circus

Mijn avonturen als pisteknecht in het Russische staatscircus – 3

(Eerste publicatie: 12-11-2011)

Het trapezenummer! Al na één voorstelling was dat mijn favoriet, want nooit zag ik publiek zo schrikken en daarna zo opgelucht lachen. Bovenin de nok stond een van de artiesten met een kapiteinspet op. Beneden op de grond goot een van de clowns een gietertje leeg in een emmer, en hij riep naar boven: Kapitajn! Dojken! En daar dook de kapitajn omlaag …

Er klonken - het was vóór het bungyjump-tijdperk – kreten van ontzetting! Wat het publiek niet wist – ik na één voorstelling wel – was dat de kapitajn om zijn middel een stevig elastiek had zitten. Dat trok hem vlak boven de emmer weer omhoog richting nok…

Van het programma bestaan polygoonbeelden, van een voorstelling in Amsterdam. De trapeze-kapitein (daar zonder pet) is er op te zien, clown Popov, het spannende paardenummer en ook de act met drie beresterke mannen, die een menselijke toren torsen. Gaandeweg kregen we rond de voorstellingen wat contact met de artiesten. Dat je bij Russen niet met drop moet aankomen, wist ik toen nog niet, maar mijn stroopwafels gingen er bij de zware jongens van de toren in als koek.

Met handtekening. Van popov, neem ik maar aan.

Met handtekening. Van popov, neem ik maar aan.

Met twee artiesten maakten we een autoritje. Langs Soestdijk (“Daar woont onze koningin”) en langs mijn studentenflat aan de Ina Boudier Bakkerlaan. “Ze nodigen ons uit naar binnen”, hoorde ik de een tegen de ander zeggen. De ander knikte van: kunnen we wel doen, hoewel het ongetwijfeld tegen de voorschriften was. Ik weet niet meer wat we ze aangeboden hebben, misschien had ik nog stroopwafels over.

De volgende zomer was ik met een groepsreis in Moskou en jawel, het circus stond op het programma. Ik stapte onze bus uit en liep tegen een van de zware jongens op. De begroeting was allerhartelijkst. Tijdens de artiestenparade, de opening van het programma, liepen ze mee en ze zochten me op de tribune. Ze vonden me en knikten nadrukkelijk. Even later kwamen ze achterom de tribune op en ik kreeg een circusposter.

Eén ding krijg ik nooit meer uit mijn hoofd. Zie ik iemand met een kapiteinspet op, dan roep ik in gedachten steevast: Kapitajn! Dojken! 

Hier deel 1 en deel 2.

Mijn avonturen als pisteknecht in het Russische staatscircus – 2

(Eerste publicatie: 7-11-2011)

Het paardenummer! Daar deed maar één paard aan mee, maar dat was meer dan genoeg. Dat beest kwam de piste in en begon meteen als een bezetene te galopperen, in de rondte, met z’n hoeven bonkend tegen de rand. Wij, de pisteknechten, moesten het scharnierende deel van die rand (ter hoogte van het gordijn) openzetten om het paard binnen te laten en het achter hem als de sodeju weer sluiten. Dat was precisiewerk, het haakje van het scharnierende deel moest in het oogje vallen van het vaste deel, terwijl dat galopperende beest al met zijn eerste ronde bezig was. Tegen de tijd dat het paard met z’n hoeven tegen de pisterand langs kwam denderen, moest dat scharnierende deel echt wel vast op z’n plek zitten.

Op de foto ziet u mijn gespannen koppie, links van de schouder van de man met de zweep. M’n rechtervoet staat stevig tegen het scharnierende deel geplant. Dat was om het op z’n plek te houden, zodat het paard niet uit de bocht zou vliegen en in de orkestbak zou belanden. 

Het ging een keer fout, maar dat was niet mijn schuld.

Tussen de twee voorstellingen van de zaterdag in maakte ik een praatje met Martin (ik geloof dat hij zo heette – het is vrij lang geleden). Martin was al sinds het begin van de tournee als pisteknecht mee. “Hoe kom je aan zo’n baantje?”, vroeg ik jaloers. “Hoe kom je er weer vanaf?”, mompelde Martin. De volgende dag was hij verdwenen. Een ervaren kracht minder, een onervaren uitzendkracht erbij, wat moest dat worden, met het paardenummer! Martin was de man geweest van het haakje en het oogje…

Het paard de piste in, dat ging nog goed. Het haakje in het oogje (het was gelukkig niet aan mij toevertrouwd) lukte ook nog op tijd, het nummer ging perfect. Maar toen moest het paard de piste weer uit! Daarbij bleef het haakje hangen achter het gordijn, dat zodoende voor de uitgang werd getrokken. Het paard, dat er niet uitkon, begon maar weer rondjes te lopen, gelukkig in een sukkeldrafje, want anders waren er onder de muzikanten (en pisteknechten) slachtoffers gevallen. Afijn, het gordijn werd losgehaakt en het beest kon naar buiten. Achter de schermen werd de Nederlandse hoofdknecht stijfgevloekt door de paardeman. De preciese bewoordingen ben ik helaas vergeten.

