‘bijkomen’ was wel relatief. In dit soort Sovjet-kampen heersten de wetten van de jungle; het waren de ‘gewone’ criminelen die er de dienst uitmaakten. Politieke gevangenen (geschat wordt dat zij in Vanino een derde van de kampbevolking uitmaakten) waren aan hun grillen overgeleverd. Maar vergeleken met Kolyma was alles beter.

Iets van Vanino’s verleden komt tot leven bij een bezoek aan het streekmuseum, in het voormalige Cultuurhuis van de havenautoriteit, gelegen aan een plein op een heuvel met uitzicht op de baai. Het is het aardigste stukje van het kleine stadje, met enige ‘jarenvijftig-grandeur’. Hier woonde de lokale elite, verheven boven de houten barakken van de doorvoerkampen in de buurt. Het statige Cultuurhuis stamt uit 1958, toen Vanino al geen doorvoerstation meer was.  

Het Cultuurhuis

We worden welkom geheten door Anna Viktorovna Gabdrachmanova, de directrice van het museum. Ze personificeert een ijzeren regel die ik bij mijn (helaas te zeldzame) reizen door de Russische provincie hanteer: breng altijd een bezoek aan het lokale streek- dan wel kunstmuseum! In negen van de tien gevallen wacht je daar een ontdekking. En vaak is er dan ook nog iemand die terstond opbloeit, blij met jouw interesse in het museumbezit. En Anna Viktorovna blóeide op, staande bij een schilderij wat een beetje als háár schilderij gezien kan worden: De haven van Vanino in 1952 van Vsevolod Tsympakov.

Het Cultuurhuis deed tot een aantal jaren geleden onder meer dienst als havenmuseum. Toen de havenautoriteit uit het gebouw vertrok, namen ze de spullen uit dat museum mee. Het in slechte staat verkerende schilderij van Tsympakov lieten ze hangen. “Daar hebben ze spijt van als haren op hun hoofd!”, aldus Anna Viktorovna. Zij onderkende de waarde van het doek – vooralin historisch opzicht, beeldmateriaal van Vanino uit de Stalintijd is zeldzaam - en wilde meer weten over de schilder. Op een papiertje dat op de lijst zat, stond een naam: Tsyplakov …


Hier deel 2.

War is war / Война - это война. Liefdevol oorlogsdocument van grootvader en kleindochter - in woord en beeld.

Nikolay Yassievich

“Eén ding is me duidelijk, jij bevindt je voorlopig, zo blijkt, ver in het achterland, en jij kunt mij niet begrijpen, zoals het ook voor mij nu moeilijk is om jou te begrijpen.” 

Nikolay Yassievich bevindt zich, wanneer hij bovenstaande regels schrijft aan zijn vrouw, al zo’n half jaar aan het front bij het Oranienbaum-bruggehoofd in de buurt van Leningrad, met aan één kant de Finse Golf en verder omsingeld door Duitse troepen. Zijn vrouw Frida, dochter Ira en zoon Zjora zijn geëvacueerd naar de Oeral. Frida heeft hem een brief geschreven die kennelijk niet helemaal goed is gevallen. Nikolay antwoordt: “Je schrijft dat een vriendin van je bij het werk in het bos onder een boom terecht is gekomen. Mijn lieve, dat soort dingen waar je over schrijft heb ik hier elke dag gezien en ik zie ze nog steeds. En ik ben daar al zo aan gewend dat ik, begrijpelijkerwijs, jouw stemming absoluut niet kan begrijpen.” 

Nikolay was een 38-jarige kunstschilder, toen hij zich in 1941 als vrijwilliger meldde voor het front. Een selectie van de brieven die hij vandaar schreef aan zijn vrouw en kinderen is nu uitgegeven in een liefdevol, mooi vormgegeven, tweetalig (Russisch en Engels) boek: War is war / Война - это война . Op de voorpagina staat niet alleen de naam van Nikolay, maar ook die van zijn kleindochter Tatyana Yassievich. Ook zij is schilder en van haar zijn aquarellen in het boek opgenomen. Ze schilderde de plekken waar haar grootvader vocht en maakte enkele aquarellen gebaseerd op foto’s uit de oorlog, waaronder de afbeelding hierboven die op de cover prijkt.

