religie

De Madonna van Stalingrad is in goede Indonesische handen

——————

Laurentius Lemdel

——————-

Zondagmorgen half tien, Wolgograd. Het is al warm, heel warm. Het is mijn laatste dag in de stad, aan het eind van de middag vertrek ik met de boot richting Astrachan. Ik loop over de Communistische straat, in het centrum, naar de Praagse straat, naar de katholieke kerk aldaar, en ben een beetje boos op mezelf, want bijna was ik haar vergeten: de Madonna van Stalingrad.

De Madonna van Stalingrad in Berlijn

Een dag eerder was ik haar verhaal weer tegengekomen, het verhaal dat ik nota bene zelf een kleine tien jaar geleden op dit weblog had verteld: van de Madonna, getekend door een Duitse priester/arts in december 1942, speciaal voor Kerstmis, tijdens de Slag om Stalingrad. De tekening belandde nog in Duitsland, Kurt Reuber, die de tekening maakte, niet meer. Hij overleed in 1944 in een krijgsgevangenenkamp in Jelaboega. De Madonna van Stalingrad hangt sinds 1983 in de Berlijnse Gedächtniskirche.

Een foto van de begraafplaats in Jelaboega en van Kurt Reuber kwam ik tegen in het Museum Herinnering, in het centrum van Wolgograd (een klein, behapbaar filiaal van het grote Museum-Panorama). En het schoot me te binnen: een kopie van Reubers Madonna hangt hier in de katholieke kerk! Die werd in 1992 aan de kerk geschonken als symbool van verzoening. Daar moet je nog wel naartoe! Er was gelukkig nog tijd en de volgende dag was een zondag, dat kwam mooi uit.      

Om 11.00 uur zou de dienst beginnen, had ik op de site van de kerk gezien. Als ik nou een beetje vroeg ben, dan kan ik rustig rondkijken zonder de kerkgangers te storen, zo was het plan – en dat pakte goed uit. De kerk was al open. Er zat iemand te bidden en een vrouw was bezig om bloemstukken voor het altaar te zetten. En ja, daar hing ze, achter dat altaar: de Madonna van Stalingrad… In kleur, en dat verraste me, want ik kende alleen de originele tekening, en die was gemaakt met houtskool. Ik ging achterin op een bankje zitten, tegen de zijmuur, en probeerde me te verplaatsen in Kurt Reuber en in de omstandigheden waarin hij had zitten tekenen. “LICHT, LEBEN, LIEBE”, had hij naast zijn Madonna geschreven. Dat waren nou niet precies de dingen waarmee de Duitsers naar Stalingrad waren opgetrokken. 


Tussen de kerkbanken door kwam een vrouw op me af. Was ik hier voor het eerst?, vroeg ze. Ze vertelde over de geschiedenis van de kerk, hoe die zwaar had geleden in het Sovjetijdperk en hoe het gebouw in de jaren negentig met hulp uit onder meer Duitsland en Oostenrijk weer helemaal was opgeknapt. Terwijl ze dat vertelde, zag ik een donkere man binnenkomen met een kerkgewaad onder de arm. De priester, begreep ik. Uit Afrika, concludeerde ik meteen. Dat was geen onlogische gedachte, maar ik had het mis. Hij kwam uit Indonesië, zei de vrouw. “Komt u maar mee, hoor, dan stel ik u even aan elkaar voor.”

Laurentius Lemdel heette hij, en wat een aardige man! Eind jaren negentig was hij naar Rusland gekomen. In Moskou had hij Russisch geleerd, in Vologda had hij gediend en sinds 2013 was hij verbonden aan de katholieke kerk van Wolgograd, waar hij woonde in een flatje aan de overkant van de straat. Een uitgebreid gesprek zat er niet in, zo kort voor de dienst. Wilde ik die misschien bijwonen? Ik was van harte welkom. Ik sloeg de uitnodiging af en daar heb ik spijt van. De kans dat ik ooit nog een kerkdienst zal bijwonen met zicht op de Madonna van Stalingrad is niet zo groot.

Een toelichting hangt in het halletje van de kerk

De katholieke kerk diende in de Sovjettijd onder meer als onderkomen voor de club van spoorwegpersoneel. Bron.

