sovjetunie

Het Djatlov-mysterie – na 55 jaar nog onopgelost. Hoe kwamen negen jonge expeditieleden in de Oeral aan hun einde? Was het een lawine, waren het de Mansi, of toch de CIA? – Deel 4 (slot).

Links Ljoeda Doebinina

Aleksjej Rakitin schreef een uitputtende studie over de nooit opgehelderde dood op 1 februari 1959 van negen jonge expeditieleden in de Oeral.  Zijn versie van het drama, uiteengezet in het boek Pereval Djatlova (De Djatlov Bergpas): het betrof een mislukte ‘dubbelspel-operatie’ van de KGB, waarbij de negen leden van de Djatlov-groep om het leven werden gebracht door gedropte Amerikaanse agenten.

Heeft Rakitin het bij het rechte eind? De puzzelstukjes, uitgestrooid over de 670 pagina’s, passen in elk geval, verzinsels of niet, mooi in elkaar. De Djatlov Bergpas is fascinerend, al doet de af en toe drammerige stijl afbreuk aan het boek. Een eerder op internet verschenen, beknopte versie riep veel reacties op. In het veel uitgebreidere boek dient Rakitin zijn tegenstanders helder, maar niet overal even subtiel, van repliek. Hieronder nog enkele punten uit de omvangrijke ontrafeling van het mysterie volgens de versie van Rakitin (zie ook aflevering 1, 2 en 3).

De Verenigde Staten waren in de jaren vijftig zeer geïnteresseerd in verschillende plutoniumfabrieken in de Oeral. Op jacht naar grond- en watermonsters, waaruit stralingsgegevens konden worden gedistilleerd, werden agenten gedropt. Het Sovjet-luchtruim – hier schopt Rakitin hard tegen de schenen van Sovjet-adepten – was in die jaren zo lek als een mandje. In de jaren vijftig (Rakitin baseert zich op Amerikaanse bronnen) vonden duizenden spionagevluchten plaats.   

Droppings van een of meerdere agenten waren in de jaren vijftig evenmin een uitzondering. Openbare bronnen maken melding van “tientallen ontmaskerde spionnen”, van wie een aantal via de lucht de USSR was binnengekomen. Hoeveel spionnen veilig zijn ontkomen, dat kan Rakitin natuurlijk niet met zekerheid zeggen. Hij houdt het op honderden. Maar – die vraag dringt zich meteen op – hoe konden die dan ontkomen?   

Daar heeft Rakitin een antwoord op. De Amerikanen gebruikten een systeem, ontworpen door ene Robert Fulton. Kort samengevat: de agent neemt plaats in een gedropte capsule, laat een heliumballon met snoer op, vastgemaakt aan de capsule, een evacuatievliegtuig-met-haak tilt de capsule van de grond en haalt haar binnen. Dergelijke evacuatievliegtuigen, met een bereik van 7.000 kilometer, waren gestationeerd in onder meer Turkije en Noorwegen. Rakitin baseert zich hierbij op de Amerikaanse historicus Curtis Peebles, wiens status ik niet ken. Volgens Peebles vonden de laatste evacuaties uit Sovjet-grondgebied plaats in de zomer van 1963.

De groep expeditieleden, onder wie in elk geval één en vermoedelijk drie KGB-medewerkers, had kleding bij zich die licht besmet was met straling (zie aflevering 3). Deze moest overhandigd worden aan de gedropte, onder emigranten gerekruteerde agenten. De Amerikaanse geheime dienst moest het idee krijgen dat zij in de Oeral een betrouwbaar contact had, dat vervolgens door de Russische zijde als doorgeefluik voor desinformatie kon dienen.

De ontmoeting liep uit op een drama, waarschijnlijk, volgens Rakitins uitleg, doordat de buitenlandse  agenten het bedrog in de gaten kregen. De complete groep (waarvan de meerderheid geen idee had in wat voor ‘spel’ ze waren beland) werd vermoord. Aan de hand van de forensische gegevens, beschikbare foto’s, het onderzoeksrapport van het Openbaar Ministerie en verklaringen die buiten dat rapport zijn gebleven, beschrijft hij de laatste paar uur uit het leven van de negen jonge expeditieleden.