Wie brieven schreef van het front, was door de censuur aan beperkingen gebonden. Veel militaire details moesten uiteraard onvermeld blijven, en gruwelijkheden en defaitisme waren uit den boze - gesteld dat je het thuisfront daar al mee wilde belasten. Met politieke uitspraken moest je al helemaal voorzichtig zijn.  


Het moet voor Nikolay Yassievich moeilijk verdraagbaar zijn geweest, het logische onbegrip van zijn vrouw voor de ellende waarin hij zich bevond. Hij schrijft wel dat ze samen, mocht hij de oorlog overleven, weer over van alles zullen praten, maar hij moet al beseft hebben dat Frida hem ook na hun hereniging nooit helemaal zou kunnen begrijpen. Hij lijkt haar te waarschuwen, wanneer hij schrijft: “Als je twintig maanden in de loopgraven aan het front zit, groeit er een korst op je hart, als je daar niet heel erg voor oppast.” Nikolay raakt in juni 1943 gewond en keert niet meer terug naar het front. In oktober 1944 schrijft hij vanuit het inmiddels weer veilige Leningrad: “Ik ben heel erg moe, mijn lieve, écht moe, lichamelijk en geestelijk, ik ben leeg, voel me onverschillig, noem het geestelijke dystrofie. De wegen naar het front zijn voor mij afgesneden, ik moet me aanpassen aan het leven in de achterhoede en vooral aan de mensen in de achterhoede.”

De beschrijvingen - in bedekte termen - van zijn avonturen aan het front, wisselt Nikolay af met ‘familiezaken’. Hij verlangt naar het weerzien met Frida en zinspeelt knipogend op wat ze dan samen allemaal zullen doen. Voor zijn dochtertje schrijft hij sprookjes, zijn puberende zoon leest hij flink de les. Het zijn dit soort ‘kleinigheden’, vermengd met de observaties van een individuele frontsoldaat, die deze verzameling brieven zo waardevol maken - waardevoller (zeker op de lange termijn) dan de vaak pompeuze officiële oorlogsherdenkingen waarin Rusland de laatste jaren uitblinkt.


War is war / Война - это война  bevat naast afdrukken van vergeelde brieven en de aquarellen van kleindochter Tatyana, meer mooi beeldmateriaal, zoals de voorzijde van de oorlogs-ansichtkaarten die Nikolay stuurde. In een apart hoofdstukje staan - zeer op hun plek in dit familiedocument - portretten die Nikolay na de oorlog schilderde van familieleden. Het moet zijn schilderwerk zijn geweest dat hem hielp om de naoorlogse jaren door te komen. In oktober 1943 schreef hij, toen hij al weg was van het front: “Ik verlang zo enorm naar iets anders - als nooit tevoren wil ik weer aan de slag met schilderen. Aan het front was dat onmogelijk, en hier is er geen tijd voor, dat kwelt me het meest. Dat kwelt me zo, je kan je dat niet voorstellen …”  

-------------

Het boek War is war / Война - это война heeft een aparte site. Tatyana Yassievich heeft een eigen site gewijd aan haar schilderwerk, die vindt u hier.

Aleksandr Borisov - schilder boven de poolcirkel. Deel 2: wanneer kwasten barsten van de kou.

------------------

Wie een stukje schrijft over Aleksandr Borisov de schilder, moet opletten dat hij niet wordt afgeleid door Aleksandr Borisov de ontdekkingsreiziger, Aleksandr Borisov de etnograaf en Aleksandr Borisov de spoorwegbouwer.

Ik heb niet helemaal goed opgelet.