De kerk nu. Bron.

Jekaterinburg-Verchotoerje: een decolleté en een gebedenboek in de Oeral - 2

————————

De rivier de Toera met links het Kremlin en de Drie-eenheidskerk

Ik was ver voor het ontbijt naar buiten gegaan om de mist boven de rivier te zien en de Drie-eenheidskerk boven op de steile oever. Op een kruispunt tussen de houten huizen wist ik het even niet: zou ik rechtdoor kunnen, en dan via dat paadje daar door het natte gras boven bij de kerk uitkomen? Er kwam een vrouw mijn kant op met een hoofddoek om. We liepen een eindje op. En waar kwam ik vandaan? Ze reageerde opgetogen. “Uit Holland! Mijn eerste Hollander!” Ze sneed tijdens die paar honderd meter meteen zware onderwerpen aan, waarbij ik me beperkte tot een enkele vraag. Of de Russen zich niet iets te graag wentelden in de rol van slachtoffer, bijvoorbeeld. “Ja, maar wat wil je. Als de priester tegen je zegt: je gaat naar de hemel of je gaat ten onder, dan verlies je vanzelf de moed.” Zaterdagmorgen in Verchotoerje, kwart voor zeven.

Verchotoerje kende ooit een bloeitijd. Het lag aan de hoofdroute door de Oeral in de tijd dat Siberië werd ontsloten. De douane controleerde er de bonthandel en daarnaast groeide het uit tot religieus centrum, met kerken en kloosters. Gaandeweg kwamen andere steden op, zoals Jekaterinburg. De Transsiberische Spoorlijn liet het stadje links liggen en tijdens de Sovjetunie verloor het ook als religieuze pleisterplaats zijn betekenis.

Ik liep van de Drie-eenheidskerk naar het Nikolski klooster, aan de overkant van de straat. De klokken daar werden net uitgebreid geluid. “Mooi”, zei ik tegen een man naast me. “Je wordt er blij van”, knikte hij. Ik zei dat ik me zorgen maakten om de oren van de klokkenluider, daar boven in de toren. “Die heeft oorbeschermers, zo’n koptelefoon, net als bouwvakkers”, antwoordde de man. Ik zoemde eens in met mijn fototoestel, geen koptelefoon te zien. Ik liep rond de kerk en zag tot mijn genoegen dat het kloostercafeetje al open was. Met warme koffie en twee zoete broodjes nam ik plaats aan de enige tafel. Daar kreeg ik al snel gezelschap van twee andere vroege klanten.


Ze gingen op bezoek bij een oud-klasgenoot, die voor de kerk had gekozen. Was het echt waar, vroegen ze, dat drugs in Nederland gewoon vrij te krijgen waren? Ik nuanceerde dat beeld. “Gelukkig hebben wij dat hier niet meer, die drugshandel”, zij een van de twee, en dat beeld werd meteen genuanceerd door de vrouw van de koffie en de broodjes, die zich af en toe in het gesprek mengde en wat die drugshandel betreft met een beschuldigende vinger naar de zigeuners in de regio wees. En was ik katholiek?, vroegen de mannen. Nee, en het protestantse vuur in mij brandde ook niet meer echt, vertelde ik. Later op de dag kwam ik beiden weer tegen, een paar kerken verderop, waar hun schoolkameraad (tweede van links) werkzaam was.    

20180909-310.jpg

 

De volgende ochtend ging ik weer vroeg op pad, weer vanwege het ochtendlicht en die mist boven de rivier de Toera. En ook nu voerde de wandeling mij naar de koffie in het klooster. Ik zat nog geen vijf minuten of de vrouw van het café legde een boekje op tafel. “Dat is voor u”, zei ze. Het was iets heel persoonlijks, dat zag ik meteen. Een soort gebedenboek, beduimeld, met bladwijzers, duidelijk veel gebruikt. Ik begreep ook meteen dat weigeren geen optie was. Het raakte me. Buiten liep ik weer rond de grote kerk, ontroerd in het vroege licht, en ik hield dat gebedenboek tegen me aan. Wat had zich hier nu afgespeeld? Waar had ik dit geschenk aan verdiend? Ik moest even denken aan tante Tonja uit Odessa, die mij ooit, een verre buitenstaander, bij de eerste, toevallige ontmoeting haar hele levensverhaal had verteld en me vervolgens min of meer had geadopteerd. Dit was iets anders, maar wat dan? In de loop van de dag kreeg ik twijfels. Wilde ze me misschien bekeren?      