Reddingsploeg op zoek naar sporen van de Djatlov-groep

Om geen overduidelijke sporen na te laten, gebruikten de aanvallers geen wapens. De Djatlov-groep, onder dwang gedeeltelijk ontkleed, werd de sneeuw ingejaagd, in de ogen van de agenten een zekere dood tegemoet. Daarbij vielen rake klappen, waarbij enkele expeditieleden aan de controle van de aanvallers wisten te ontkomen. Enige tijd later maakte het schijnsel van een klein vuur een eind verderop duidelijk dat de ontkomen expeditieleden zich niet zo maar aan de dodelijke kou wilden overgeven. De aanvallers gingen op het vuur af, waar zij slechts drie van hun slachtoffers aantroffen. Onder hen Ljoeda Doebina. Om haar aan het praten te krijgen (waar zaten de anderen die waren ontkomen?), werden haar ogen uitgedrukt en haar tong uitgerukt. Zonder vuur en onvoldoende gekleed waren de leden van de Djatlov-groep, voor zover op dat moment nog in leven, kansloos.


De begrafenis van vier expeditieleden van de Djatlov-groep. Sverdlovsk, 9 maart 1959.

En tenslotte: wie is Aleksej Rakitin, de schrijver van de omvangrijkste studie over de Djatlov-groep? Hier begint een nieuw mysterie, waarbij ik niet al te lang – ik moet ook verder met m’n leven - stil wil staan. Ik heb uiteraard gezocht, maar niks over hem kunnen vinden. Als ik het goed begrijp, ontbrak hij zelfs bij de presentatie van het boek. Op internetforums wordt – tevergeefs - gevraagd om informatie over hem en natuurlijk wordt er ook meteen – naar goed Russische gebruik - druk gespeculeerd. Zoveel kennis over zulke uiteenlopende onderwerpen, en dat allemaal in zo’n dik boek … Dat kan nooit door één persoon geschreven zijn!  

(Aflevering 1, 2 en 3)

Het Djatlov-mysterie – na 55 jaar nog onopgelost. Hoe kwamen negen jonge expeditieleden in de Oeral aan hun einde? Was het een lawine, waren het de Mansi, of toch de CIA? – Deel 3.

Wie zich een beetje wil verdiepen in het Djatlov-mysterie (en Russisch leest), kan beter maar meteen flink doorpakken en het vorig jaar verschenen boek Pereval Djatlov (De Djatlov Bergpas) van Aleksej Rakitin ter hand nemen. Uiterst gedetailleerd gaat hij in op de omstandigheden waaronder negen jonge expeditieleden op 1 februari 1959 in de Oeral de dood vonden. (Zie hierover deel 1 en deel 2.)

Een belangrijk onderdeel van Rakitins studie zijn de forensische rapporten die kort na de vondst van de negen lijken zijn opgesteld. Daarbij blijft de lezer weinig bespaard. Los van citaten uit de rapporten, bevat het boek talrijke, nogal lugubere foto’s van de lijken. Tekeningen van skeletten, mét de precieze locaties van de verwondingen, maken het beeld compleet.

Hoewel nergens iets over Rakitins achtergrond wordt vermeld (over dit punt later meer), wekken zijn beschrijvingen de stellige indruk dat hij, waar het forensisch onderzoek en lijkschouwingen betreft, weet van de hoed en de rand. Zijn conclusie is eenduidig: de verwondingen, variërend van gebroken ribben, een kapotte neus, een beschadigde schedel (“door een stomp voorwerp”) en een ontbrekende tong, kunnen uitsluitend door mensenhanden zijn toegebracht.

Wat die ene tong betreft (een van de meest besproken details in alle theorieën) maakt hij wel een voorbehoud: uit het rapport betreffende de stoffelijke resten van de ongelukkige Ljoeda Doebina valt niet op te maken wat daarmee is gebeurd. Muizen eten niet van bevroren lijken en treffen ze een nog niet bevroren lichaam, dan doen ze zich – net als ratten – veel eerder tegoed aan uitstekende delen, zoals de neus en de oren, aldus Rakitin. En bovendien: waarom ontbrak alleen bij Doebina de tong? Doebina miste overigens ook beide ogen. Wat daarmee is gebeurd, is volgens Rakitin wel duidelijk: die zijn uit de kassen gedrukt.

