sovjetunie

Monumentaal Sovjet-reliëf van Jevgeni Voetsjetitsj blootgelegd in hartje Moskou.

Bij archeologie denk je toch vooral aan Scythen, diverse klokbekerculturen en allerlei Romeinse gangen onder het Utrechtse Domplein. Maar kijk hier nou, waar ze in hartje Moskou tegenaan liepen. Een puntgaaf relikwie uit het Sovjettijdperk.

Gezien de imperiale ambities van de huidige Kremlinbewoners, met sympathie bekeken door menig onderdaan, is het af en toe lastig te geloven dat de Sovjetunie passé is. Toch kwam er in 1991 echt een einde aan de USSR en een plots gevonden relikwie uit die tijd heeft alles van een archeologische vondst uit een voorbij tijdperk.

Bovenstaand reliëf van 90 vierkante meter stamt uit 1953 en is van de hand van Jevgeni Voetsjetitsj. Het heet “Eer aan het Sovjetvolk, vaandeldrager van de vrede!” (“Советскому народу, знаменосцу мира - слава!”). Het werd aangetroffen tijdens groot onderhoud aan een van de paviljoens van de Tentoonstelling van Economische Verworvenheden, de VDNCh. Van een van de muren werd een triplex wand verwijderd en daar stond opeens een menigte Sovjetburgers onder een wapperend vaandel, met op de achtergrond onder meer de Moskouse universiteit en de Sjoechovtoren.

In het begin van de jaren zestig voldeed het reliëf van Voetsjetitsj niet meer aan de “nieuwe eisen van de Sovjet-estethiek”, aldus de persdienst van de VDNCh, en werd er een wandje tegenaan gezet. Waarvoor wij de VDNCh dankbaar zijn, want zo kon het kunstwerk in alle rust wachten tot het door – in dit geval onbedoelde – archeologen tevoorschijn zou worden getoverd.

Het reliëf van Voetsjetitsj zal voor het publiek te zien zijn op een jubileumtentoonstelling die op 1 augustus wordt geopend.

Volgograd

Het bekendste werk van Voetsjetitsj (1908-1974) zijn de beelden van het aan de Tweede Wereldoorlog gewijde herdenkingscomplex in Volgograd, het vroegere Stalingrad. Over de befaamde ingenieur Sjoechov en zijn bouwwerken schreef ik eerder hier en hier. En op mijn oude weblog schreef ik al eens over een archeologische vondst van restanten van het Sovjetpaviljoen van de Wereldtentoonstelling in Parijs in 1937. Dat stukje is nog niet opvraagbaar, maar daar wordt aan gewerkt.    

Jevgeni Voetsjetitsj

Mir! Droezjba! Nederlandse atleten en progressieve Duitsers op een vrachtwagen in Moskou. Het Wereldjeugdfestival van 1957.

Een beetje verveeld bekeek ik ze maar weer eens, foto’s die ik tegenkwam, uit 1957, van het Zesde Wereldjeugdfestival in Moskou. Die optocht door de straten, de enthousiaste mensenmassa, het ‘Mir! Droezjba!’ uit duizenden kelen – ik had die plaatjes al zo vaak gezien …

Maar toen zag ik deze foto:

Nederlanders, en díe zag ik voor het eerst. Ondanks het wapperend rood-wit-blauw twijfelde ik nog even, maar de meisjes met hun Volendamse kapjes… nee, hier reden landgenoten door de hoofdstad van de Sovjetunie. Een beetje ongepast leek het me wel, ten tijde van de Koude oorlog bij zo’n politiek zwaar beladen festijn op komen draven in klederdracht, maar, dacht ik, die faux pas werd ruimschoots goedgemaakt door die twee knullen links met hun AA-embleem op de borst. Eén van die twee letters stond natuurlijk voor Arbeiders. Dat vermoeden werd sterker toen ik na wat googelen in het jaarverslag van 1957 van de BVD het volgende zinnetje aantrof: “Geen bijzondere AA-activiteit in Nederland waargenomen, sterk verminderde invloed op de massa”.