De volgende dag was ik in weer een ander klooster, in Merkoesjina, drie kwartier buiten Verchotoerje. Er was een heilige bron met bij de ingang een winkeltje. Ik kocht er wat souvenirtjes en de non bij wie ik afrekende vroeg waar ik vandaan kwam. En opnieuw was er die blije, verbaasde reactie die je in Moskou of Sint-Petersburg allang niet meer krijgt wanneer je over Nederland vertelt. Ik ging naar de bron en toen ik terugkwam had de non van de kassa cadeautjes voor me klaargelegd: thee, heilzame zalf en een boek over de wonderdaden van de rechtvaardige Simeon. Dit was natuurlijk een stuk minder persoonlijk dan het gebedenboek, maar kwam het niet uit dezelfde – sorry – bron? Uit een simpel verlangen om de buitenstaander welkom te laten zijn en hem deelgenoot te maken van wat jou beroert? 

Ik ging nog één keer terug naar het café, om de vrouw daar een ansichtkaart te geven. Hollandse tulpen … Ik had niks anders. “Het lijkt wel een tapijt”, zei ze. “Groeien die zo bij jullie? En met een echte molen erbij.” Ik bleef niet lang. Op het gebedenboek kwam ze niet meer terug.  

Deel 1.

Severodvinsk: wanneer een klooster omsingeld wordt door atoomonderzeeërs

-------------


Kerken die volledig zijn ingesloten door een duikbotenfabriek, daar zijn er niet veel van. In Severodvinsk, in het hoge noorden van Europees Rusland, aan de kust van de Witte Zee, staat er eentje: de Nikolaaskathedraal. Bezoeken is lastig, de fabriek in kwestie bouwt atoomonderzeeërs. 

De kathedraal met eigen ogen aanschouwen, zelfs op ruime afstand, was voor buitenlanders tot vrij recent onmogelijk. Severodvinsk was jarenlang verboden gebied voor niet-ingezetenen – vanwege die duikbotenfabriek natuurlijk. Ik belandde in de stad met mijn medecursisten van het Nederlands Instituut te Sint-Petersburg. Met een busje maakten we een dagtrip vanuit Archangelsk. Onderweg naar de Witte Zee reden we minutenlang langs het uitgestrekte fabriekscomplex. Tussen de kranen, hallen en werkplaatsen door doken af en toe de koepels op van een kerk. Op de terugweg kwamen we er weer langs en toen drong het pas tot me door: is dat niet raar, zo’n kerk, helemaal omsingeld door fabrieksgebouwen? Nog net kon ik deze foto maken: 

--------------

De Nikolaaskathedraal is een restant van wat eens een fraai klooster was, op een steenworp afstand van de zee. Het werd gesticht rond het begin van de vijftiende eeuw, de kathedraal stamt uit de tweede helft van de zeventiende eeuw. Het complex telde onder meer een geestelijke opleiding, een bibliotheek en een kvasbrouwerij. Na de Revolutie van 1917 braken er heel andere tijden aan. Het klooster werd een kolonie voor jeugdige delinquenten. Al het personeel werd geworven onder gevangenen die eerder in Archangelsk hun straf hadden uitgezeten. “Het is daarom niet verbazingwekkend dat het klooster intensief werd leeggeroofd”, meldt een korte geschiedschrijving. In 1923 verhuisde de kolonie naar Archangelsk.

De houten toren op zijn originele plek ...

... en dezelfde toren in Kolomenskoje

Twee en een half jaar later werd het klooster betrokken door een heuse boerencommune, genaamd De Vonk, die uitgroeide tot 22 families. De kelder van de kathedraal deed dienst als veestal. Een brand in de klokkentoren, die door de toch nog enigszins gelovige communeleden werd gezien als een straf van God, leidde tot een uittocht. De houten omheining van het klooster was toen al verwijderd. Hetzelfde lot wachtte de toren boven de poort, maar die werd netjes uit elkaar gehaald en weer opgebouwd in het museum Kolomenskoje bij Moskou, waar hij nog steeds te bewonderen is. Het is het enige houten overblijfsel van het klooster aan de Witte Zee.

