persoonlijk

De BAM - een reis over een megalomane spoorlijn. Verslag in foto's - 3

Moestuinen en Stalinbarakken. Deel 3 van het foto-verslag van mijn treinreis langs de BAM, de Bajkal-Amoer Magistral, de spoorlijn die gebouwd werd in de jaren 1974-1984 en die enkele honderden kilometers ten noorden van de Transsiberische Spoorijn ligt. Hier deel 2

Tynda, de 'hoofdstad' van de BAM. Je zou het niet zeggen als je deze foto ziet, maar Tynda kampt met een dalend inwonertal. Het waren er 70.000 in 1989, toen de bouw van de spoorlijn in volle gang was, nu zijn het er ongeveer de helft. De meisjes - die met de meeste ballonnen was jarig - lopen over de Krasnaja Presnja. Die straat heb je ook in Moskou en dat is geen toeval. De hele USSR bouwde mee aan de spoorlijn en Moskou kreeg Tynda toegewezen als bouwproject.
      

Het dorpje Doesjkatsjan aan het immense Bajkalmeer. We vroegen de vrouwen wanneer ze voor het eerst hoorden van de spoorlijn die er ging komen. Er waren al geruchten voordat het officieel bekend werd, vertelden ze. En verder heb ik niet goed geluisterd, want over het dorpsweggetje liepen twee meisjes met een hondje heen en weer. 

----------------

Tussen Oest-Koet (het beginpunt van de BAM) en Severobajkalsk. Maar het had overal kunnen zijn, want het maakt niet zo veel uit waar je rijdt in Rusland met een trein. De afstanden zijn altijd lang, het uitzicht blijft bijna overal gelijk en ook het ritme van de rails is steeds hetzelfde. En 's nachts, wanneer je ergens stilstaat, hoor je een vrouwenstem (altijd een vrouwenstem) aankondigen dat de trein op spoor 2 gaat vertrekken. Is dat jouw trein? Het maakt niet uit. Je slaapt verder en je komt altijd aan.  

Station Fevralsk, met op de trein dat mooie, rode logo. Het bestaat uit drie letters: РЖД, wat staat voor Russische Spoorwegen (Российские железные дороги).
 

Kitsjera, aan de noordkant van het Bajkalmeer. De bouw van het dorp werd toegewezen aan de toenmalige Sovjet-republiek Estland en we zijn hier in de Tallinstraat. De bewoners  waren trots op hun mooie bloementuintjes en goed verzorgde trapportalen, vol muurschilderingen met als thema: poezen. Ook de moestuinen moesten we beslist zien.

----------------

Met de bouw van Komsomolsk aan de Amoer werd begonnen in 1932. Aan de Amoer staat een standbeeld voor de vrijwilligers - leden van de Komsomol - die daarbij hun beste beentje voorzetten. Niemand maakt er in de stad tegenwoordig nog een geheim van dat toch vooral gevangenen als arbeidskrachten werden gebruikt, bij de bouw en in de fabrieken die er kwamen. Hier, aan de rafelranden van de stad, restanten van barakken. In dit geval werkten de gevangenen in de nabijgelegen staalfabriek, rechts op de rechterfoto.  
 

En van de afdeling water heb ik dit keer de Tatarensont, die ligt ingeklemd tussen de Zee van Ochotsk, de Zee van Japan, Ruslands oostkust en Sachalin, en het voor mijn lezers inmiddels vertrouwde Bajkalmeer. In de Tatarensont, bij het dorpje Datta, wordt gevist op keta. In het Bajkalmeer, bij Severobajkalsk, kort na zonsopgang, op omoel. De stemmen van de vissers in de bootjes reikten ver, maar niet zo ver dat ik ze kon verstaan. Ik had daar anders, denk ik, nog een apart stukje aan kunnen wijden.