Ik besloot verder te zoeken en zette de foto op Facebook. Had iemand enig idee waar die letters AA voor stonden? Binnen vijf minuten kreeg ik van Luuc Kooijmans deze foto toegestuurd:

De onvolledige cirkel rond de twee A’s bleek een C, en AAC staat voor Amsterdamsche Athletiek Club (zie de hardloper met nummer 252).   

Klederdracht geflankeerd door atletiekshirtjes – een dubbele faux pas, zo dacht ik met lichte schaamte. Enig nader onderzoek leerde me gelukkig dat dat best meeviel. Lang niet alles daar op dat festival was van politiek doordrenkt. Sowieso stond van de zevenhonderd Nederlandse aanwezigen 20 procent – ik put uit genoemd BVD-jaarverslag – te boek als niet-communist. De aanwezigheid van die 20 procent was volgens de veiligheidsdienst niet louter het gevolg van succesvolle Sovjet-propaganda: “In de eerste plaats zal de aantrekkelijkheid voor velen daarin hebben gelegen, dat zij een bezoek aan een ver en vreemd land konden brengen voor slechts ƒ 250.- per persoon, een bedrag dat slechts een fractie van de normale kosten voor een dergelijke vacantiereis moet zijn geweest.”

Het was voor velen gewoon een boeiend avontuur. Men maakte deel uit van een vrolijke draaikolk, met tal van activiteiten op het gebied van – jawel – sport, dans en muziek. Zo las ik in een artikel van Paul Arnoldussen dat Carel Porcelijn op het festival “de finale haalde in het blokfuitconcours”.   

De foto van de Nederlanders werd gemaakt op 28 juli, de dag van de opening van het festival. Hier een filmpje waar de vrachtwagens (vanaf 0.40) duidelijk te zien zijn, maar helaas niet die met de Nederlanders. Ze komen ook niet in beeld bij de optocht in het stadion (vanaf 4.11). Die eer valt wel de Duitsers te beurt, en de commentator zegt dan (op 5.40): "Het progressieve deel van de Duitse jeugd strijdt onvermoeibaar voor de eenheid van alle Duitsers."

 

Een nog betere indruk geeft onderstaande fotocompilatie van een van de Amerikaanse aanwezigen. Duidelijk wordt hoe oprecht enthousiast de Moskovieten waren. Het optimisme en het vertrouwen in de toekomst zijn bijna voelbaar. Het moet ook indrukwekkend en opwindend zijn geweest. Tientallen jaren was er – los van de Duitse Wehrmacht – in Rusland nauwelijks een buitenlander te zien geweest, en opeens waren ze daar, dertigduizend tegelijk! Wel maakt een enkel Nederlands verslag melding van enige irritatie over het aanhoudende 'Mir! Droezjba!' (Vrede! Vriendschap!) dat altijd en overal maar klonk. En daar kan ik me wel wat bij voorstellen. Als je die beelden zo ziet, begrijp je werkelijk niet dat toen in 1957 daar in Moskou de eeuwige wereldvrede niet is uitgebroken.

Het spandoek waarmee de Amerikaanse delegatie het stadion betrad, was nog de inzet van een ideologisch geschil, dat op het allerlaatste moment kon worden opgelost: “A small Group of the 180 Americans, declaring they are ‘neither delegates nor supporters’ of the event, refuse to participate in the opening ceremony under the Russian-made banner ‘US Delegates Salute VIth World Festival’. To avoid conflict the entire group votes to reword the banner, but the Russians  say there is not enough time to do it, so the Americans improvise, using strips of bed sheet and shoepolish to change it to: ‘USA Participants Salute World Youth’. Het bijgewerkte doek is te zien vanaf 8.46:

[filmpje is helaas van YouTube verdwenen]

In het BVD-verslag wordt trouwens nog melding gemaakt van een “Surinaams comité te Amsterdam ter bevordering van het deelnemen aan het Moskouse jeugdfestival”. Dat comité heeft zijn werk goed gedaan, in een aantal filmpjes is heel even een groepje Surinamers te zien. Die hadden het geluk dat ze vlak achter de meer aandacht trekkende Amerikanen liepen en zo kwamen ook zij in beeld.  

