oeral

Verchotoerje, Tobolsk, Jekaterinburg in foto's - 3

———————

(Deel 1 en deel 2.)

Verchotoerje. Links de Drie-eenheidskerk binnen de muren van het kleine Kremlin aan de rivier de Toera. Een kilometer of wat terug, stroomafwaarts, ligt een elektriciteitscentrale met een dam. Sluiten ze daar de sluizen, dan daalt het waterpeil en kan je naar de overkant waden en ook je netten inspecteren.

Mijn favoriete brug was jaren, onbedreigd, de Bolsjeochtinski brug over de Neva in Sint-Petersburg, een machtig bouwwerk uit 1909. Maar sinds ik enkele keren in het ochtend- en avondlicht bij de houten hangbrug van Verchotoerje heb gestaan, denk ik dat ik een nieuwe nummer één heb.

———————-

Nog steeds Verchotoerje, met in de verte de Kruisverheffingskathedraal. En in die kathedraal: bakken met gewijd water. Gevolgd door nog twee dorpsplaatjes.

————————-

Tot zover Verchotoerje. Hieronder de Sofia kathedraal binnen de muren van weer een ander Kremlin, dat van Tobolsk.

Het was er een komen en gaan van vrouwen met hoofddoeken en mannen in zwarte pijen. De Sofiakathedraal is het oudste stenen gebouw van Siberië.

——————-

Het is me niet gelukt om een foto te maken die de prachtige ligging van het Kremlin, boven op de steile oever van de Irtysj, recht doet. Zeker in de vroege morgen is het adembenemend, wanneer je in en boven de mist staat die vanaf de rivier over het lage deel van de stad drijft en er af en toe weer een kerk zichtbaar wordt.

Toen trok de mist op en daalde ik af naar de rivier. Het Kremlin ligt hier een paar honderd meter achter me.

———————

Toch nog even Verchotoerje. Er zou een boek geschreven moeten worden over kunstbloemen op Russische begraafplaatsen.

20180910-491.jpg

————————

Jekaterinburg:

In de rij voor de Kerk-op-het-bloed.

Ja, dag Jekaterinburg, tot ziens. We gaan naar de provincie Archangelsk. Waarover spoedig meer.

Verchotoerje, Tobolsk en Jekaterinburg in foto's - 2

———————

Van de foto’s die ik gedurende mijn drie weken in Siberië en de Oeral maakte, is dit mijn favoriete. Hij is genomen in Jekaterinburg in de Kerk-op-het-bloed, die is gebouwd op de plek waar ooit het Ipatjev huis stond. In 1918 werden in de kelder van dat huis Nicolaas II en zijn gezin vermoord. Links zijn enige zoon Aleksej en Tatjana, een van de vier dochters. De vrouw hieronder kijkt in dezelfde kerk of de iconen niet eens afgestoft moeten worden. Op haar rode hesje staat de voor mij wat raadselachtige tekst: Honderdste gedenkdag van de heldendaad van het tsarengezin. 1918-2018. Overigens werd bovenstaande foto op Instagram geliked door HH Princess Olga Romanoff. Waar zij zich precies bevindt in de stamboom, weet ik niet.

——————-

De sfeer op straat in Jekaterinburg was een stuk luchtiger dan in die kerk, al was het voor de jongen in het midden van deze foto nog lang niet luchtig genoeg, vermoed ik. Zou dit ‘m ook zijn, hieronder, na weer een zomerdag vol onvervuld verlangen?

———————-

Nog even terug naar de Kerk-op-het-bloed. Ik vond het wat veel van het goede, al die afbeeldingen van de familie. Voordeel is wel dat ik nu de namen van de vier dochters (Olga, Tatjana, Marija, Anastasija) eindelijk in mijn hoofd heb zitten. Dat werd wel een keertje tijd.

———————-

Dat zie je vrij weinig in Rusland, een verkoopster die de tijd voor je neemt. Deze kiosk stond bij de ingang van weer een andere kerk en er werden onder meer producten verkocht van een klooster buiten de stad. Misschien had dat er wat mee te maken.