De BAM - een reis over een megalomane spoorlijn. Verslag in foto's - 2

Deel 2 van het foto-verslag van mijn treinreis langs de BAM, de Bajkal-Amoer Magistral. Hier deel 1

De zomers in zuidelijk Siberië en Ruslands Verre Oosten zijn kort en heet en moeten haastig worden benut. Deze schaduwbokser staat in Chabarovsk aan de oever van de Amoer te midden van drie makkers en uitbundig flanerende stadgenoten.  
 

Fan van een echte bokser, op het station van Novaja Tsjara.
 

Hij was geboren in 1985, stond op het kruis dat tegen de deur van het trapportaal klaarstond. Nadat de kist op de vrachtwagen was geladen, liep de kleine stoet het dorpje uit, naar het kerkhof.
(In Nija, zie deel 1.) 

-------------------

"Waar zijn de Hollanders! Waar zijn de Hollanders!", klonken vrolijke vrouwenstemmen op het stationnetje van Fevralsk, waar onze trein twintig minuten zou stilstaan. Het was een begroeting die ik, onderweg van Tynda naar Novy Oergal, niet had verwacht.

Ze was ook niet voor mij bestemd, maar voor reisgenoot Edwin Trommelen. Die had twee jaar eerder, om materiaal te verzamelen voor zijn boek over de BAM, kort in Fevralsk verbleven en de lokale bevolking was hem nog niet vergeten. Dat hij zijn contacten had ingeseind over zijn nieuwe verblijf in Fevralsk - dit keer van twintig minuten - dat wist ik niet. Het vriendinnenclubje wilde best poseren. "Al je rijkdommen vooruit!" (Все достоинства вперед!), luidde het advies buiten beeld bij de bovenste foto. "Neem ons mee! We hebben het helemaal gehad hier!", riepen ze, en ze gierden het uit. Even later vertrok de trein uit Fevralsk, waar het inmiddels herfst is.     

-------------------

Onder andere vanwege de huisstijl ben ik een groot fan van de Russische Spoorwegen. Rood met grijs, dan denk je: zouden we dat nou wel doen? Nou, zeker wel! En geen conductrice die zich onder diensttijd zonder hoofddeksel buiten de trein waagt! Ik vermoed dat de dame hierboven (prachtig sjaaltje) op het station werkt, van Komsomolsk aan de Amoer in dit geval. Dat is het eindpunt van de BAM. De conductrice hieronder staat aan het beginpunt: Oest-Koet, 3097 kilometer terug. 

------------------

Komsomolsk aan de Amoer. Ik kwam hem de volgende dag tegen in de stromende regen in een parkje bij een fontein met een standbeeld waarvan het hoofd was afgebroken. Ik liet hem de foto zien. "Als je me je e-mailadres geeft, stuur ik hem op", zei ik. Hij wist z'n adres niet. "Dat heb ik een paar jaar geleden aangemaakt, maar ik gebruik dat helemaal niet." 
 

Bij Nizjneangarsk aan het Bajkalmeer. De man had net zijn bootje aangemeerd met een paar kisten verse omoel, of Bajkalhouting, zo u wilt. De jongen verveelde zich, ondanks die spinner, een ongeluk

Hier deel 3.

De BAM - een reis over een megalomane spoorlijn. Verslag in foto's - 1

In juli/augustus maakte ik een reis over de BAM, de Bajkal-Amoer Magistral, de megalomane spoorlijn die tussen 1974-1984 werd aangelegd, enkele honderden kilometers ten noorden van de Transsiberische Spoorlijn. Hier deel 1 van een uitgebreid fotoverslag.  

Elke wagon van een langeafstandstrein in Rusland heeft er twee. Probeer je eens voor te stellen hoeveel conductrices dat zijn in totaal. (Ja, er zijn ook conducteurs.) Ze controleren je kaartje en paspoort, dan pas mag je aan boord. Daar geven ze je schoon beddengoed en zorgen ze voor permanent heet water. Dit was op het station van Novy Oergal. Zij zorgde voor de passagiers in de wagon naast de onze. Ik heb haar verder niet meer gezien.
    