Ten slotte 1: Via Cees Groenland, secretaris van atletiekvereniging AAC, heb ik geprobeerd om de namen te achterhalen van de beide Nederlanders op de vrachtwagen. Dat is (nog) niet gelukt.

Ten slotte 2: Eerder schreef ik hoe twee Russen vele jaren later met hulp van de KRO twee Nederlanders terugvonden die zij in Moskou op het festival hadden ontmoet.

Ten slotte 3:  Beide filmpjes hierboven beginnen met de Hymne van de democratische jeugd. Het lied beleefde zijn première op het jeugdfestival van 1947 in Praag. De muziek is van Anatoli Novikov. Wij herkennen hier natuurlijk meteen “En van je hoempa, hoempa, hoempa” van volkscomponist J. Hoes. Ik weet niet wie hier het refrein van wie heeft gejat, maar ik heb wel een vermoeden.

Russische sigaretten die nooit meer terugkomen - hoe de nieuwe tabakswet het straatbeeld nog verder aantast

Het zijn plots moeilijke tijden – ik schrijf het zonder enig medelijden – voor de rokers in Rusland. Een recente wet die roken in openbare ruimtes al stevig aan banden legde, is aangescherpt: sinds 1 juni is roken in alle openbare ruimtes – dus ook in de horeca – verboden.

Een onderdeel van de nieuwe wet is een verbod van verkoop van rookwaren in de talloze kiosken. Dat is jammer, want daar hebben niet alleen de eigenaren van die kiosken onder te lijden, ook het straatbeeld holt erdoor achteruit. Dat is duidelijk te zien op deze foto van gastfotograaf Olaf Koens:

Zo zag de gemiddelde kiosk eruit vóór de aangescherpte wet:

Een flinke achteruitgang, dat moge duidelijk zijn. En dat terwijl die kiosken van tegenwoordig toch al zo veel saaier waren in vergelijking met vroeger. Dit komt nooit meer terug:

Deze prachtige uitstalling (en ook die boven aan dit stukje) trof ik aan op het weblog van het – en nu even doorbijten - Ispytatelny Tsentr i laboratorija chimii i kontrolja katsjestva GNOe VNIITTI Rosselchozakademii. Waar de afkorting GNOe VNIITTI voor staat, vat ik kort voor u samen: wetenschappelijk instituut van de overheid voor tabak en shag (echt waar: махорка). Ze hebben op dat instituut een verzameling van zesduizend tabaksproducten, waaronder dus talloze verpakkingen.   

Leuk om te zien dat ook Nederland een woordje meespreekt. Op de derde afbeelding, midden tweede rij, staat een sigarendoos: Marianne, Nederlandsche Munt. Hoe zouden ze daaraan gekomen zijn? Die sigaren (het merk bestaat nog steeds) zal indertijd in de Sovjetunie niet te koop zijn geweest.

Er staan op de site van het Ispytatelny Tsentr nog meer uitstallingen, van recentere datum en minder boeiend. Ik heb genoeg aan de vier hierboven. Het lukt me niet om een favoriet pakje te kiezen, ik heb een topdrie, alle te vinden op de tweede afbeelding. In het midden van de tweede rij: Poesjkin. Ik heb zijn verzamelde werken niet in de kast staan, maar wel die van Tsjechov, en daar tegenaan zou dat pakje vast ook prachtig staan. Helemaal rechts: Theater, met een mooi gestileerde meeuw. (Of is het wel een meeuw? Het is in elk geval niet de meeuw die staat afgebeeld op het doek van het Moskouse MChat. Ik kan ook niet goed zien welk theater op het pakje staat.). En op de derde rij helemaal links: STALIN, met zijn naam weergegeven in vliegtuigen (?) boven het Rode Plein.

En zelf heb ik ook een sigarettenpakje. Het is leeg, de sigaretten die er ooit in zaten, waren van chocola.

Het Djatlov-mysterie – na 55 jaar nog onopgelost. Hoe kwamen negen jonge expeditieleden in de Oeral aan hun einde? Was het een lawine, waren het de Mansi, of toch de CIA? – Deel 4 (slot).