Toen werd besloten om op de plek van het klooster een scheepswerf te bouwen. De eerste bouwvakkers arriveerden in juni 1936. De oude gebouwen gingen nu dienst doen als woonruimte en boden verder onderdak aan een postkantoor, het Komsomol-comité en de afdeling Personeelszaken. Het begin van de bouw wordt gezien als het begin van Severodvinsk. Twee jaar later werd de bouwnederzetting officieel een stad, die tot 1957 de naam Molotov zou dragen.

In 1938 kreeg de beruchte NKVD de leiding over de bouw. Het werd nu een werkkamp (het Jagrinlag), dat aan het eind van 1939 32.408 gevangenen telde. Na de dood van Stalin kwamen velen van hen weer vrij, al duurde het nog tot 1961 dat het kamp werd gesloten. De gebouwen waren toen al overgedragen aan militairen. Aangenomen werd dat in het voormalige klooster zelf geen gevangen waren ondergebracht, maar in 2009 werden in benedenruimtes van de Nikolaaskathedraal opschriften op de muren ontdekt, die erop wijzen dat hier ooit isoleercellen waren.


Na het einde van de Sovjetunie keerde gaandeweg het geestelijk leven terug op de plek van het oude klooster. In 1998 werd bij de muur van de kathedraal een gebedsdienst gehouden. Sinds 2003 zijn er ook diensten ín het gebouw. De scheepswerf (Севмаш/Sevmasj geheten) besloot in 2004 om alle nog bestaande gebouwen van het oude kloosters weer ter beschikking te stellen aan de kerk en zegde toe te zullen bijdragen aan de herstelwerkzaamheden. Mede daardoor zijn de koepels van de Nicolaaskathedraal nu weer van verre te zien. De kathedraal zelf doet dienst als fabriekskerk. Elke donderdag is er tijdens de lunchpauze een gebedsdienst. De  werknemers kunnen daarvoor op het uitgestrekte terrein van de werf gebruikmaken van een bus. Er zijn inmiddels ook ‘gewone’ diensten op zaterdagen, zondagen en religieuze feestdagen.

De Nicolaaskathedraal excuseert zich op de eigen site: zomaar een bezoekje brengen of er een dienst bijwonen, gaat niet lukken. Voor diensten op belangrijke hoogtijdagen kan men zich van tevoren opgeven via telefoonnummer +7-921-07-57-487. Informatie over de diensten is te vinden in de fabriekskrant Het Schip (elke dinsdag als bijlage bij de Noordelijke Arbeider) en op de site van de kerk.

Bron (Russisch).

De gaten van Moskou, waar eens veertig maal veertig kerken stonden

---------------

In Moskou voel ik me nooit echt thuis – en in een kerk evenmin. En in Moskouse kerken? Dat lijkt me dus zeer onwaarschijnlijk, maar zeker weten doe ik dat niet. Want in al die jaren dat ik in de Russische hoofdstad kom, bezocht ik – als mijn geheugen mij niet ernstig bedriegt ­– slechts één keer een kerk. Dat was de Basiliuskathedraal op het Rode Plein, die er aan de buitenkant een stuk indrukwekkender uitziet dan binnen.

Misschien was het tussen mij en de Moskouse kerken (en, wie weet, daarna ook nog tussen mij en de stad zelf) nog iets geworden, had ik er honderd jaar geleden door de straten gelopen. De kans dat ik dan een godshuis was binnengestapt, was in elk geval aanzienlijk groter geweest dan nu. Het aantal kerken dat sindsdien is vernietigd, is enorm.