Dit is natuurlijk met afstand mijn favoriete station aan de BAM, die ruim 3.000 kilometer telt. Dit is het beginpunt van de spoorlijn, maar los daarvan: het is het station van Oest-Koet (daar had u nog nooit van gehoord), en hoe noemen we dat? Lena. Je komt aan bij Oest-Koet, je moet eruit bij Oest-Koet, je denkt: mooi, alles volgens de dienstregeling, je zegt vriendelijk gedag tegen de conductrice (ja, er zijn ook conducteurs), je staat op het perron met al je bagage, in Oest-Koet denk je, en dan zie je staan op het stationsgebouw: LENA ...

Het station is genoemd naar de rivier Lena, die door Oest-Koet stroomt. Kijk, hier hebt u hem. Of haar: 

IMG_2051.jpg

Ik zag dit schip voorbijkomen (de V. Sjelkovnikov) en dacht: dat wil ik ook. Volgend jaar ga ik een reis maken, van zuid naar noord of van noord naar zuid, over de Lena. Of over de Jenisej. Of de Angara. De Amoer kan ook. De Ob hebben we ook nog.
 

Dit is een bushalte, maar niet zo maar een bushalte. Ik sta hier - in Nizjneangarsk - namelijk met mijn rug naar een vijfde van de wereldvoorraad aan zoetwater.  Dat heet allemaal bij elkaar het Bajkalmeer. Er staat daar, rechtsachter me, ook een soort stellage van rode letters: BAJKAL, met een hartje. Dat kan je dan fotograferen. Of je gaat ervoor staan of ernaast en je láát je fotograferen. Beide heb ik niet gedaan.  
 

In Zvjozdny, dat we bereikten over een onverharde weg in een busje met slechte vering, bezochten wij een alleraardigst BAM-museum. In Zvjozdny kwam in 1975 de eerste BAM-trein aan. Dat ging gepaard met nogal wat fanfare, die allang is verstomd. Net als veel andere BAM-nederzettingen, die vaak net zo jong zijn als de spoorlijn zelf, kampt Zvjozdny met een dalend inwoneraantal - en dat is te zien. Er is leegstand en er staan onafgebouwde flats. Het contrast met het goed onderhouden station is groot, maar dat valt onder de Spoorwegen, die duidelijk een economische staat binnen de staat vormen. Op de vraag of ze het niet pijnlijk vond, dat de overheid dorpen als Zvjozdny lijkt te zijn vergeten, na al die fanfare uit vroeger jaren, antwoordde onze gids met een hartgrondig 'ja, natuurlijk'. Ze gaat na de zomer pedagogie studeren in Irkoetsk, als ik het me goed herinner. Zal ze daarna nog terugkeren naar Zvjozdny?  
 

De demografische problemen van de uitgestrekte BAM-regio werden nog duidelijker zichtbaar, toen we verder waren gereden naar Nija. En ook daar weer dat rare contrast met het goed onderhouden station, waar overigens geen mens te zien was, want veel passagiersvervoer is er niet. Prettig om te zien was dan weer dat de school er goed onderhouden, bijna vrolijk, bij stond. Net als in Zvjozdny, trouwens.   

Als om de demografische problemen te illustreren, liep er net een begrafenisstoet door het dorp. Beelden daarvan volgen in een latere aflevering.
 

In Severobajkalsk stond ik heel erg vroeg op om de zonsopgang boven het Bajkalmeer te zien - en belandde midden in een tafereel dat niet zou misstaan in Arts en Auto. Door een van mijn reisgenoten liet ik mij vertellen dat we hier een Toyota Landcruiser op de foto hebben. Er stond, een stukje naar rechts, ook nog een Chinese Great Wall, wat ook een automerk is.
   