Links Ljoeda Doebinina

Aleksjej Rakitin schreef een uitputtende studie over de nooit opgehelderde dood op 1 februari 1959 van negen jonge expeditieleden in de Oeral.  Zijn versie van het drama, uiteengezet in het boek Pereval Djatlova (De Djatlov Bergpas): het betrof een mislukte ‘dubbelspel-operatie’ van de KGB, waarbij de negen leden van de Djatlov-groep om het leven werden gebracht door gedropte Amerikaanse agenten.

Heeft Rakitin het bij het rechte eind? De puzzelstukjes, uitgestrooid over de 670 pagina’s, passen in elk geval, verzinsels of niet, mooi in elkaar. De Djatlov Bergpas is fascinerend, al doet de af en toe drammerige stijl afbreuk aan het boek. Een eerder op internet verschenen, beknopte versie riep veel reacties op. In het veel uitgebreidere boek dient Rakitin zijn tegenstanders helder, maar niet overal even subtiel, van repliek. Hieronder nog enkele punten uit de omvangrijke ontrafeling van het mysterie volgens de versie van Rakitin (zie ook aflevering 1, 2 en 3).

De Verenigde Staten waren in de jaren vijftig zeer geïnteresseerd in verschillende plutoniumfabrieken in de Oeral. Op jacht naar grond- en watermonsters, waaruit stralingsgegevens konden worden gedistilleerd, werden agenten gedropt. Het Sovjet-luchtruim – hier schopt Rakitin hard tegen de schenen van Sovjet-adepten – was in die jaren zo lek als een mandje. In de jaren vijftig (Rakitin baseert zich op Amerikaanse bronnen) vonden duizenden spionagevluchten plaats.   

Droppings van een of meerdere agenten waren in de jaren vijftig evenmin een uitzondering. Openbare bronnen maken melding van “tientallen ontmaskerde spionnen”, van wie een aantal via de lucht de USSR was binnengekomen. Hoeveel spionnen veilig zijn ontkomen, dat kan Rakitin natuurlijk niet met zekerheid zeggen. Hij houdt het op honderden. Maar – die vraag dringt zich meteen op – hoe konden die dan ontkomen?   

Daar heeft Rakitin een antwoord op. De Amerikanen gebruikten een systeem, ontworpen door ene Robert Fulton. Kort samengevat: de agent neemt plaats in een gedropte capsule, laat een heliumballon met snoer op, vastgemaakt aan de capsule, een evacuatievliegtuig-met-haak tilt de capsule van de grond en haalt haar binnen. Dergelijke evacuatievliegtuigen, met een bereik van 7.000 kilometer, waren gestationeerd in onder meer Turkije en Noorwegen. Rakitin baseert zich hierbij op de Amerikaanse historicus Curtis Peebles, wiens status ik niet ken. Volgens Peebles vonden de laatste evacuaties uit Sovjet-grondgebied plaats in de zomer van 1963.

De groep expeditieleden, onder wie in elk geval één en vermoedelijk drie KGB-medewerkers, had kleding bij zich die licht besmet was met straling (zie aflevering 3). Deze moest overhandigd worden aan de gedropte, onder emigranten gerekruteerde agenten. De Amerikaanse geheime dienst moest het idee krijgen dat zij in de Oeral een betrouwbaar contact had, dat vervolgens door de Russische zijde als doorgeefluik voor desinformatie kon dienen.

De ontmoeting liep uit op een drama, waarschijnlijk, volgens Rakitins uitleg, doordat de buitenlandse  agenten het bedrog in de gaten kregen. De complete groep (waarvan de meerderheid geen idee had in wat voor ‘spel’ ze waren beland) werd vermoord. Aan de hand van de forensische gegevens, beschikbare foto’s, het onderzoeksrapport van het Openbaar Ministerie en verklaringen die buiten dat rapport zijn gebleven, beschrijft hij de laatste paar uur uit het leven van de negen jonge expeditieleden.