Rond de Stadsvijver wordt geschaakt en geflaneerd. ‘s Winters ben ik nog niet in Jekaterinburg geweest, maar ik vermoed dat die schakers er dan net zo goed zitten.

———————

Ik ging naar twee begraafplaatsen. Op de Michajlovski begraafplaats bezocht ik het graf van de negen leden van de Djatlov-expeditie, die in 1959 onder raadselachtige omstandigheden om het leven kwamen. Ik schreef er uitgebreid over. Ik had me bij het lezen van de boeken over het mysterie verwant gevoeld met de jongelui, al heb ik in mijn hele leven niet eens één simpele berg beklommen, laat staan eentje in een sneeuwstorm bij min 20. En daar lagen ze dan, op een rare plek, aan de rand van het kerkhof. Vlak achter me reed het verkeer langs. Misschien was hier een oude ingang geweest en was dit indertijd een eerbiedwaardige locatie.

Dan was er ook nog de Sjirokoretsjenski begraafplaats. Daar was het een stuk vrolijker. Een zigeunerfamilie herdacht er de dood van iemand die precies een jaar geleden was overleden. Ik kreeg een borrel en mocht fotograferen, al hoorde ik na een minuut of tien een van de vrouwen mompelen dat het nu wel genoeg was geweest. Ik wenste de familie het beste en zij mij ook.

———————-

Tobolsk stond ook nog op het programma, de stad aan de Irtysj met het enige stenen kremlin aan gene zijde van de Oeral. Ik reisde er uiteraard heen met de trein, die een tijdje stilstond op het station van Tjoemen.

Jekaterinburg-Verchotoerje: een decolleté en een gebedenboek in de Oeral - 2

————————

De rivier de Toera met links het Kremlin en de Drie-eenheidskerk

Ik was ver voor het ontbijt naar buiten gegaan om de mist boven de rivier te zien en de Drie-eenheidskerk boven op de steile oever. Op een kruispunt tussen de houten huizen wist ik het even niet: zou ik rechtdoor kunnen, en dan via dat paadje daar door het natte gras boven bij de kerk uitkomen? Er kwam een vrouw mijn kant op met een hoofddoek om. We liepen een eindje op. En waar kwam ik vandaan? Ze reageerde opgetogen. “Uit Holland! Mijn eerste Hollander!” Ze sneed tijdens die paar honderd meter meteen zware onderwerpen aan, waarbij ik me beperkte tot een enkele vraag. Of de Russen zich niet iets te graag wentelden in de rol van slachtoffer, bijvoorbeeld. “Ja, maar wat wil je. Als de priester tegen je zegt: je gaat naar de hemel of je gaat ten onder, dan verlies je vanzelf de moed.” Zaterdagmorgen in Verchotoerje, kwart voor zeven.

Verchotoerje kende ooit een bloeitijd. Het lag aan de hoofdroute door de Oeral in de tijd dat Siberië werd ontsloten. De douane controleerde er de bonthandel en daarnaast groeide het uit tot religieus centrum, met kerken en kloosters. Gaandeweg kwamen andere steden op, zoals Jekaterinburg. De Transsiberische Spoorlijn liet het stadje links liggen en tijdens de Sovjetunie verloor het ook als religieuze pleisterplaats zijn betekenis.

Ik liep van de Drie-eenheidskerk naar het Nikolski klooster, aan de overkant van de straat. De klokken daar werden net uitgebreid geluid. “Mooi”, zei ik tegen een man naast me. “Je wordt er blij van”, knikte hij. Ik zei dat ik me zorgen maakten om de oren van de klokkenluider, daar boven in de toren. “Die heeft oorbeschermers, zo’n koptelefoon, net als bouwvakkers”, antwoordde de man. Ik zoemde eens in met mijn fototoestel, geen koptelefoon te zien. Ik liep rond de kerk en zag tot mijn genoegen dat het kloostercafeetje al open was. Met warme koffie en twee zoete broodjes nam ik plaats aan de enige tafel. Daar kreeg ik al snel gezelschap van twee andere vroege klanten.