Moskou stond ooit bekend als de stad van veertig maal veertig kerken. De blinkende koepels zorgden voor een prachtig uitzicht vanaf de Mussenheuvels – hoe vaak wordt dat niet in oude boeken beschreven. Er is nog maar weinig van over. De jonge historicus Pavel Gnilorybov maakte een wandeling langs plekken waar ooit een kerkgebouw stond. Ze gingen tegen de grond voor de bouw van de metro, om plaats te maken voor het verkeer of gewoon omdat de atheïstische overheid dergelijke nesten van obscurantisme niet langer in de hoofdstad wilde zien. De eerste kerk ging in 1922 tegen de vlakte, de laatste in 1972. Het precieze aantal is niet bekend, Gnilorybov houdt het in een artikel op 350 tot 450. Daar past wel een kanttekening bij. Volgens Orlando Figes telde Moskou ooit iets meer meer dan tweehonderd kerken, en dat was tot aan de brand van 1812.    


Loopt u door Moskou en ziet u ergens een onbestemde, open ruimte, dan zou het heel goed kunnen dat daar ooit een kerk stond. Gnilorybov beperkt zich tot acht van zulke plekken – het is meer dan genoeg om er tranen van in je ogen te krijgen. Hadden alleen al díe kerken er nog gestaan, dan had ik Moskou vast in mijn hart gesloten. En stel je eens voor, het huidige Moskou met ál zijn oude kerken nog op hun plek. Alleen het geluid al van de klokken … 

---------------

Eerder schreef ik over een andere korte film van Pavel Gnilorybov, over de dorpjes binnen de stadsgrenzen van Moskou. 

De mooiste Russische muziek van 2015. Met dank aan zuster Ioelianija.

Nou vooruit, dan kom ik ook maar met een lijstje van 2015: de mooiste muziek uit Rusland die ik het afgelopen jaar heb gehoord. Het is een kort lijstje, er staat precies één nummer op. Het heeft Vjoen nad vodoj. Luistert u daar eerst even naar, praten we daarna verder.
 

Hier zingt het Hoogtijdagenkoor van het Sint Elisabethsklooster uit Minsk onder leiding van zuster Ioelianija, een prachtvrouw, die haar hand niet omdraait voor een stevig rocknummer met gitaren, waarover zo meteen meer.

Vjoen nad vodoj is een oud volksliedje waarvan meerdere varianten bestaan. Hier wordt – niet verrassend – de religieuze variant ten gehore gebracht waarbij de gebeurtenissen tegen het einde een vreugdevolle wending nemen – vanuit het standpunt van de kerk bezien. Je hoeft de tekst niet te verstaan om te begrijpen dat die wending zich voltrekt in het voorlaatste couplet. Het koor stoomt daar op volle kracht vooruit en ook aan zuster Ioelianija is te zien (rond 2.55) dat de golven die dat teweegbrengt haar niet onberoerd laten. Dat is niet zo vreemd, want Vjoen nad vodoj gaat ook over haar.

Zuster Ioelianija (Irina Denisova) studeerde aan het conservatorium van Leningrad. In de jaren negentig, een tijd waarin velen vatbaar waren voor occulte zaken, raakt ze in de ban van de astrologie. Haar echtgenoot verlaat het gezin en kort daarna krijgt ze te horen dat hun vierjarig zoontje kanker heeft. Een priester geeft haar het dwingend advies de satanische astrologie vaarwel te zeggen en met de kleine Ignat te gaan bidden in het klooster. Ignat geneest. Die ‘wonderbaarlijke redding’ duwt haar richting de kerk en uiteindelijk treedt ze toe tot het klooster.

Vjoen nad vodoi gaat over een jongedame die nee zegt tegen de wereldse verlokkingen, om uiteindelijk (in dat voorlaatste couplet) ja te zeggen tegen de nonnenkap met habijt: “… это вот мое”, wat velen – ik niet – tegenwoordig zouden vertalen met: “dát is mijn ding”. In het laatste couplet volgt tenslotte de mededeling dat de jongedame non wordt. In mineur, naar het mijn heidense oren toeschijnt, maar dat wordt op de laatste noot, waarop het koor de hoogte ingaat, opeens weer anders.

7776-19051_9.jpg

Ik stuitte op een intrigerende documentaire over zuster Ioelianija, over haar werk als dirigente en over de weg die ze heeft afgelegd naar het geloof. Op wat latere leeftijd, maar dezelfde weg die de jongedame uit het oude volksliedje aflegt. De religieuze aspecten uit de documentaire raken me niet zo, maar haar werk met het koor is mooi om te zien. En helemaal prachtig zijn de beelden tussen 11.25 en 16.18, waar ze repeteert en optreedt met oud-delinquenten en daklozen die (neem ik aan) onderdak hebben gevonden in het klooster. Met zuster Ioeljanija achter de toetsen brengen ze de rockklassieker Novy povorot  van Masjina Vremeni ten gehore.