De meest genoemde verklaring voor de dood van de expeditieleden is een lawine. Rakitin komt met negen punten die deze versie volgens hem onderuithalen. Ik noem er een paar. De simpelste: niemand die in februari en maart 1959 – als redder of onderzoeker – op de plaats des onheils was, heeft sporen van een lawine gemeld. Naast de tent stonden skistokken gewoon nog overeind, onbeschadigd. Maar ook zijn het de verwondingen, aldus Rakitin. Die van Ljoeda, bijvoorbeeld. Haar gebroken ribben zijn het gevolg van “tenminste tweemalige uitoefening van een flinke kracht bij verschillende posities van het lichaam”. Een lawine, die twee keer over iemand heen raast?

 

Rakitin schrijft niet alleen als een expert over forensische zaken, ook in de geschiedenis van de KGB is hij thuis. Op dat terrein komt hij met gegevens die – naar mijn idee ook weer zeer overtuigend - duidelijk maken dat een van de drie van de omgekomen leden van de Djatlov-groep hechte banden had met de geheime dienst: Semjon Zolotarjov. Van hem weet Rakitin het zeker, bij twee anderen (Aleksandr Kolevatov en Georgi Krivonisjtsjenko) houdt hij nog een kleine slag om de arm.

Semjon Zolotarjov

Rakitin ziet in de levensloop van Zolotarjov een hoop eigenaardigheden. Hij wijdt er een compleet hoofdstuk aan. In één alinea samengevat: tijdens de Tweede Wereldoorlog wisselde Zolotarjov als ‘eenvoudige’ sergeant aan het tweede Wit-Russische front opvallend vaak van eenheid. Een dergelijke beweeglijkheid (in combinatie met tal van andere eigenaardigheden die Rakitin noemt) kan maar één ding betekenen: Zolotarjov voerde opdrachten uit voor de contraspionagedienst SMERSJ. Na de oorlog volgen meer eigenaardigheden. Hij belandt op het hoog in aanzien staande Instituut voor Lichamelijke Opvoeding in Minsk, een opleiding die voor hem – was hij een gewone student geweest – onbereikbaar zou zijn geweest. Hij studeert er ook nog eens af aan de ‘spetsialnyi fakoeltet’. Op dergelijke faculteiten kreeg men vaardigheden bijgebracht voor speciale, geheime operaties. Als ‘sportinstructeur’ reist Zolotarjov vervolgens in de jaren vijftig duizenden kilometers door het land – onbestaanbaar in die tijd voor een eenvoudige Sovjet-werknemer.

Officier van justitie Ivanov

Officier van justitie Ivanov

De lezer van Pereval Djatova weet op dit punt al van een andere eigenaardigheid. In mei 1959, kort nadat de laatste lijken zijn geborgen, worden de lichamen en de kleding van de Djatlovgroep onderzocht op straling. Hoogst ongebruikelijk, en iets wat officier van justitie Ivanov alleen maar kan hebben laten doen op bevel van hogerhand. Op de kleding (en níet in de grond- en watermonsters van de plekken waar de lijken zijn aangetroffen) worden sporen van radio-activiteit gevonden …

Kort daarna wordt het onderzoek, bijna inderhaast, afgesloten. De vage conclusie luidt (zie aflevering 2) dat de negen leden van de Djatlovgroep zijn omgekomen door een “oncontroleerbare kracht die zij niet de baas konden worden”.

 

Wordt vervolgd

(Hier aflevering 1, 2 en 4.)

Het Djatlov-mysterie – na 55 jaar nog onopgelost. Hoe kwamen negen jonge expeditieleden in de Oeral aan hun einde? Was het een lawine, waren het de Mansi, of toch de CIA? – Deel 2.

Op 1 februari 1959 vonden negen jonge expeditieleden de dood in de Oeral, onder omstandigheden die de gemoederen in Rusland 55 jaar laten nog altijd bezighouden (zie aflevering 1). Twee vorig jaar verschenen boeken proberen een nieuw licht te werpen op het lot van de groep, die onder leiding stond van Igor Djatlov: Перевал Дятлова (Pereval Djatlova / De Djatlov Bergpas) van Aleksej Rakitin en Dead Mountain van de Amerikaan Donnie Eichar.  