Reddingsploeg op zoek naar sporen van de Djatlov-groep

Om geen overduidelijke sporen na te laten, gebruikten de aanvallers geen wapens. De Djatlov-groep, onder dwang gedeeltelijk ontkleed, werd de sneeuw ingejaagd, in de ogen van de agenten een zekere dood tegemoet. Daarbij vielen rake klappen, waarbij enkele expeditieleden aan de controle van de aanvallers wisten te ontkomen. Enige tijd later maakte het schijnsel van een klein vuur een eind verderop duidelijk dat de ontkomen expeditieleden zich niet zo maar aan de dodelijke kou wilden overgeven. De aanvallers gingen op het vuur af, waar zij slechts drie van hun slachtoffers aantroffen. Onder hen Ljoeda Doebina. Om haar aan het praten te krijgen (waar zaten de anderen die waren ontkomen?), werden haar ogen uitgedrukt en haar tong uitgerukt. Zonder vuur en onvoldoende gekleed waren de leden van de Djatlov-groep, voor zover op dat moment nog in leven, kansloos.


De begrafenis van vier expeditieleden van de Djatlov-groep. Sverdlovsk, 9 maart 1959.

En tenslotte: wie is Aleksej Rakitin, de schrijver van de omvangrijkste studie over de Djatlov-groep? Hier begint een nieuw mysterie, waarbij ik niet al te lang – ik moet ook verder met m’n leven - stil wil staan. Ik heb uiteraard gezocht, maar niks over hem kunnen vinden. Als ik het goed begrijp, ontbrak hij zelfs bij de presentatie van het boek. Op internetforums wordt – tevergeefs - gevraagd om informatie over hem en natuurlijk wordt er ook meteen – naar goed Russische gebruik - druk gespeculeerd. Zoveel kennis over zulke uiteenlopende onderwerpen, en dat allemaal in zo’n dik boek … Dat kan nooit door één persoon geschreven zijn!  

(Aflevering 1, 2 en 3)

Het Djatlov-mysterie – na 55 jaar nog onopgelost. Hoe kwamen negen jonge expeditieleden in de Oeral aan hun einde? Was het een lawine, waren het de Mansi, of toch de CIA? – Deel 3.

Wie zich een beetje wil verdiepen in het Djatlov-mysterie (en Russisch leest), kan beter maar meteen flink doorpakken en het vorig jaar verschenen boek Pereval Djatlov (De Djatlov Bergpas) van Aleksej Rakitin ter hand nemen. Uiterst gedetailleerd gaat hij in op de omstandigheden waaronder negen jonge expeditieleden op 1 februari 1959 in de Oeral de dood vonden. (Zie hierover deel 1 en deel 2.)

Een belangrijk onderdeel van Rakitins studie zijn de forensische rapporten die kort na de vondst van de negen lijken zijn opgesteld. Daarbij blijft de lezer weinig bespaard. Los van citaten uit de rapporten, bevat het boek talrijke, nogal lugubere foto’s van de lijken. Tekeningen van skeletten, mét de precieze locaties van de verwondingen, maken het beeld compleet.

Hoewel nergens iets over Rakitins achtergrond wordt vermeld (over dit punt later meer), wekken zijn beschrijvingen de stellige indruk dat hij, waar het forensisch onderzoek en lijkschouwingen betreft, weet van de hoed en de rand. Zijn conclusie is eenduidig: de verwondingen, variërend van gebroken ribben, een kapotte neus, een beschadigde schedel (“door een stomp voorwerp”) en een ontbrekende tong, kunnen uitsluitend door mensenhanden zijn toegebracht.

Wat die ene tong betreft (een van de meest besproken details in alle theorieën) maakt hij wel een voorbehoud: uit het rapport betreffende de stoffelijke resten van de ongelukkige Ljoeda Doebina valt niet op te maken wat daarmee is gebeurd. Muizen eten niet van bevroren lijken en treffen ze een nog niet bevroren lichaam, dan doen ze zich – net als ratten – veel eerder tegoed aan uitstekende delen, zoals de neus en de oren, aldus Rakitin. En bovendien: waarom ontbrak alleen bij Doebina de tong? Doebina miste overigens ook beide ogen. Wat daarmee is gebeurd, is volgens Rakitin wel duidelijk: die zijn uit de kassen gedrukt.