Aleksandr Borisov de schilder kruiste mijn pad in het Museum van de Artistieke Bestudering van het Noordpoolgebied (Музей художественного освоения Арктики) in Archangelsk. Het was aan het einde van een koude dag in de oude havenstad, die zich met zijn vele vervallen Sovjet-gebouwen en bar slechte wegen nog niet voor me had gewonnen. Weinig enthousiast stapte ik het museum binnen – het stond nu eenmaal op ons programma. We begonnen in een zaal met werk van Borisov, van wie ik niet eerder had gehoord. Er volgde nog een zaal, en nóg een zaal, het museum, zo leek het, hing bijna helemaal vol met Borisov. En hij won mij wél voor zich. (Later ontdekte ik pas - ik let zelden op bij groepsexcursies - dat het museum naar Borisov is vernoemd: Музей художественного освоения Арктики им. А.А. Борисова. Niet zo vreemd dus, dat er veel werk van hem te vinden is.)

Aleksandr Borisov (1866-1934) was de eerste schilder die zich boven de poolcirkel begaf, en dat deed hij met een missie: “De hele wereld de ongewone schoonheden tonen van de poolwereld … haar stille geheim onthullen en dat in brede kring delen.” 

Aleksandr Borisov - Zonsondergang (1906)

Aleksandr Borisov - Dal van de rivier de Matotsjka, Nova Zembla (1896)

Borisov, geboren in het dorp Gloeboki Roetsjej (provincie Archangelsk), had zijn zinnen gezet op een verblijf op Nova Zembla. In 1894 was hij al eens mee geweest met een expeditie naar de Noordelijke IJszee, twee jaar later was hij op het schiereiland Kola (de blauwe route op de kaart hieronder). 56 studies die de laatste reis opleverde, werden door kunstverzamelaar Pavel Tretjakov aangekocht als volwaardige schilderijen. In de winter van 1897-1898, Borisov was inmiddels afgestudeerd aan de Kunstacademie van Sint-Petersburg, volgde een trainingsexpeditie door de toendra (groene route). Onder meer leerde hij rauw rendiervlees eten en wendde hij aan schilderen bij bijna 40 graden onder nul. Bij dat laatste sta je niet stil, wanneer je Borisovs werk bekijkt. Zelf schreef hij daarover:

“Werken was erg moeilijk: ik moest de kwasten afsnijden, de haren korter maken, de verf aanbrengen had nauwelijks zin. Door de felle kou verandert de verf in dik deeg, dat niet op de kwast blijft zitten en dat niet op het doek is uit te smeren. Het gebeurde wel dat tijdens mijn ‘poolwerken’ zelfs de terpentine, het enige waarmee ik de verf vloeibaar zou kunnen maken, niet hielp, omdat het in die helse kou zelf begon te kristalliseren. Ik heb studies die ik schilderde bij -28,8 graden, drie-vier studies bij -37,5.  Daarbij moest ik de kwast in mijn vuist houden, bedekt door de mouw van mijn hertenlerenjas, en uit alle macht tegen het doek drukken om de verf erop te krijgen. De kwast barst en gaat kapot, je versteende handen weigeren dienst …”      

Helaas vermeldt Borisov niet over welke studies hij het hier heeft.

In 1898 laat Borisov scheepsbouwer Fan-der-Flit (Фан-дер-Флит) * in Sint-Petersburg een boot ontwerpen die hem naar Nova Zembla moet brengen. De boot, met een eivormige bodem (het vaartuig wordt zo niet door ijs geplet, maar omhooggeduwd), wordt gebouwd aan de Witte Zee en wordt Metsjta (Droom) gedoopt. Nadat in 1899 al voorraden zijn overgebracht, volgt in de winter van 1899-1900 het echte verblijf op Novaja Zembla (rode route). Bij punt 3 (zie kaart) wordt een onderkomen gebouwd, met onder meer een badhuisje, een atelier en een stal voor een paar koeien. 