De trailer van Eichars boek mag er zijn:

Een prachtige trailer, die een beter boek verdient.

Eichar heeft nogal wat pretenties. Een jonge Amerikaan die geen Russisch spreekt en nog nooit in Rusland is geweest, reist twee keer naar de Oeral en lost vervolgens thuis, in de VS, het mysterie op. Waarom lukt hem wel, wat tientallen anderen voor hem, in Rusland, niet is gelukt? Omdat hij hulp krijgt van “modern science”. Wat de Amerikaan (mooie pet!) doet, is echter niet meer dan een zoveelste versie op tafel leggen, die op mij (toegegeven: een leek) niet veel indruk maakt.

Voorbereidingen op de expeditie. Midden: Igor Djatlov

Op weg naar het startpunt

Voor wie ongeduldig lezend op zoek is naar de verlossende verklaring voor wat de Djatlov-groep overkwam, is Dead Moutain een nogal irritant boek. Ongeveer een derde bevat een beschrijving van Eichars reis naar Jekaterinburg, indertijd (de stad heette toen nog Sverdlovsk) de thuisbasis van de expeditieleden. En ja, als je nog nooit in Rusland bent geweest, dan is er van alles waar je je over verbaast. Dat kan je opschrijven, maar veel verband met het mysterie van 55 jaar geleden heeft het niet.

Nou, vooruit. Wie niks van Rusland weet, krijgt in Dead Moutain wel een aardige introductie. Ook de geschiedenis van Igor Djatlov en zijn vrienden wordt bondig en helder neergezet, tot aan – uiteraard – de laatste dagboekaantekeningen van de groepsleden en de laatste foto’s die naderhand werden ontwikkeld. En Eichar gaat zelf naar de plek van het mysterie. Hij komt ook met een aardige troef: hij ontmoet Joeri Joedin, de enige overlevende, die wegens rugpijn vlak voor de start van de expeditie moest afhaken.

Zina Kolmogorova

Wat denkt Joedin? Waarom verlieten de zeven mannen en twee vrouwen in het duister hun veilige tent, bij -25 graden, zonder schoenen en op één na zonder iets op hun hoofd? Volgens Joedin was het geen lawine of een ander natuurverschijnsel. ”The number one possibility in my mind is that it was people who came with guns because they were in an area they shouldn’t have been in or they saw something they shouldn’t have seen.” Joedin denkt vooral aan menselijk geweld, omdat het lijk van Ljoeda Doebina werd gevonden zonder tong. 

Joedin vermoedt dat de Sovjet-overheid een rol in het mysterie speelt. Dit tot teleurstelling van Eichar, die de oude man wegzet als wéér iemand die geloof in een complot. Nee, Eichar komt met een eigen oplossing, gebaseerd op de moderne wetenschap.

Als uitgangspunt neemt hij de conclusie uit het eindrapport van officier van jusitie Lev Ivanov. Die schrijft in 1959, enkele weken nadat de laatste lijken zijn geborgen, dat de dood van de expeditieleden is veroorzaakt door een “oncontroleebare kracht [стихийная сила] die zij niet de baas konden”. (Waarbij het bijvoeglijk naamwoord стихийная voor verwarring kan zorgen, omdat dit vaak wordt gebruikt om natuurgeweld aan te duiden. Dat wordt  hier echter niet bedoeld.)

Eichar spreekt van een “compelling force” en probeert die vage omschrijving een concrete inhoud te geven. Hij praat met Amerikaanse geleerden en komt tot de conclusie dat de Djatlov-groep het slachtoffer is geworden van een Kármán vortex street, een verschijnsel dat optreedt bij een bepaalde combinatie van landschap en weersomstandigheden, harde wind in het bijzonder. Een donderend geluid met sterke vibraties leidt daarbij tot angst en paniek. Ziehier de “oncontroleerbare kracht” die de negen leden uit de tent heeft gedreven.

Tweede van links: Ljoeda Doebina

En de deels zware verwondingen? De ontbrekende tong bij Ljoeda? Daar doet Eichar niet moeilijk over. De verwondingen komen door een val in een ravijn en die tong is het werk van knaagdieren. 