Вьюн над водой

Вьюн над водой, ой вьюн да над водой
Ой, вьюн да над водой расстилается
Ой, вьюн да над водой расстилается
Дева у окна, ой дева у окна
Ой, дева у окна дожидается
Ой, дева у окна дожидается

Едет на коне, ой едет на коне
Ой, едет на коне свет -- Егорушка
Ой, едет на коне свет - Егорушка
Это не мое, ой это не мое
Ой, это не мое , то сестрица твое
Ой, это не мое , то сестрица твое

Звали ее , ой звали ее
Ой, звали ее хороводы водить
Ой, звали ее хороводы водить
Это не мое, ой это не мое
Ой, это не мое, то подруженька твое
Ой, это не мое, то подруженька твое

Вынесли для ней, ой вынесли для ней
Ой, вынесли для ней сундук с бархатом
Ой, вынесли для ней сундук с бархатом
Это не мое, ой это не мое
Ой, это не мое, это брата мово
Ой, это не мое, это брата мово

Вынесли для ней, ой вынесли для ней
Ой, вынесли для ней клобук с мантией
Ой, вынесли для ней клобук с мантией
Это вот мое, ой это вот мое
Ой, это вот мое Богом суженое
Ой, это вот мое Богом суженое

Вьюн над водой, ой вьюн да над водой
Ой, вьюн да над водой расстилается
Ой, вьюн да над водой расстилается
Дева у окна, ой дева у скита
Ой, дева во скиту постригается
Ой, дева во скиту постригается

Baptisten in de USSR en de arbeiders van de kogellagerfabriek

Baptisten bij het gebouw van de Opperste Sovjet in Moskou, 16 of 17 mei 1966

Baptisten bij het gebouw van de Opperste Sovjet in Moskou, 16 of 17 mei 1966

Ik ben er maar één foto van tegengekomen, maar die is opmerkelijk genoeg: enkele honderden mensen, sommigen geknield, bij het gebouw van het Centraal Comité van de Communistische Partij in Moskou. Hij is genomen op 16 of 17 mei 1966. Het zijn baptisten die om een onderhoud vragen met partijleider Leonid Brezjnev.

De actie van de gelovigen was een uitvloeisel van het offensief tegen de kerken onder Brezjnevs voorganger Nikita Chroesjtsjov. Diens naam staat tegenwoordig vooral voor destalinisatie en dooi, maar tegenover de kerken was zijn houding keihard. Onder hem werden duizenden kerken en kloosters gesloten, werden missiewerk en diensten in de buitenlucht verboden en werd religieus onderwijs aan banden gelegd. De Russische baptisten behoorden tot de voornaamste slachtoffers.

Uit een protestverklaring van de Initatiefgroep gericht aan de Landelijke Baptistenraad (1961)

Uit een protestverklaring van de Initatiefgroep gericht aan de Landelijke Baptistenraad (1961)

In 1959 boog de Landelijke Baptistenraad voor het Kremlin. Lokale gemeenschappen kregen het advies om zich zo veel mogelijk aan de nieuwe regels te houden en bijvoorbeeld geen kinderen meer toe te laten tot kerkdiensten. Dat was zeer tegen de zin van een grote groep rechtlijnigen, die zich de facto afscheidden van de overkoepelende raad. Zij vormden de Initiatiefgroep die (tevergeefs) een congres bijeen trachtte te roepen, waar de handelwijze van de inschikkelijken veroordeeld zou worden.

In 1963 trok de Landelijke Baptistenraad zijn advies uit 1959 in, maar de verdeeldheid bleef. De Initiatiefgroep vormde een eigen Raad van Baptistenkerken, het schisma ging dwars door lokale geloofsgemeenschappen heen. Het waren de volgelingen van de nieuwe raad die aan het religieuze front in de USSR de hardste klappen kregen.