Ze gingen op bezoek bij een oud-klasgenoot, die voor de kerk had gekozen. Was het echt waar, vroegen ze, dat drugs in Nederland gewoon vrij te krijgen waren? Ik nuanceerde dat beeld. “Gelukkig hebben wij dat hier niet meer, die drugshandel”, zij een van de twee, en dat beeld werd meteen genuanceerd door de vrouw van de koffie en de broodjes, die zich af en toe in het gesprek mengde en wat die drugshandel betreft met een beschuldigende vinger naar de zigeuners in de regio wees. En was ik katholiek?, vroegen de mannen. Nee, en het protestantse vuur in mij brandde ook niet meer echt, vertelde ik. Later op de dag kwam ik beiden weer tegen, een paar kerken verderop, waar hun schoolkameraad (tweede van links) werkzaam was.    

20180909-310.jpg

 

De volgende ochtend ging ik weer vroeg op pad, weer vanwege het ochtendlicht en die mist boven de rivier de Toera. En ook nu voerde de wandeling mij naar de koffie in het klooster. Ik zat nog geen vijf minuten of de vrouw van het café legde een boekje op tafel. “Dat is voor u”, zei ze. Het was iets heel persoonlijks, dat zag ik meteen. Een soort gebedenboek, beduimeld, met bladwijzers, duidelijk veel gebruikt. Ik begreep ook meteen dat weigeren geen optie was. Het raakte me. Buiten liep ik weer rond de grote kerk, ontroerd in het vroege licht, en ik hield dat gebedenboek tegen me aan. Wat had zich hier nu afgespeeld? Waar had ik dit geschenk aan verdiend? Ik moest even denken aan tante Tonja uit Odessa, die mij ooit, een verre buitenstaander, bij de eerste, toevallige ontmoeting haar hele levensverhaal had verteld en me vervolgens min of meer had geadopteerd. Dit was iets anders, maar wat dan? In de loop van de dag kreeg ik twijfels. Wilde ze me misschien bekeren?      

De volgende dag was ik in weer een ander klooster, in Merkoesjina, drie kwartier buiten Verchotoerje. Er was een heilige bron met bij de ingang een winkeltje. Ik kocht er wat souvenirtjes en de non bij wie ik afrekende vroeg waar ik vandaan kwam. En opnieuw was er die blije, verbaasde reactie die je in Moskou of Sint-Petersburg allang niet meer krijgt wanneer je over Nederland vertelt. Ik ging naar de bron en toen ik terugkwam had de non van de kassa cadeautjes voor me klaargelegd: thee, heilzame zalf en een boek over de wonderdaden van de rechtvaardige Simeon. Dit was natuurlijk een stuk minder persoonlijk dan het gebedenboek, maar kwam het niet uit dezelfde – sorry – bron? Uit een simpel verlangen om de buitenstaander welkom te laten zijn en hem deelgenoot te maken van wat jou beroert? 

Ik ging nog één keer terug naar het café, om de vrouw daar een ansichtkaart te geven. Hollandse tulpen … Ik had niks anders. “Het lijkt wel een tapijt”, zei ze. “Groeien die zo bij jullie? En met een echte molen erbij.” Ik bleef niet lang. Op het gebedenboek kwam ze niet meer terug.  

Deel 1.

Jekaterinburg-Verchotoerje: een decolleté en een gebedenboek in de Oeral - 1

——————-

Jekaterinburg (Deze Vrolijke Frans komt in onderstaand stukje niet voor. Ik had helaas geen foto voorradig van de hoofdpersoon - wel een filmpje.)