De meest genoemde verklaring voor de dood van de expeditieleden is een lawine. Rakitin komt met negen punten die deze versie volgens hem onderuithalen. Ik noem er een paar. De simpelste: niemand die in februari en maart 1959 – als redder of onderzoeker – op de plaats des onheils was, heeft sporen van een lawine gemeld. Naast de tent stonden skistokken gewoon nog overeind, onbeschadigd. Maar ook zijn het de verwondingen, aldus Rakitin. Die van Ljoeda, bijvoorbeeld. Haar gebroken ribben zijn het gevolg van “tenminste tweemalige uitoefening van een flinke kracht bij verschillende posities van het lichaam”. Een lawine, die twee keer over iemand heen raast?

 

Rakitin schrijft niet alleen als een expert over forensische zaken, ook in de geschiedenis van de KGB is hij thuis. Op dat terrein komt hij met gegevens die – naar mijn idee ook weer zeer overtuigend - duidelijk maken dat een van de drie van de omgekomen leden van de Djatlov-groep hechte banden had met de geheime dienst: Semjon Zolotarjov. Van hem weet Rakitin het zeker, bij twee anderen (Aleksandr Kolevatov en Georgi Krivonisjtsjenko) houdt hij nog een kleine slag om de arm.

Semjon Zolotarjov

Rakitin ziet in de levensloop van Zolotarjov een hoop eigenaardigheden. Hij wijdt er een compleet hoofdstuk aan. In één alinea samengevat: tijdens de Tweede Wereldoorlog wisselde Zolotarjov als ‘eenvoudige’ sergeant aan het tweede Wit-Russische front opvallend vaak van eenheid. Een dergelijke beweeglijkheid (in combinatie met tal van andere eigenaardigheden die Rakitin noemt) kan maar één ding betekenen: Zolotarjov voerde opdrachten uit voor de contraspionagedienst SMERSJ. Na de oorlog volgen meer eigenaardigheden. Hij belandt op het hoog in aanzien staande Instituut voor Lichamelijke Opvoeding in Minsk, een opleiding die voor hem – was hij een gewone student geweest – onbereikbaar zou zijn geweest. Hij studeert er ook nog eens af aan de ‘spetsialnyi fakoeltet’. Op dergelijke faculteiten kreeg men vaardigheden bijgebracht voor speciale, geheime operaties. Als ‘sportinstructeur’ reist Zolotarjov vervolgens in de jaren vijftig duizenden kilometers door het land – onbestaanbaar in die tijd voor een eenvoudige Sovjet-werknemer.

Officier van justitie Ivanov

Officier van justitie Ivanov

De lezer van Pereval Djatova weet op dit punt al van een andere eigenaardigheid. In mei 1959, kort nadat de laatste lijken zijn geborgen, worden de lichamen en de kleding van de Djatlovgroep onderzocht op straling. Hoogst ongebruikelijk, en iets wat officier van justitie Ivanov alleen maar kan hebben laten doen op bevel van hogerhand. Op de kleding (en níet in de grond- en watermonsters van de plekken waar de lijken zijn aangetroffen) worden sporen van radio-activiteit gevonden …

Kort daarna wordt het onderzoek, bijna inderhaast, afgesloten. De vage conclusie luidt (zie aflevering 2) dat de negen leden van de Djatlovgroep zijn omgekomen door een “oncontroleerbare kracht die zij niet de baas konden worden”.

 

Wordt vervolgd

(Hier aflevering 1, 2 en 4.)

Het Djatlov-mysterie – na 55 jaar nog onopgelost. Hoe kwamen negen jonge expeditieleden in de Oeral aan hun einde? Was het een lawine, waren het de Mansi, of toch de CIA? – Deel 2.