Het waren ook schismatici uit alle windstreken van de Sovjetunie die zich op 16 mei 1966 verzamelden bij het gebouw van de Opperste Sovjet. Zij wilden zich bij Brezjnev beklagen over recent ingevoerde strengere wetgeving met zwaardere straffen, die vermoedelijk specifiek gericht was tegen de ‘harde kern’ der baptisten. Geen andere kerkelijke gemeenschap werd ook in de jaren 1965-66 in de Sovjet-pers zo hard aangepakt als juist de afgescheiden baptisten. Dat hun lot langzamerhand ook in het Westen aandacht kreeg, zal daarbij een rol hebben gespeeld.   

Brezjnev kregen de gelovigen niet te spreken. Die was, zo kregen ze te horen, net vertrokken naar Vladivostok om aan de stad de Leninorde uit te reiken. In een verslag van de gebeurtenisen op 16 en 17 mei wordt gemeld dat de baptisten op straat te woord werden gestaan door KGB-voorzitter Semitsjastny. Er mocht een delegatie naar binnen voor een onderhoud met politburolid Pelsje, maar de baptisten zeiden te zullen wachten op kameraad Brezjnev, waarop de KGB-voorzitter antwoordde: “Ik hoef maar één kogellagerfabriek te bellen en de arbeiders slaan jullie tot moes.”   

Of dat citaat klopt, weet ik niet, ik heb er maar één bron voor. In elk geval waren arbeiders helemaal niet nodig, er waren ruim voldoende KGB-agenten voorradig om de baptisten op de tweede dag van hun protest – met harde hand - af te voeren. De straffen die volgden varieerden van boetes en enkele dagen arrest tot drie jaar kamp voor de organisatoren.

Hoeveel baptisten telde de Sovjetunie rond 1960? De cijfers lopen ver uiteen, van zo’n half miljoen tot drie miljoen. Het laatste cijfer komt van de kerkleiders en omvat vermoedelijk ook baptisten die niet officieel als zodanig geregistreerd stonden. En hoeveel leden telde de ‘fanatieke’ groep die zich afscheidde? Tienduizenden, volgens de leiders van de groep zelf. De Landelijke Baptistenraad (de rekkelijken) hield het voor 1964 op ruim 8.900. De baptisten worden in het huidige Rusland niet vervolgd, maar het schisma bestaat nog steeds.

Amerikaanse klokkenluiders, niet die uit dit stukje

Amerikaanse klokkenluiders, niet die uit dit stukje

baptisten Rusland Sovjetunie Amerikaanse klokkenluiders Leningrad

In 1986 was ik als reisleider met een groep Amerikaanse klokkenluiders in Leningrad. De  groep had een religieuze achtergrond, maar of het baptisten waren weet ik niet meer. Via onze lokale stadgids kon een optreden worden geregeld in de baptistenkerk in de wijk Ozerki. De Amerikanen, piekfijn gekleed en met witte handschoenen aan, kwamen klokken luidend door het gangpad naar voren. Het klonk prachtig, het was ontroerend. Een paar jaar eerder was zoiets nog onmogelijk geweest. Ik zat op het balkon en hoorde na elk nummer oude vrouwen met hoofddoekjes zachtjes mompelen: spasibo, spasibo, dank u, dank u.   

Ozerki Leningrad Sint-Petersburg baptisten kerk Amerikanen

De priester die de schrijver dood wenste. Pavel Basinski over Johannes van Kronstadt en Lev Tolstoj.

Johannes van Kronstadt

Op 20 december 1883 verschijnt in de Petersburgse krant Novoje Vremja een dankbetuiging ondertekend door zestien personen, gericht aan aartspriester Ioann Sergijev van de Andrejev kathedraal in Kronstadt. De zestien danken hem voor hun genezing van “allerlei ernstige ziekten waarvan medische hulp ons voorheen niet kon verlossen”. En dankzij de gebeden van vader Sergijev zijn enkele van de ondertekenaars ook nog verlost van “zedelijke gebreken, die hen onherroepelijk richting zonde en ondergang voerden.”