Ik kwam aanlopen en had hier nog maar net mijn eerste foto gemaakt, toen een mevrouw me vroeg: 'En wie bent ú?' (А вы кто?) Ik kan in Rusland soms razendsnel geïrriteerd raken, en dit was zo'n moment. 'А вы кто?', vroeg ik op mijn beurt. Dat was het einde van de conversatie en ik fotografeerde verder.  

We bevinden ons hier in Komsomolsk aan de Amoer, helemaal aan het eind van de BAM-spoorlijn, en deze scholieren vormen een erewacht bij het monument voor de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Ik kan zulke vlechten en strikken (en dat matrozendingetje!) niet weerstaan, en in de wetenschap dat ze geen kant op kon, ging ik voor haar staan en zoemde in. Thuis zag ik pas dat ze op alle foto's die ik van haar had gemaakt, stoïcijns langs de camera kijkt. Groot gelijk.

Misschien dat deze scholiere stoïcijns langs dat oorlogsmonument keek, maar dat zal wel niet, want het was nogal groot. En waarom zou ze ook. Zij heeft geen vlechten, ook geen matrozendingetje, maar wel weer van die strikken. Die zag ik vorig jaar ook bij scholieren in Odessa op een vergelijkbare plaats. Werden die in de Sovjetunie ook al gedragen door zulke erewachten? 

De vrouw die me zo irriteerde met haar nurks klinkende vraag, hoorde overigens bij die scholieren. Ze keek steeds of alles wel goed zat; vlechten, strik en matrozendingetje. Misschien is ze lerares op hun school en was die vraag aan mij niet meer dan vriendelijke belangstelling. En zou ik langzamerhand weleens gewend mogen zijn aan dat compacte Russisch, dat vaak zo onvriendelijk klinkt, maar helemaal niet zo bedoeld hoeft te zijn.
 

Een buitenbeentje, deze foto, want ik maakte hem in Krasnojarsk, dat niet aan de BAM ligt. In de winkel kan je terecht voor ondergoed, panty's en sokken. En Jim Morrison kent geen grenzen.
 

Op het station van Ilanskaja. Ik beloof dat ik mijn serie fotoverslagen zal afronden met aanhangers van Navalny.

Hier deel 2.

Hoe ik in Sint-Petersburg stuitte op een stukje (dramatische) Ajax-geschiedenis, maar daar pas thuis achterkwam - 2

---------------------

Dukla Praag-Ajax, met links (moet ik dat erbij zetten?) Johan Cruijff)


De twee dames van het antiquariaatje wisten het zeker: dat voetballertje komt uit de Sovjetunie. De vondst van het glazen mannetje in een rood-geel voetbalshirt was een blijde bijvangst bij een rondleiding door de prachtige Kunstacademie van Sint-Petersburg (zie deel 1). Rechts van de ingang bevindt zich daar een klein winkeltje met oude boeken, vooral – uiteraard – kunstboeken. Nu verkopen veel Russische antiquariaten ook poppetjes en beestjes (bijna altijd van porselein), maar een voetballertje in een Kunstacademie, dat verwacht je niet.

Doorgaans zie ik op ongeveer een kilometer afstand of iets van Sovjet-makelij is. Nu stond ik met mijn neus boven op dit voetballertje en helemaal niets wees in de richting van de USSR – behalve, hooguit, de locatie: we bevonden ons tenslotte in de voormalige USSR. Dat shirt ook, wie speelde er nou in geel-rood? De enige ploeg die ik zo gauw kon bedenken was Arsenal Toela.

Thuis in Nederland ging ik op onderzoek uit en ontdekte binnen een paar minuten dat de verkoopsters van het antiquariaat misschien best verstand hadden van kunst, maar niet van voetbal. Dukla Praag, dames!