De beloning voor alle zenuwen kwam telkens tegen het einde van het programma: het trapezenummer!

Hier deel 1 en deel 3.

Mijn avonturen als pisteknecht in het Russische staatscircus – 1

(Eerste publicatie: 4-11-2011)

Ooit werkte ik in het Russische staatscircus. Hoog tijd om daar eens wat meer over te vertellen.

Het was de vroege zomer van 1979.  Ik liep over de Oude Gracht in Utrecht en zag in grote letters op de ruit van een uitzendbureau: HET CIRCUS IS IN DE STAD! En niet zo maar een circus, nee het Russische staatscircus! Nu ben ik geen groot circusvriend, maar ik studeerde in die tijd Russisch en dacht: daar moet ik wezen! Er werden jongens gevraagd die tijdens de voorstelling konden assisteren. Kennis van het Russisch was geen vereiste, maar kon natuurlijk geen kwaad.

En daar stond ik een dag later aan de rand van de piste, samen met studiegenoot Geert-Jan Mellink, in een groene overal met op de achterkant CCCP Tsyrk, stijf van de zenuwen. We kregen onze instructies met enige urgentie ingefluisterd door een Nederlandse ‘hoofdknecht’, die de voorstelling – in tegenstelling tot ons -  al helemaal kende. ‘Knotsen aanpakken en achter het gordijn brengen, nu!’ ‘Piano uit de piste! Nee, wachten! Ja, nu!’ En daar liepen Geert-Jan en ik naar achteren met de piano in onze handen, een meter langs de beren die – niet al te enthousiast - klaarstonden voor het volgende nummer. Gelukkig was de piano van triplex en helemaal leeg, dat scheelde nogal in gewicht.

Na twee dagen kende ik de voorstelling redelijk goed. Je zag soms wat misgaan en er vielen ook andere dingen op. De opening werd verzorgd door een man en vrouw die zich rondslingerend aan een touw omhoog werkten. Kort voor hun opkomst kwam hij ergens van links aangelopen, zij van rechts. Ze negeerden elkaar volledig, totdat ze op moesten. Na het nummer kwamen ze met strakke gezichten weer naar achteren. De man verdween naar links, de vrouw naar rechts – ik heb ze in die week in Utrecht geen woord met elkaar zien wisselen. Hoe anders was dat met de man van de honden! Die was net zo vrolijk en enthousiast als de keffende beestjes die hij door de piste dirigeerde. Na de eerste voorstelling schudde hij ons lachend de hand: s natsjalom! Op het begin!

Voor veruit de meeste zenuwen zorgde het paardenummer, zeker toen we te maken kregen met een deserteur in ons midden.

Hier deel 2 en deel 3.

Clown Nikoelin en de heilige circuspiste

(Eerste publicatie: 10-11-2008)

Als je dan toch een keer begraven moet worden, dan maar met een mooi beeld op je graf.

Wordt de Moskouse Novodevitsje-begraafplaats je laatste rustplaats, dan is de kans dat je dat posthume genoegen mag smaken, zeer groot. Het stikt daar werkelijk van de mooie beelden. Kijk bijvoorbeeld eens naar dat van Joeri Nikoelin, bij leven clown en filmacteur.

Ik stond enkele jaren geleden bij zijn graf, toen viel het me niet op, maar nu ik de foto zie, zeg ik: natuurlijk! De stenen boog waarop hij zit, is de rand van een circuspiste.

Ooit werkte ik in het Russische staatscircus. (Ik zal er niet te vaak op terugkomen, het was maar een vakantiebaantje). Tussen twee voorstellingen door zat ik op de rand van de piste met mijn rug naar een paar oefenende artiesten. Eén van hen tikte me op de schouder en zei: de piste is heilig, daar mag je niet met je rug naartoe zitten. En hij legde zijn vermaning uit: als er uit de ring plots een knots op je afvliegt, kan je die maar beter zien aankomen.