Eichars Dead Mountain valt in het niet bij Pereval Djatlova (De Djatlov Bergpas) van Aleksej Rakitin, in elk geval qua omvang en gedetailleerdheid. In 670 pagina’s analyseert Rakitin de gegevens die al beschikbaar waren en voegt daar de resultaten van eigen speurwerk aan toe. Twee conclusies lijken mij na lezing van zijn boek onweerlegbaar: de verwondingen van de expeditieleden zijn het werk van mensenhanden en drie van de negen leden hadden banden met de KGB.   

Wordt vervolgd

(Hier deel 1deel 3 en deel 4.)

Het Djatlov-mysterie – na 55 jaar nog onopgelost. Hoe kwamen negen jonge expeditieleden in de Oeral aan hun einde? Was het een lawine, waren het de Mansi, of toch de CIA? – Deel 1.

Het is januari 1959.  Een groep van tien studenten en oud-studenten van het Polytechnisch Instituut van Sverdlovsk (het huidige Jekaterinburg) vertrekt voor een expeditie naar de Otorten, een bergtop in het noorden van de Oeral. De groep, acht mannen en twee vrouwen, zijn voorbereid op barre omstandigheden met sneeuwstormen en temperaturen van -20, -30 graden. In 16 dagen moeten ze 350 kilometer afleggen. De route valt onder Categorie III, de zwaarste volgens de toenmalige expeditienormen.

De tien maken zich geen zorgen. Ze behoren tot de beste expeditieclub van het instituut en hebben ruime ervaring met lange skitochten in het gebied. Hun dagboekaantekeningen getuigen van een gedegen voorbereiding en een prima sfeer. Met enkele tussenstops, nog in de bewoonde wereld, reist de groep naar het eigenlijke startpunt. Daar, bij een verlaten hut, neemt één van de tien afscheid. Joeri Joedin heeft te veel last van zijn rug en moet omkeren. Het redt hem zijn leven.

28 januari 1959 – Joeri Joedin neemt afscheid van de groep

Igor Djatlov

De andere negen, onder leiding van de 23-jarige Igor Djatlov, trekken verder en bereiken in de middag van 1 februari de Dode Berg, of, in de taal van de oorspronkelijke bevolking, de Cholat-Sjachyl. Het wordt vroeg donker en de groep slaat op de oostelijke heuvel haar tent op.

Dan gaat er iets heel erg mis. Wát precies, dat is tot op de dag van vandaag onderwerp van  allerlei speculaties, wilde theorieën en heftige disputen.

De negen verlaten de tent, onvoldoende gekleed en zonder schoeisel en gaan hun dood tegemoet. Pas in mei zijn alle verspreid liggende stoffelijke resten gevonden. De forensische rapporten noemen bevriezing als doodsoorzaak, maar beschrijven ook gedetailleerd zware verwondingen, die in enkele gevallen op zich al dodelijk moeten zijn geweest. Een van de twee vrouwen, Ljoedmila Doebina, mist haar tong en beide ogen.

Wie of wat heeft de negen ertoe gebracht de veilige tent te verlaten, in het donker, bij -25 graden? Een plotse ontmoeting met ontsnapte kampgevangenen? Een angstaanjagende testlancering van een raket? Een kernproef? Buitenaardse wezens? Lokale Mansi die geen indringers duldden op hun jachtterrein?

Twee vorig jaar verschenen boeken proberen een nieuw licht te werpen op de zaak: Перевал Дятлова (Pereval Djatlova / De Djatlov Bergpas) van Aleksej Rakitin en Dead Mountain van de Amerikaan Donnie Eichar.

Wordt vervolgd.

(Hier deel 2deel 3 en deel 4.)

Doe mee aan de Komsomol-kwis: hield Julio Iglesias zich bezig met geweld en erotiek? Of was hij gewoon een neofascist die de buitenlandse politiek van de USSR verdraaide?

U moet even doorbijten, want we gaan het hebben over Julio Iglesias en de Village People. In de vorm van een kwis.