Nou had ik dat eerlijk gezegd ook zelf wel mogen weten, al geldt voor mij dan weer als excuus dat mijn eerste en enige – en overigens zeer onaangename – ontmoeting met deze club zich had afgespeeld in zwart-wit. Dat was in maart 1967. Ajax had in de tweede ronde van de Europa Cup Liverpool van de mat geveegd, waarna in de kwartfinales het aanzienlijk minder hoog aangeslagen Dukla Praag wachtte. Dat kon geen probleem zijn – maar dat werd het dus wel. Ik ga daar op deze plek verder niet al te diep op in (alleen nog met een filmpje onderaan), dit is een blog over Rusland en niet over traumatische jeugdervaringen voor een tv in een huiskamer in Vlaardingen.

Er stonden wat vervaagde, slecht leesbare lettertjes op het rode shirtje, die ik eerst aanzag voor reclame. Dekla? Dupla? Iets Belgisch misschien? Een oud shirtje van KV Mechelen? Ik wilde al googelen op ‘Dekla rood geel voetbalshirt’, maar toen viel het kwartje. Tuurlijk, die prachtige shirtjes! Daar had ik onlangs nog foto’s van gezien. Foto’s die mijn herinneringen in zwart-wit opeens hadden voorzien van een kleurtje. (Dat het shirtje op de foto’s meer naar paars neigt dan naar het rood van mijn poppetje, nou ja.)

Tonny Pronk


Vrijwel zeker is het poppetje afkomstig uit Železný Brod, een belangrijk glascentrum in Tsjechië. Ontwerper en maker Jaroslav Brychta speelde daar in de vorige eeuw een grote rol. Of mijn voetballertje een ontwerp van hem is, weet ik niet. De voetballertjes van onderstaande compositie, getiteld Tsjechoslowakije – Zweden, zijn dat in elk geval wel. Ze ogen verfijnder dan mijn ene exemplaartje. Ze ademen de sfeer van de jaren vijftig, misschien zestig. Wat de aanleiding is geweest om juist een wedstrijd tussen Tsjechoslowakije en Zweden uit te beelden, weet ik ook al niet. In die jaren (en ook in de jaren twintig en dertig) speelden beide landen uitsluitend vriendschappelijke duels tegen elkaar, zeker geen finale op een groot toernooi of zoiets.  


Brychta overleed in 1971, relatief kort dus na die wedstrijd van Dukla Praag tegen Ajax. Ik durf op grond daarvan geen datering (‘niet na 1971’) aan van dat voetballertje hier in mijn kast. Maar stel dat Brychta het wel heeft gemaakt, dan heeft hij zich vast laten inspireren door die overwinning op Ajax! Die mij dan uiteindelijk niet alleen een voetbaltrauma, maar ook, heel wat jaren later, een mooi glazen beeldje heeft opgeleverd.

---------------------

Voor de voetballiefhebbers hier nog mooie filmbeelden (beter van kwaliteit dan onze tv-opnames van toen) van de wedstrijd Dukla Praag – Ajax. De Amsterdamse supporters worden na afloop even mooi te kijk gezet. Ook kreeg ik nu eindelijk te zien – veel beter dan indertijd thuis op de tv – hoe vlak voor tijd dat eigen doelpunt van Frits Soetekouw erin vloog. En die speler met het brilletje op de foto boven, trapt de bal dan nog even heel gemeen een keertje extra het doel in.

 

En dat allemaal dankzij een bezoek aan de bibliotheek van de Kunstacademie aan de Neva in Sint-Petersburg.  

Hier deel 1

Hoe ik in Sint-Petersburg stuitte op een stukje (dramatische) Ajax-geschiedenis, maar daar pas thuis achterkwam - 1

-------------------

De bibliotheek van de Kunstacademie

We hadden een bezoek gebracht aan de mozaïek-werkplaats van de Kunstacademie in Sint-Petersburg (zie mijn eerdere stukje) en nu was de bibliotheek aan de beurt. Ik had graag nog een uurtje langer in die werkplaats willen rondsnuffelen, met z’n rommelige hoekjes, laatjes en vitrines, tussen de medewerkers die met hun hamertjes prachtige tikgeluidjes produceerden. Wat was op deze plek veel moois gemaakt! Alleen al die decoraties voor de Moskouse metro! Ik dacht: als je hier met een bezem één veeg onder een kast doet, haal je zo een paar steentjes tevoorschijn die ooit nog door de grote Vladimir Frolov zijn bewerkt, die toen van zijn werktafel zijn gerold en verder vergeten.    