Een verblijf als schilder is voor Borisov niet genoeg. Hij wil Nova Zembla beter in kaart brengen – en dat kost hem bijna zijn leven. Tijdens een expeditie langs de oostkust van het eiland (punt 4) komt de Metsjta vast te zitten in het ijs en bijna tweehonderd kilometer meegevoerd naar het zuiden. De boot wordt verlaten. De bemanning schiet zeehonden en lijdt geen honger, maar beleeft wel benauwde momenten wanneer het ijs scheurt. Na een week worden ze gered door een paar Nentsy, leden van het jagersvolk dat beter thuis is in de poolstreken.


In april volgt een nieuwe expeditie (punt 5). Borisov maakt een topografische kaart van Nova Zembla, doet meteorologische observaties en verzamelt planten en monsters van mineralen.

Maar het is zijn schilderwerk dat hem bekendheid bezorgt. Hij exposeert in verschillende Europese steden. Zijn oeuvre raakt verspreid (het Russische Museum in Sint-Peterburg bezit onder meer enkele portretten van Nentsy), maar het overgrote deel bevindt zich in het museum in Archangelsk: zo’n vierhonderd werken.

A. Borisov - Konstantin Vylka (1900)

A. Borisov - Maksim Pyrerka (1900)

Het huis aan de Noordelijke Dvina

In 1909 koopt Borisov een prachtig huis nabij Krasnoborsk, aan de oever van de Noordelijke Dvina. Hij schrijft er boeken over zijn reizen en over de Nentsy en schildert het landschap in de omgeving. Bezeten is hij van het idee om het noorden economisch te ontwikkelen. Daartoe, zo is zijn stellige overtuiging, dient een spoorlijn aangelegd te worden die het Europese noorden van Rusland verbindt met Siberië. Met geld van Borisov onderzoekt een groep ingenieurs in 1915 de mogelijkheden van een lijn van de Ob via Kotlas naar Soroka (het huidige Belomorsk). Er worden zelfs al stations getekend.

Borisov overlijdt in 1934. De spoorlijn is er niet gekomen, wel nog, op initiatief van de schilder, het kuuroord Solonicha, nabij Kransoborsk. Het huis van Borisov aan de Noordelijke Dvina is tegenwoordig een cultureel centrum, met veel aandacht voor jonge kunstenaars.     


* Eigenaar van de werf was Aleksandr Fan-der-Flit (1870-1941), nakomeling van een – u raadde het al – Nederlandse familie. Meer over hem leest u hier (Russisch.)   

Hier deel 1.

Aleksandr Borisov - schilder boven de poolcirkel. Deel 1: de ijsbreker Krasin.

--------------------

Foto: Vitold Moeratov

Het moest er maar eens van komen: een bezoek aan de ijsbreker Krasin, al jaren aangemeerd aan de Neva-kade in Sint-Petersburg. Er was elk uur een rondleiding en je deed er verstandig aan, zo had ik gelezen op de site, om je een kwartiertje voor aanvang te melden. Aan boord, bij de kassa, deed ik mijn ‘Ik-zie-er-misschien-wel-uit-als-een-buitenlander-maar-ben-gewoon-een-Rus-hoor-act’. In mijn beste Russisch vroeg ik om een kaartje. De bedoeling is dan dat ik word aangezien voor een Rus en het gewone tarief betaal. Maar dit keer had ik geen succes. “Bent u Russisch staatsburger?”, vroeg de dame van de kassa met een lichte frons. Dat moest ik ontkennen, waarop zij mij onverbiddelijk het speciale, honderd roebel hogere buitenlandertarief in rekening bracht.

Na mij kocht een man een kaartje die dezelfde vraag kreeg: of hij Russisch staatsburger was. “Wilt u mijn papieren soms zien?”, vroeg hij licht gepikeerd. De dame ging in de verdediging: “Deze man die voor u was, spreekt ook accentloos Russisch en die is toch geen Rus!” Dat compliment stak ik, samen met mijn kaartje, toch maar even mooi in mijn zak.


Ik had trouwens best wat later kunnen komen. Behalve die echte Rus zat er bij de kassa alleen nog een verliefd paartje op een bankje. Die hadden zo veel aandacht voor elkaar, dat ik me afvroeg of ze misschien gewoon toevallig dat bankje hadden gevonden en verder helemaal niet op de hoogte waren van wat voor rondleiding dan ook. Maar toen we door de kassadame het dek op werden gedirigeerd, gingen ook zij mee.