In de jaren tachtig van de vorige eeuw stonden de discotheken in de USSR onder controle van de jongerenbeweging Komsomol. Die hield in de gaten wat daar zoal voor plaatjes werden gedraaid. De lokale afdelingen van de Komsomol voeren daarbij niet op eigen kompas, nee, die kregen richtlijnen van boven. De toestroom van Westerse muziek was in die tijd al zó omvangrijk, dat was niet bij te houden voor een brave Komsomol-functionaris in, pak ‘m beet, Voronezj, Tomsk of Krivoi Rog.

Hoe die richtlijnen werkten – of juist niet werkten – wordt duidelijk uit een brief die op 10 januari 1985 werd verstuurd aan de Komsomol-afdelingen van de Sovjet-republiek Oekraïne. Daarin werd het repertoire van diverse Westerse acts voorzien van een handzaam label: fascisme, erotiek, anti-Sovjetpropaganda, geweld, vandalisme, racisme, enzovoort.  

Kreeg je door de Komsomol zo’n label opgeplakt, dan kon je het als Westerse band in de discotheken van de Oekraïne verder wel vergeten.

Waarmee we zijn aanbeland bij Julio Iglesijas en de Village People. Ook zij werden voorzien van zo’n dodelijk label. Aan u de vraag: welk label kregen zij opgeplakt?  

Julio Iglesias.: A – neofascisme / B – racisme / C - homoseksualiteit / D – verdraaiing van de buitenlandse politiek van de USSR.

Village People: A – geweld / B – verheerlijking van een sterke persoonlijkheid / C – vandalisme / D – homoseksualiteit.

Voor mijn jonge lezers hier een filmpje van Julio en de Village People, daaronder staan de antwoorden.

 

Volgens de Komsomol stond Iglesias voor neofascisme en de Village People voor geweld. Beide vragen had u fout. Iglesias en fascisme? Heeft hij zich misschien ooit lovend  uitgelaten over Franco? En de Village People … Het is bijna aandoenlijk, hoe de Komsomol hier de plank missloeg. De homofactor totaal gemist! Het label homoseksualiteit werd door de alerte jeugdbeweging toegekend aan – ik verzin het niet – Canned Heat.

 

Hier het lijstje met acts en labels:

Ik pik er nog een paar uit: KISS – neofascisme, geweld, punk; Donna Summer: erotiek (helemaal goed); Nazareth – geweld, religieuze mystiek, sadisme; Talking Heads – mythe over militaire Sovjet-dreiging; Tina Turner – seks (ook helemaal goed).

Als dit lijstje één ding duidelijk maakt, dan is het dat de Komsomol de strijd om de jeugd allang had verloren. En die jeugd had trouwens steeds minder buitenlandse voorbeelden nodig. Er stonden helden op als Viktor Tsoj.

De wrange ironie wil dat Tsoj (in 1990 verongelukt) nu weer onder vuur ligt. Een Doemalid (zijn naam ben ik even kwijt) kwam vorige week met de mededeling dat bovenstaand nummer, dat oproept tot veranderingen, geschreven werd door de CIA. Back to the USSR. 

БУДЬ ГОТОВЪ! en БУДЬ ГОТОВ! Oefen je Russisch met het lied van de padvinders en pioniers.

Vorige week schreef ik een stukje over de grootste Russische begraafplaats in Amerika, niet ver van Manhattan. Tussen de fascinerende foto’s van (vooral) emigrantengraven, was er eentje die me nogal verbaasde:

Hier liggen Tamara Ilinskaja en haar (neem ik aan) echtgenoot Andrej Ilinski. Beiden waren, getuige het opschrift op het graf, actief in de Russisch-Amerikaanse padvindersbeweging. In één oogopslag is duidelijk dat die beweging haar wortels heeft in het Tsaristisch Rusland: ‘Gotov’ (het tweede woord onder de middelste afbeelding) staat geschreven volgens de regels van voor 1917, met een ‘hard teken’ aan het eind: ГОТОВЪ. ( Sinds de schrijfhervormingen onder de Bolsjewieken schrijf je dat woord met vijf letters, zonder dat hard teken.)