Maar we moesten door, naar de bibliotheek van de Kunstacademie, buitenom, via de hoofdingang aan de Neva. Ik was hier al eens eerder binnengelopen (ik stond ooit op het dak) – wat een leuk gebouw! Smalle, hoge gangen, deuren van lesruimtes met spannende opschriften (“Monumentale Schilderkunst”), onverwachte doorgangen, een gietijzeren trap en een compleet kerkje. En, bij de ingang, een winkeltje met oude boeken. “Egbert, een voetballertje!”, riep een van mijn medecursisten, die op de hoogte was van mijn liefde voor Sovjetvoetballertjes. Veel Russische antiquariaten hebben naast boeken ook een paar planken met porseleinen allerlei, en zo ook hier. Achter glas stond inderdaad een voetballertje. Maar zo eentje had ik nog nooit gezien. Hij was van glas – mijn voorkeur gaat uit naar porselein - en had weinig Sovjets. Maar het was wel een voetballertje. “Komt ie uit de Sovjetunie?” vroeg ik aan de twee verkoopsters, op zoek naar een extra rechtvaardiging voor de aankoop waartoe ik allang had besloten. “Jazeker”, zeiden ze, “maar meer weten we er niet van.” “Als ik terugkom van onze rondleiding, neem ik ‘m mee”, antwoordde ik.

We gingen naar de bibliotheek. Daarvoor moesten we eerst langs de mevrouw van de garderobe. Die was meteen erg uit haar humeur, daar in haar bijna lege domein, want ze vond dat ze weleens ingelicht had mogen worden over de komst van een groep van tien man. Daarna gingen we dus die mooie gangen door, met de trap naar boven, om in de prachtige bibliotheek te belanden – een klein cultuurtempeltje, met statige tafels, folianten achter glas en ontelbaar veel kaartenbakjes die nooit vervangen mogen worden. Er werd ons van alles verteld over de geschiedenis van de bibliotheek, maar daar bleef weinig van hangen bij mij, want ik keek vooral naar dat meubilair.


En opeens was ik erg boos op mezelf. Dom, dom dom! Had daar nou een foto van gemaakt! Van die piratenvlag in de mozaïek-werkplaats! Die hing daar als een soort gordijn om een kantoortje af te scheiden. En nu, in de bibliotheek, herinnerde ik me plots een nieuwsberichtje ergens in de jaren negentig, op de lokale radio, dat “vandalen” op het dak van de Kunstacademie een piratenvlag hadden gehesen. Ik had kort daarvoor op dat dak gestaan, maar met die vlag had ik, eerlijk waar, niets te maken. De medewerkers van de mozaïek-werkplaats misschien wel! Ik kon het ze niet meer vragen, want ik stond nu in de bibliotheek naar die kaartenbakken te kijken.

Toen was de rondleiding voorbij, konden we zonder verdere incidenten onze jassen ophalen en ging ik bij het winkeltje met oude boeken en porselein (en glas) mijn voetballertje halen. Dit is ‘m.


Ik kreeg ‘m heel naar Nederland (geen geringe prestatie) en daar kon ik op onderzoek uit. Wat was dit nou voor beeldje? Wat ik ontdekte, voerde me terug naar 1967, naar een uitwedstrijd van het in opkomst zijnde Ajax. Er was iets groots in de maak met dat elftal, dat voelde je, maar toen, die middag in een Oost-Europees land, ging het op dramatische wijze nog even heel erg mis. 