Nauwelijks stonden we op het dek, of daar kwam een streng ogende dame in een mooie, rode ijsbreker-Krasin-bodywarmer op ons af.

Ik dacht: met haar ga ik geen grapjes maken. Ik kreeg er niet eens de kans toe. Ze had slechts de functie van een administratieve tussenschakel en droeg ons meteen over aan een collega die de rondleiding ging verzorgen.


Even later vlogen de Nederlandse woorden (trap, trjoem, kajoet) me om de oren. Gedreven door taalkundig patriottisme wilde ik als een echte wijsneus iets opmerken over de herkomst van die maritieme termen (dat ik buitenlander was hoefde ik niet meer te verbergen), toen er een woord voorbijkwam dat ik niet verstond. Komins? Konings? Komings? Het ging over de hoge, glimmende drempel van een deur. De gids vertelde dat je daar, volgens de scheepvaart-etiquette, netjes overheen hoort te stappen. Dat deden we, toen er achter me nog twee verlate deelneemsters aan de rondleiding kwamen aangesneld. Ik wees ze op de drempel en zei: “Daar mag u niet op stappen, u moet er netjes overheen!” De twee hielden zich keurig aan de etiquette en gingen met ons mee het binnenste van het schip in.         

De deur met de hoge drempel

De deur met de hoge drempel

Terwijl we de vertrekken van de kapitein bewonderden (mooie meubels!), vroeg ik aan onze gids of het klopte dat er aan boord een tentoonstelling te zien was van de schilder Aleksandr Borisov. Want dáárvoor had ik me aan boord van de Krasin begeven – die hele ijsbreker interesseerde me verder weinig. Het klopte, van die tentoonstelling, maar die ging wel om 17.00 uur dicht. Het was inmiddels 16.20 uur … Na afloop van de rondleiding, zei de gids, zou ik nog tijd genoeg hebben. Dat betwijfelde ik, want hoe lang ging die nog duren, met dat verliefde stel dat op elke plek twintig foto’s van elkaar maakte? Maar zo waar, om 16.35 uur stonden we weer op het dek en ging een mevrouw - ook in zo’n rode Krasin-bodywarmer - me voor naar een kleine tentoonstellingsruimte. Omzichtig stapte ik over de coamings (zo schrijf je dat – komt uit het Engels) heen. Ik had mijn hoofddoel van die dag bereikt.


Met het werk van Aleksandr Borisov (1866-1934) had ik een paar dagen eerder kennisgemaakt in Archangelsk. Wat een verrassing was dat geweest! Archangelsk ligt er begin mei (kale bomen, natte sneeuw) niet op z’n voordeligst bij en plots stond ik daar in sfeervolle, mooi vormgegeven zalen tegenover prachtige schilderijen. Vreemd, dat ik nog nooit van Borisov had gehoord.

Meer over hem in deel 2.   

Aleksandr Borisov - Poolnacht in het voorjaar (1987)

Nicolaas II in Parijs, of: waar zijn de panorama’s van Pjasetski gebleven? - 3

--------------------


Ik geef me over, ik houd ermee op, met mijn pogingen om enige helderheid te krijgen in het oeuvre van de schilderende arts Pavel Pjasetski. Wat zo mooi begon op dit blog, met een verhaal over het indrukwekkende panorama van de Transsiberische Spoorlijn, waarmee Pjasetski alom lof oogstte op de Wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs, is uitgelopen op een zoektocht waar ik bijna slecht van ben gaan slapen.