Za Rossijoe bud’ gotov, staat er. ‘Sta klaar voor Rusland’. Dat vond ik vreemd. Bud’ gotov was het devies van de Sovjet-pioniertjes, de opvolgers van de padvinders (of de scouts of de verkenners, zo u wilt) in de USSR. De oude padvindersbeweging van voor 1917 werd verboden en nogal wat leiders verdwenen in de kampen. Als je dan die oude beweging buiten Rusland opnieuw opricht, dan kies je toch niet dat devies van de pioniertjes, Bud gotov, al schrijf je het dan op de oude manier?

Dat raadsel was snel opgelost. De Sovjet-pioniertjes hebben het devies van de oude padvindersbeweging gejat, en niet andersom. Kijk (en luister) maar naar het Russische padvinderslied van voor 1917, onderaan dit stukje. De eerste twee woorden daarvan zijn Bud' gotov / Sta klaar. Het moet voor de originele padvinders van voor 1917 bitter zijn geweest om te zien hoe hun prachtige devies door die verdomde communisten werd overgenomen.

De officiële, lange versie van het devies luidde: Vsegda bud' gotov! (Sta altijd klaar!). De twee kortere varianten luidden Vsegda gotov! (zoals hierboven) en Bud' gotov!  

Maar wie het laatst lacht …. De pioniertjes bestaan niet meer, de Russische padvinders (scouts/verkenners) nog wel! In de jaren negentig brachten de Russische padvinders in het buitenland een bezoek aan Rusland. Daar hielpen ze bij de heroprichting van de beweging, die tot op heden bestaat.   

Hier het lied van de Russische padvinders van voor 1917, met de tekst - in moderne spelling - op het scherm. De vertaling staat hieronder. (De muziek houdt kort voor het einde op.)

 

Muziek V. Popov,  tekst N. Adoejeva (1915)

Sta klaar, verkenner, voor de eerlijke zaak / Een moeilijke weg ligt voor je,
Werp een dappere blik op het onbekende / Flink van lichaam, brein en geest
Sta klaar, sta klaar, / Sta klaar, sta klaar

Sta klaar, verkenner, / Sta klaar
De wereld kent veel verdriet en ellende / De tijd om aan te pakken is gekomen
Vergeet niet je heilige bestemming / Sta op de bres voor het ware en het goede

Schande, wie met weinig betrokkenheid / Onverschillig het gekreun hoort van een broeder.
Vrees geen arbeid  en gevaar / Geloof vast dat je sterk staat met God
Help de zieke en de ongelukkige / Snel af op de roep van een stervende
Voor al het grote en prachtige / Sta klaar, verkenner, sta klaar.

En dan hier het pionierslied. Met een enigszins wrang detail: de componist  bracht jaren door in de Goelag, terwijl overal in het land zijn prachtige melodie ten gehore werd gebracht – want zo ging dat in die jaren. Wat de vertaling betreft: over de titel en de eerste regel heb ik mijn twijfels, ik word graag verbeterd door de oud-pioniertjes onder mijn lezers. (Het tweede couplet - twee regels - ontbreekt in onderstaande tekst en vertaling.) 

 

Взвейтесь кострами / Музыка: С. Дёшкин Слова: А. Жаров (1922)

Взвейтесь кострами, синие ночи! / Мы, пионеры, дети рабочих.

Припев (после каждого куплета):
Близится время 
эра Светлых годов,
Клич пионера -
"Всегда будь готов!"

Радостным шагом, с песней весёлой  / Мы выступаем за комсомолом.
Грянем мы дружно песнь удалую / За пионеров семью мировую
Мы поднимаем алое знамя / Дети рабочих, смело за нами!

Laat de kampvuren oplaaien. Muziek S. Djosjkin, tekst A. Zjarov (1922)

 Laat de kampvuren oplaaien, donkere nachten!  / Wij, pioniers, kinderen van de arbeiders
Het tijdperk nadert / Van de lichtende jaren,
De leuze van de pionier – ‘Sta altijd klaar!’

Met een blijde tred, een vrolijk lied / Treden wij aan achter de Komsomol.
Wij laten saamhorig een monter lied klinken / Voor de internationale pioniersfamilie
Wij hijsen het rode vaandel / Kinderen van arbeiders, volg ons dapper!