Hier deel 2

Waarom ik voorlopig niet meer terug wil naar Voronezj - 2

----------------

Wil ik ooit nog terug naar Voronezj, de stad waar ik aan het einde van het tijdperk-Brezjnev een winter lang verbleef als student? Ik kwam er sindsdien nog wel een paar keer, voor het laatst in 2003, maar het zijn toch vooral de herinneringen aan die verre winter van 1981-1982 die voor mij aan de stad zijn verbonden. Vrolijk en onbezorgd waren die maanden. Met een verjaardag, bijvoorbeeld, gevierd tussen plakken sneeuw in een verder glibberig, kletsnat bos. De heenweg verliep soepel, de terugtocht in het duister, met een gezelschap verkerend in verschillende stadia van dronkenschap, een stuk minder. 

Ik kwam (zie ook mijn vorige stukje) een serie foto’s tegen van het moderne Voronezj. De veranderingen zijn ingrijpend en ongetwijfeld geweldig voor de mensen die ervan profiteren – maar mij is iets afgenomen. Wat dan precies? Nou, dit bijvoorbeeld:

Het lijkt een verre buitenwijk, maar hemelsbreed is het misschien een halve kilometer verwijderd van de hoofdstraat, de Prospekt Revoljoetsii. Vanaf die straat daalde je af door een vergeten stukje stad met houten huisjes en belandde je in een soort niemandsland aan het water van de rivier de Voronezj. Met achter je de ijsvlakte van de rivier (deels afgedamd en veranderd in een reservoir) en voor je een vergane kerk en twee walmende schoorstenen van een fabriek met een Sovjetster, was dit een van de plekken waar je – met het centrum binnen handbereik – kon wegzakken in een aangenaam gevoel van troosteloosheid. Mij raakte het allemaal niet echt, ik zou over een maand of wat weer terug zijn in Nederland.        

Dit is er van de plek aan het water geworden. Er zijn nog wat kleine huisjes te zien, maar om mijn herinneringen te stutten, heb ik echt mijn oude foto’s nodig. In dit nieuwe Voronezj ben ik niet thuis:

---------------

Dergelijke straatjes (deze was in de wijk achter het station), waren een uitzondering. Hoe het er daar nu uitziet, weet ik niet.

De keuken in de studentenflat

Het waren trouwens dit soort desolate plekken in de stad die bijdroegen aan een lang niet altijd te onderdrukken gevoel van superioriteit. Dat gevoel was vaak terecht (wanneer je belang hecht aan hygiëne, huisvesting en goed voorziene winkels), maar kreeg soms scherpe randjes. Een gevoel van morele superioriteit lag op de loer. Het schemert door in onderstaande regels, uit een brief van 22 maart 1982 aan mijn ouders, waarin ik schrijf over de solidariteit tussen de Engelse en Nederlandse studenten op de studentenflat.       

“Die solidariteit wordt erg versterkt doordat we voortdurend worden geconfronteerd met een muur van botheid en onbegrip. In het begin is het nog wel grappig hoor, als je een Rus vol overtuiging hoort verklaren dat er “bij ons in de Sovjetunie geen racisme is” en dat hij zeker weet dat in Engeland de negers gewoon op straat worden vermoord, maar op den duur gaat het enorm irriteren, je wordt er moedeloos van en ten slotte geef je het maar op. Laat maar, hou ze maar dom, het is verspilde moeite, ze geloven je toch niet. Voeg daarbij de lachwekkende sanitaire toestanden, het lompe eten, de eeuwige toestanden in de winkels, postkantoren, bioscopen, restaurants, stations, en weet ik veel waar, maar vooral, nogmaals, het waanzinnig irritante feit dat die mensen hier geen klap van het Westen weten en erover praten alsof ze er net uit zijn weggevlucht.”  