Want hoeveel panorama’s heeft Pavel nou gemaakt? En welke zijn er bewaard gebleven?? En waar zijn die dan??? Ik beperk me even tot de laatste bron van ergernis. In mijn vorige stukje (deel 2) meldde ik dat onze arts/schilder volgens Wikipedia negen omvangrijke panorama’s heeft gemaakt. En ik voegde er aan toe, bij wijze van grapje, dat het me gezien de eerder vastgestelde slordigheden bij Wikipedia niet zou verbazen als Pjasetski er in werkelijkheid maar zes, of misschien juist wel twintig zou hebben gemaakt. En wat lees ik nu in een korte biografische schets? Let op: “Pavel Jakovlevitsj Pjasetski werd in 1843 geboren Orjol. Hij was veelzijdig en getalenteerd, hij is de geschiedenis ingegaan als dokter, geograaf, etnograaf, reiziger, kunstenaar, auteur van twintig beroemde panorama’s …”

Ik ga afronden.

Wat u nog van me tegoed hebt, is een kort overzichtje van wat mijn zoektocht heeft opgeleverd betreffende panorama 5 tot en met 9. (De cijfers refereren aan het lijstje van Wikipedia, panorama 1 tot en met 4 besprak ik in deel 2.)

Panorama 5,  Moskou in de dagen van de heilige kroning van 1896 (94 meter):

Een magere oogst, slechts één losse afbeelding (boven aan dit stukje) en de vier taferelen te samen hier links in één file. Maar mogelijk vinden we hier wel de oorzaak – of één van de oorzaken – van alle onduidelijkheid. De site waar ik deze afbeeldingen vond, geeft als bijschrift: “Panorama’s van Moskou in de dagen van de kroning van keizer Nicolaas II.” Zou het kunnen zijn dat deze enkelvoudige panorama’s nooit zijn samengevoegd tot een afrolbaar panorama? Zoals dat wel is gebeurd met bijvoorbeeld het bewaard gebleven panorama van de Transsiberische Spoorlijn? En zou veel van de onduidelijkheid dan simpelweg terug te voeren zijn op een onhandig, of in elk geval: verschillend gebruik van het woordje panorama? Daar staat dan weer tegenover dat Wikipedia in het geval van dit kroningspanorama (nummer 6) expliciet de lengte vermeld. Maar ja, dat is dus Wikipedia … Hoe dan ook, de eventuele verblijfplaats van dit panorama is mij niet bekend.  


Panorama 6,  Het verblijf van Hunne Keizerlijke Hoogheden in Frankrijk (156 meter):

Dit betreft de reis van Nicolaas II en zijn echtgenote Alexandra naar Frankrijk in 1896. Het panorama bestaat nog. Het verhuisde in de jaren zestig van de Hermitage naar het Historisch Museum van Pskov. Waarom naar Pskov? Ik weet het niet. Het is in een te slechte staat om ten toon gesteld te worden. Ik vond een paar afbeeldingen, hier eentje in combinatie met een foto van, neem ik aan, ongeveer hetzelfde moment. (Het lijk erop dat Pjasetski een flink deel van de bebouwing heeft weggelaten.)    


Panorama 7.  Het tweede bezoek van Hunne Keizerlijke Hoogheden aan Frankrijk

Daar zijn in elk geval aardig wat afbeeldingen van bewaard gebleven, maar het lot van panorama als geheel is me niet bekend. Drie afbeeldingen liet ik al zien in deel 3, hier nog een paar:

Onderweg van Duinkerke naar Compiègne

Onderweg van Duinkerke naar Compiègne

Compiègne

Compiègne

Reims

Reims

Panorama 8.  De plechtigheden ter ere van de overwinning bij Sjipka.
Niks van gevonden. Verblijfplaats mij onbekend.

Panorama 9.  Herinneringen aan de Turkse oorlog.
Niks van gevonden. Verblijfplaats mij onbekend.

-------------------

Ondanks – of misschien wel dankzij – de vele onduidelijkheden is Pjasetski met zijn talloze panorama’s (en vergeet u ook zijn ideeën over de heilzame werking van kefir niet) natuurlijk een prachtig onderwerp voor een scriptie of een boek. Mocht dit u inderdaad aanspreken en inspireren, laat u even weten wanneer u het dan af hebt? Ik ben benieuwd naar het resultaat..