De openbare dankbetuiging betekent een keerpunt in het leven van Johannes van Kronstadt (Иоа́нн Кроншта́дтский / Ioann Kronsjtadski). Hij had erdoor in problemen kunnen komen – een lagere geestelijke die als wonderdoener op het schild werd gehesen, dat riekte naar ketterij vermengd met te veel ambitie. Maar vader Johannes geniet dan al de steun van de keizerlijke familie, die haar goedkeuring heeft gehecht aan zijn liefdadigheidswerk, en hij wordt door de geestelijke en wereldlijke autoriteiten met rust gelaten.

Het volk laat Johannes van Kronstadt niet met rust. Hij genoot al enige faam als lokaal weldoener en zijn dagelijkse diensten werden al druk bezocht, maar nu hij bijna officieel tot wonderdoener is uitgeroepen, kan hij niet meer rustig over straat.

 

Rond dezelfde tijd, aan de andere kant van het maatschappelijke spectrum, maakt Lev Tolstoj een geestelijke crisis door. De schrijvende graaf, die ondanks verwoede pogingen om nader tot het volk te komen nooit loskwam van zijn elitaire milieu, keert zich af van de Russische kerk. Die kerk is voor hem een gekunsteld instituut, vol fabeltjes en rare rituelen, dat de echte omgang van de gelovige met god alleen maar in de weg staat.

Over die twee tegenpolen, Ioann Kronsjtadski en Lev Tolstoj, schreef Pavel Basinski het boek Святой против Льва (Svjatoi protiv Lva). De titel laat zich lastig vertalen, omdat ‘Lev’ niet alleen de voornaam is van Tolstoj, maar ook leeuw betekent. Dus: De Heilige tegen de  Leeuw, of: tegen Lev.

Johannes van Kronstadt liet zich niet bepaald lovend uit over Tolstoj, waarmee hij zich de woede op de hals haalde van de liberale intelligentsia. Die beschouwde hem als spreekbuis van het kerkelijke obscurantisme. Johannes wijdde zelfs een boek aan Tolstoj (“Over de zielsvernietigende ketterij van graaf L.N. Tolstoj”), waarin hij de schrijver een “kwaadwillige, moedwillige leugenaar” noemt, “die ze een steen om de nek moesten hangen en daarmee neerlaten in de diepe zee”.   


Het boek van Basinski heeft als ondertitel “De geschiedenis van een vijandschap”. Dat wordt niet helemaal waargemaakt. Basinski schreef eerder de prachtige bestseller Лев Толстой: бегство из рая (Lev Tolstoj: vlucht uit de hemel), over de conflicten in de familie-Tolstoj en de uiteindelijke vlucht van de schrijver. Wie opnieuw een dergelijk drama verwacht, komt bedrogen uit. Tolstoj speelt het ‘spel’ niet mee. Hij gunt Johannes van Kronstadt nauwelijks aandacht, en wanneer hij toch wat woorden aan hem wijdt, doet hij dat kalm en beheerst. 

Basinski beschrijft de geestelijke ontwikkeling die Johannes van Kronstadt en Tolstoj doormaken. De weg die Tolstoj aflegt naar zijn ‘ketterij’ zit vol bochten en is boeiend, maar daar zijn al eerder boeken over geschreven. Vader Johannes ontwikkelt zich niet als denker, wanneer hij eenmaal de kerkelijke leer aanhangt, is voor hem verder alles duidelijk. Ook in dat opzicht is er geen sprake van een pakkende confrontatie.

De botsing van Tolstoj met de kerk, de rol van zijn volgelingenen die Konstantin Pobedonostsev (vertrouweling van de tsaar en hoofd-procureur van de Heilige Synode) komen uitgebreid aan bod. En wie nader wil kennismaken met de figuur Johannes van Kronstadt, heeft in het boek van Basinski ook een mooie bron, juist omdat Johannes zo scherp contrasteert met Tolstoj. Dat geeft de geestelijke, die in het Westen nauwelijks bekend is, toch extra reliëf. Afkomstig uit zeer verschillende milieus (Johannes stamt uit een simpel boerengezin), groeiden beiden uit tot vooraanstaande personen. Ze hadden volgelingen en aanbidders, werden verafgood en geminacht. Ze waren een baken voor verschillende lagen van de Russische samenleving, die tot op de dag van vandaag weinig met elkaar op hebben.