Op 1 februari 1959 vonden negen jonge expeditieleden de dood in de Oeral, onder omstandigheden die de gemoederen in Rusland 55 jaar laten nog altijd bezighouden (zie aflevering 1). Twee vorig jaar verschenen boeken proberen een nieuw licht te werpen op het lot van de groep, die onder leiding stond van Igor Djatlov: Перевал Дятлова (Pereval Djatlova / De Djatlov Bergpas) van Aleksej Rakitin en Dead Mountain van de Amerikaan Donnie Eichar.  

De trailer van Eichars boek mag er zijn:

Een prachtige trailer, die een beter boek verdient.

Eichar heeft nogal wat pretenties. Een jonge Amerikaan die geen Russisch spreekt en nog nooit in Rusland is geweest, reist twee keer naar de Oeral en lost vervolgens thuis, in de VS, het mysterie op. Waarom lukt hem wel, wat tientallen anderen voor hem, in Rusland, niet is gelukt? Omdat hij hulp krijgt van “modern science”. Wat de Amerikaan (mooie pet!) doet, is echter niet meer dan een zoveelste versie op tafel leggen, die op mij (toegegeven: een leek) niet veel indruk maakt.

Voorbereidingen op de expeditie. Midden: Igor Djatlov

Op weg naar het startpunt

Voor wie ongeduldig lezend op zoek is naar de verlossende verklaring voor wat de Djatlov-groep overkwam, is Dead Moutain een nogal irritant boek. Ongeveer een derde bevat een beschrijving van Eichars reis naar Jekaterinburg, indertijd (de stad heette toen nog Sverdlovsk) de thuisbasis van de expeditieleden. En ja, als je nog nooit in Rusland bent geweest, dan is er van alles waar je je over verbaast. Dat kan je opschrijven, maar veel verband met het mysterie van 55 jaar geleden heeft het niet.

Nou, vooruit. Wie niks van Rusland weet, krijgt in Dead Moutain wel een aardige introductie. Ook de geschiedenis van Igor Djatlov en zijn vrienden wordt bondig en helder neergezet, tot aan – uiteraard – de laatste dagboekaantekeningen van de groepsleden en de laatste foto’s die naderhand werden ontwikkeld. En Eichar gaat zelf naar de plek van het mysterie. Hij komt ook met een aardige troef: hij ontmoet Joeri Joedin, de enige overlevende, die wegens rugpijn vlak voor de start van de expeditie moest afhaken.

Zina Kolmogorova

Wat denkt Joedin? Waarom verlieten de zeven mannen en twee vrouwen in het duister hun veilige tent, bij -25 graden, zonder schoenen en op één na zonder iets op hun hoofd? Volgens Joedin was het geen lawine of een ander natuurverschijnsel. ”The number one possibility in my mind is that it was people who came with guns because they were in an area they shouldn’t have been in or they saw something they shouldn’t have seen.” Joedin denkt vooral aan menselijk geweld, omdat het lijk van Ljoeda Doebina werd gevonden zonder tong. 

Joedin vermoedt dat de Sovjet-overheid een rol in het mysterie speelt. Dit tot teleurstelling van Eichar, die de oude man wegzet als wéér iemand die geloof in een complot. Nee, Eichar komt met een eigen oplossing, gebaseerd op de moderne wetenschap.

Als uitgangspunt neemt hij de conclusie uit het eindrapport van officier van jusitie Lev Ivanov. Die schrijft in 1959, enkele weken nadat de laatste lijken zijn geborgen, dat de dood van de expeditieleden is veroorzaakt door een “oncontroleebare kracht [стихийная сила] die zij niet de baas konden”. (Waarbij het bijvoeglijk naamwoord стихийная voor verwarring kan zorgen, omdat dit vaak wordt gebruikt om natuurgeweld aan te duiden. Dat wordt  hier echter niet bedoeld.)

Eichar spreekt van een “compelling force” en probeert die vage omschrijving een concrete inhoud te geven. Hij praat met Amerikaanse geleerden en komt tot de conclusie dat de Djatlov-groep het slachtoffer is geworden van een Kármán vortex street, een verschijnsel dat optreedt bij een bepaalde combinatie van landschap en weersomstandigheden, harde wind in het bijzonder. Een donderend geluid met sterke vibraties leidt daarbij tot angst en paniek. Ziehier de “oncontroleerbare kracht” die de negen leden uit de tent heeft gedreven.