Een padvinder/verkenner/scout van voor 1917 - zie het hard teken bij het devies rechtsonder

Een padvinder/verkenner/scout van voor 1917 - zie het hard teken bij het devies rechtsonder

Boekenplanken, wastobbes, trots sanitair, een stevige kus en Mireille Matthieu - interieurs in de Russische schilderkunst, 1948-1988.

En daar stuitte ik weer op een van mijn favoriete Sovjet-schilderijen uit de jaren vijftig: Anatoli Nikitsj-Krilitsjevski - Studie met de medailles van M. Isakova (1951). We zien het interieur van de flat van drievoudig wereldkampioene schaatsen Marija Isakova. Over dit schilderij schreef ik al eens eerder, toen in een stukje over sport in de Sovjetkunst. (Dat stukje is nog niet opgenomen in de selectie uit mijn oude weblog, zodra dat is gebeurd, volgt hier natuurlijk een linkje.)

Dit keer kwam ik het schilderij tegen in een overzichtje van interieurs op schilderijen uit de jaren 1930-1990. Een kleine twintig daarvan staan hier op een rijtje:

 

Een paar van deze schilderen verdienen nog wat extra aandacht. 

A. Laktionov - Verhuizing naar een nieuwe woning (1952)

Dit gezin van een modelarbeidster (dat neem ik tenminste aan, gezien haar onderscheiding), betrekt een nieuwe woning – en niet zo maar eentje. Waarschijnlijk betreft dit nieuwbouw (zie het verse parket), in een tijd dat er nog niet veel huizen werden gebouwd. Dat gebeurde pas onder partijleider Nikita Chroesjtsjov. ‘Zijn’ simpele (maar zeer welkome) flatjes legden het duidelijk af tegen de veel solidere woningen van rond 1950. Over die stevigere woningen wil je nog weleens horen: “Ja, onder Stalin, toen werd er tenminste nog goed gebouwd.”

De poster die op de stoel ligt, is deze:    

                                       Eer aan ons geliefde moederland

Op de site waar ik de verzameling geschilderde interieurs vond, stond bij onderstaand werk als jaartal 1957. Dat vond ik vreemd. Die kleding, het lichamelijke (het is die avond niet bij die kus gebleven), ik schatte het tien jaar later in. Ik had het bijna goed, overal elders staat bij dit schilderij 1965.

Joe. Pimenov - Lyrische verhuizing (1965)

Er is tussen de twee schilderijen hierboven een aardige overeenkomst, die u vast was ontgaan. Beide bieden een doorkijkje naar de douche/badkamer/wc. Op het doek met de Stalinflat zien we niet meer dan het puntje van de geiser, maar toch. De boodschap is duidelijk: eindelijk eigen sanitair (indien de nieuwe bewoners uit een kommoenalka of studentenflat kwamen), of: eindelijk sanitair waar je niet voor naar buiten hoeft (indien de vorige woning in een dorp stond). In beide gevallen: vooruitgang die getoond moest worden. 

Voor de boekenliefhebbers nog even de schrijvers van de boeken op onderstaand schilderij. Op de bovenste plank Jules Verne (links) en Mark Twain, op de onderste rij Maksim Gorki. Zo te zien is van de delen 19 en 20 de gele omslag verdwenen. Stukgelezen, misschien. Dat deel 29 dwars op de rest ligt, klopt meetkundig gezien. Achter het blauwe boek rechtsonder – meet u maar na - is maar plaats voor zes delen. Op dat blauwe boek staat trouwens Tentoonstelling van moderne Sovjet-schilderkunst. De Aziatisch ogende letters kan ik niet thuisbrengen. Op het grijze boek staat ook: Tentoonstelling van moderne Sovjet-schilderkunst.

A. Vjatkin - Stilleven met boekenplanken (1982)

En zo zagen de dames er uit toen ik mijn eerste bezoek aan de Sovjetunie bracht. M’n kop eraf als dat niet Mireille Matthieu is, op die platenhoes helemaal rechts. Die mocht zich in die jaren in de USSR verheugen in een voor mij - ik parafraseer Hans Boland - onbegrijpelijke populariteit:   

A.Nevzgodin - Vriendinnen (1977)

Het weblog waar ik de schilderijen vandaan haalde, vindt u hier. Daar treft u nog veel meer interieurs aan.