Ze had een decolleté zoals je die tegenwoordig nog maar weinig ziet. Verder was ze volledig geblondeerd en droeg ze een rokje dat niet nauwer kon. Over het hoofd zien lukte niet. Ik kwam haar tegen in de restauratiewagon van de trein die me van Jekaterinburg naar Verchotoerje bracht, een rit van zeven uur door de Oeral. Ze behoorde tot het bedienend personeel. 

De trein was nog maar net onderweg. Het was eind van de middag en dat is het moment dat bij mij het onvermijdelijke verlangen opkomt naar bier. Een fles Kozel of een blikje Baltika, een boek en buiten Rusland dat voorbij rolt - kom daar eens om in Nederland. Voor dat bier moest ik twee wagons verder zijn. Ik duwde er de deur open en daar stond ze, met haar rug naar me toe. Ze draaide zich naar me om en - ik zei het al - over het hoofd zien lukte niet. Olga (ik noem haar maar even Olga, anders wordt het zo onpersoonlijk) vroeg of ik bleef eten. Ik zei dat ik alleen een biertje wilde. Of ik dan straks misschien nog kwam eten? Misschien, zei ik, maar ik dacht: ik peins er niet over. Tegen de tijd dat ik honger kreeg, zou ik mijn maaltijd wel naar de coupé laten komen. 

Maar terwijl ik mijn biertje dronk, was mijn coupé-genote van middelbare leeftijd in slaap gevallen. Ze had me de eerste drie minuten van de treinreis haar recente medische dossier geopenbaard, dat er in het kort op neerkwam dat ze uit Severo, waar ze geen ziekenhuis hadden, naar Jekaterinburg was gekomen voor een operatie aan een nier. Die was geslaagd, maar nu ze lag te slapen, leek het me beter dat ik haar niet zou wekken door op anderhalve meter afstand een warme maaltijd te gaan zitten eten. Ik ging terug naar de restauratiewagon. Ik bleek er de enige klant.

En daar was Olga weer. Ik weet niet hoe ze mijn terugkeer interpreteerde, maar halverwege de maaltijd (gebakken aardappelen met paddestoelen, vet, maar lekker), kwam ze, met het voltallige decolleté, aan mijn tafeltje staan. Wilde ik misschien nog iets drinken? Ik zei vriendelijk van nee, waarop ze voorover boog en in één vloeiende beweging, glijdend over het bankje, aanschoof tegenover me aan het tafeltje. Of ik háár dan misschien iets te drinken wilde aanbieden. Nee, zei ik.

Olga drong niet aan en even vlot schoof ze het bankje weer uit. Terwijl ik me verder bezighield met mijn aardappelen, liep ze af en toe nog langs. Ze zal vermoed hebben - zo bewoog ze althans - dat ik mijn blik niet alleen bij mijn bord hield en - ik geef het onmiddellijk toe - daar had ze gelijk in.

Buiten viel voorzichtig de schemering in. De aardappelen en paddestoelen gingen op. Olga was schuin tegenover me gaan zitten, aan tafel bij een collega die een heleboel papieren voor zich had liggen en druk in de weer was met een rekenmachientje. De bovenste knoopjes van haar witte overhemd waren nu dicht. Ik kon niet precies horen wat er gezegd werd - ter ere van mijn komst was de muziek aangezet - maar ik meende dat Olga iets zei over “niet netjes gekleed”. Daarbij legde ze een hand op het verdwenen decolleté, dus ik denk dat ik dat goed verstaan heb. Had ze een aanmerking gekregen van haar chef?

Hier ziet u Olga even voorbijkomen. Erg duidelijk komt ze niet in beeld, waarvoor excuses, maar om nou te gaan zitten inzoemen… U kunt het beeld natuurlijk wel even stilzetten.


———————-

Een paar dagen later reisde ik in omgekeerde richting, van Verchotoerje naar Jekaterinburg. De trein had dit keer geen restauratiewagon, er was niet eens een buffet. Olga heb ik niet meer gezien.   

In Verchotoerje, ook wel het Vaticaan van de Oeral genoemd, was ik ondertussen een vrouw tegengekomen uit heel andere sferen. 

Verchotoerje