Tweede van links: Ljoeda Doebina

En de deels zware verwondingen? De ontbrekende tong bij Ljoeda? Daar doet Eichar niet moeilijk over. De verwondingen komen door een val in een ravijn en die tong is het werk van knaagdieren. 

Eichars Dead Mountain valt in het niet bij Pereval Djatlova (De Djatlov Bergpas) van Aleksej Rakitin, in elk geval qua omvang en gedetailleerdheid. In 670 pagina’s analyseert Rakitin de gegevens die al beschikbaar waren en voegt daar de resultaten van eigen speurwerk aan toe. Twee conclusies lijken mij na lezing van zijn boek onweerlegbaar: de verwondingen van de expeditieleden zijn het werk van mensenhanden en drie van de negen leden hadden banden met de KGB.   

Wordt vervolgd

(Hier deel 1deel 3 en deel 4.)

Het Djatlov-mysterie – na 55 jaar nog onopgelost. Hoe kwamen negen jonge expeditieleden in de Oeral aan hun einde? Was het een lawine, waren het de Mansi, of toch de CIA? – Deel 1.

Het is januari 1959.  Een groep van tien studenten en oud-studenten van het Polytechnisch Instituut van Sverdlovsk (het huidige Jekaterinburg) vertrekt voor een expeditie naar de Otorten, een bergtop in het noorden van de Oeral. De groep, acht mannen en twee vrouwen, zijn voorbereid op barre omstandigheden met sneeuwstormen en temperaturen van -20, -30 graden. In 16 dagen moeten ze 350 kilometer afleggen. De route valt onder Categorie III, de zwaarste volgens de toenmalige expeditienormen.

De tien maken zich geen zorgen. Ze behoren tot de beste expeditieclub van het instituut en hebben ruime ervaring met lange skitochten in het gebied. Hun dagboekaantekeningen getuigen van een gedegen voorbereiding en een prima sfeer. Met enkele tussenstops, nog in de bewoonde wereld, reist de groep naar het eigenlijke startpunt. Daar, bij een verlaten hut, neemt één van de tien afscheid. Joeri Joedin heeft te veel last van zijn rug en moet omkeren. Het redt hem zijn leven.

28 januari 1959 – Joeri Joedin neemt afscheid van de groep

Igor Djatlov

De andere negen, onder leiding van de 23-jarige Igor Djatlov, trekken verder en bereiken in de middag van 1 februari de Dode Berg, of, in de taal van de oorspronkelijke bevolking, de Cholat-Sjachyl. Het wordt vroeg donker en de groep slaat op de oostelijke heuvel haar tent op.

Dan gaat er iets heel erg mis. Wát precies, dat is tot op de dag van vandaag onderwerp van  allerlei speculaties, wilde theorieën en heftige disputen.

De negen verlaten de tent, onvoldoende gekleed en zonder schoeisel en gaan hun dood tegemoet. Pas in mei zijn alle verspreid liggende stoffelijke resten gevonden. De forensische rapporten noemen bevriezing als doodsoorzaak, maar beschrijven ook gedetailleerd zware verwondingen, die in enkele gevallen op zich al dodelijk moeten zijn geweest. Een van de twee vrouwen, Ljoedmila Doebina, mist haar tong en beide ogen.

Wie of wat heeft de negen ertoe gebracht de veilige tent te verlaten, in het donker, bij -25 graden? Een plotse ontmoeting met ontsnapte kampgevangenen? Een angstaanjagende testlancering van een raket? Een kernproef? Buitenaardse wezens? Lokale Mansi die geen indringers duldden op hun jachtterrein?

Twee vorig jaar verschenen boeken proberen een nieuw licht te werpen op de zaak: Перевал Дятлова (Pereval Djatlova / De Djatlov Bergpas) van Aleksej Rakitin en Dead Mountain van de Amerikaan Donnie Eichar.

Wordt vervolgd.

(Hier deel 2deel 3 en deel 4.)