Met “eeuwige toestanden” doelde ik op de alom aanwezige rijen en het lompe gedrag van personeel achter bijna elk loket. De rijen - in de winkels in elk geval – zijn verdwenen, en ookde bediening is her en der verbeterd, maar is dat genoeg om weer eens terug te willen naar Voronezj? Nee, want wat blijft zijn de veranderingen die de grond onder mijn herinneringen aan die zeven maanden in de stad hebben weggegraven.

Mocht ik dan toch nog eens naar Voronezj gaan, dan neem ik mijn oude foto’s mee.

Waarom ik voorlopig niet meer terug wil naar Voronezj - 1

----------------

De kans dat ik binnenkort nog eens door de straten van Voronezj loop, is niet zo groot. Reisplannen genoeg, maar die wijzen een heel andere kant uit: Siberië, misschien zelfs Sachalin. Voor nostalgische stukjes over de stad waar ik de winter van 1981-1982 doorbracht, heb ik voorlopig niet meer dan mijn herinneringen, wat oude foto’s en een stapeltje brieven, die ik schreef aan mijn ouders. En dat moeten we misschien maar zo laten.

Ik kwam een mooie serie luchtfoto’s van Voronezj tegen en dacht: wil ik daar ooit nog wel naar terug? Er zijn veel nieuwe gebouwen neergezet, mooie, minder mooie en afzichtelijke – dat is een kwestie van smaak, en daar gaat het niet om. Ze zijn neergezet op plekken waar mijn herinneringen rondzwerven. De hoge flats met hun kozijnen van kunststof, de glazen torens, de kerken, nieuw of gerestaureerd – het zijn schaamteloze indringers, stuk voor stuk.

Ik kwam in 1981 per trein aan in Voronezj, in het vroege najaar. Op een van de eerste dagen liet ik bovenstaande foto maken, door een fotograaf die bij het oorlogsmonument op klanten wachtte. Het was een desolate plek, met als plaveisel blokken beton die net niet helemaal recht lagen, met achter me het somberste monument dat ik ooit had gezien, en de herfst die in de lucht hing – het klopte allemaal. 

Toen ...

... en nu.

En moet je nu kijken. De betonblokken zijn weg of gladgestreken, ach, nou ja. Maar die crèmekleurige flat daarachter, met die modieuze kromming … Ik weet niet hoe de rechterkant van het gebouw eruitziet, daar zit vast ook zo’n kromming. Daar zullen de appartementen het duurst zijn, want die kijken uit over de rivier. Ik gun het de mensen die er wonen van harte, maar mijn Voronezj is het niet.
 

Onze studentenflat lag op een binnenplaats aan de Friedrich Engelsstraat – nummer 10A, voor als u eens wilt gaan kijken. Aan de overkant van de straat had je een parkje met een bioscoop, een paar waterautomaten en een scheve schommel. Ooit was er een schaatsbaantje geweest, een circus en een zomertheater, maar al die drukte was voor mijn tijd. Toen ik er rondliep was het parkje, zo voelde dat, voorgoed in slaap gevallen. En moet je nu kijken. Het wordt nu echt nooit meer wakker, het is verdwenen onder een kerk.   

Achter de lage flats rechts liggen de studentflats.

Patrick_Star.png

Tussen deze bespiegelingen door stuitte ik toch nog op wat aardigs. Aan de 25-oktoberstraat had je vroeger op nummer 48 Voentorg, een winkel met een legerassortiment. Die winkel is verdwenen, wat er nu zit weet ik niet. Het gebouw heeft een typisch Sovjet-torentje met ster. En die ster hebben onverlaten recent overgeschilderd en er Patrick Ster van gemaakt, een figuur uit de tekenfilm SpongeBob. Dat is natuurlijk niet netjes, en ik moedig dit soort dingen ook zeker niet aan, maar ik zie het als mild protest tegen al die nieuwbouw rondom – en dan kan ik er toch om glimlachen. 


Is er dan helemaal niks meer hetzelfde gebleven in Voronezj? Jazeker wel, en daarover meer in mijn volgende stukje.

Hier deel 2.