De geschiedenis van een oude Moskouse flat – getekend en beschreven in een adembenemend kinderboek voor volwassenen.

----------------------

Het is 1927 en ik tel vijf primussen. Ze staan in de Moskouse flat waar eens dokter Moeromtsev met zijn gezin woonde. Een aantal gezinsleden woont daar nog steeds, maar ze hebben, gedwongen, gezelschap gekregen van vijf andere families: “Муромцевых уплотняли несколько раз” (letterlijk vertaald: de Moeromtsevs zijn meerdere keren aangestampt. Oftewel: er zijn meerdere families in die ene flat komen wonen). De voordeur, de gang, het sanitair en de keuken worden nu door zeer velen gedeeld. De flat is een kommoenalka geworden.

De primussen staan, op eentje na, in de keuken, waar meerdere bewoners koken en hun was ophangen. Alleen de oude Vera Sjoejskaja, een dame uit een vooraanstaand geslacht en ook ingekwartierd, weet zich enigszins af te zonderen. Haar primus staat op haar eigen kamertje, wat vroeger, voor het gezin van dokter Moeromtsev, het voorraadkamertje was. Ze heeft als enige een icoon aan de muur.  


De geschiedenis van de Moskouse flat, zijn bewoners, de meubels en de spulletjes zijn te volgen in het adembenemende kinderboek История старой квартиры (De geschiedenis van een oude flat). Het is gemaakt door schrijfster Aleksandra Litvina en illustratrice Anja Desnitskaja. Het verhaal begint in 1902, wanneer de familie Moeromtsev de woning betrekt, en eindigt in 2002. De geschiedenis buiten heeft zijn weerslag op het leven achter de voordeur. Praskovja Simonova, tramcondructrice, heeft vanwege uitmuntende arbeid, mooie stof gekregen. Ze naait er een jurk van. Sonja verwijt Klava dat ze zich met haar vriendje Zajtsev te veel afzondert van het collectief. En die Zajtsev is maar een onderontwikkeld figuur. “Maar hij leest gedichten van Jesenin voor!”, verdedigt Sonja zich. Aan de muur in de keuken hangt een foto van Jesenin. Wordt daar – het is 1937 – bij een van de inwoners ’s nachts een telegram bezorgd? Maar er klinken laarzen in de gang – geen telegram. De volgende morgen, zo vertelt Toma (alle verhaaltjes bij de tekeningen worden vertelt door kinderen), is iedereen in de flat stil en somber. Op de tekening van 1937 zien we hoe Lilja Orlik gezichten wegknipt van familiefoto’s …
 


De oorlog (niet iedereen keert terug), de dood van Stalin (de een is bang, de ander blij), de dooi, de dissidenten, de perestrojka en Gorbatsjov, alles komt voorbij, en bij elke periode staat dan weer zo’n prachtige tekening, volgestouwd met mensen, meubels en spulletjes. Een waskom, schooluniform, voedselpakketje voor het front, radio, naaimachine, thermos, voedselbonnen, ski’s, kerstversierselen, laarzen, bandrecorder … Steeds op de volgende pagina worden die spullen nog eens apart getekend en toegelicht. En kijk ook naar de meubelen; hoe de boekenkast uit de werkkamer van dokter Moeromtsev een tweede functie krijgt: die van afscheiding om een extra ‘kamer’ te creëren. De mooie, rode canapé gaat mee tot 2002.

Prachtig is de tekening van een bruiloft in de jaren zeventig. De lange eettafel gaat door een deur heen, de twee uiteinden staan in twee verschillende kamers. En eind jaren tachtig blijken de Moeromtsevs een verre tante te hebben in Parijs! Die komt op bezoek, wat voor veel opwinding zorgt. Mama heeft een potlood klaarliggen waarmee de tante bij de familiefoto’s in een oud album de namen kan schrijven.


We zijn dan al in de tijd beland waaraan ik zelf herinneringen heb. In Leningrad bezocht ik eens een vergelijkbare woning, samen met mijn toenmalige docente Russisch. Die gaf les in Nederland, maar kwam oorspronkelijk uit Rusland. Ik ging met haar langs bij een oude buurvrouw. Ik vertelde iets over mijzelf, in mijn beste Russisch: “Ik ben student. Ik woon op een studentenflat. Ik woon daar met vijftien studenten.” Mijn docente voegde daar, ter verduidelijking voor de oude buurvrouw, onmiddellijk aan toe: “Ze wonen allemaal op een eigen kamer!”  

Schrijfster Litvina en tekenares Desnitskaja hadden bij hun verhaal geen bestaande flat voor ogen. Wel putten ze deels uit eigen herinneringen. Ze zien hun boek vooral als middel om met kinderen over de geschiedenis te praten. En mochten er geen kinderen in de buurt zijn: ook voor volwassenen is het een boek om van te smullen. 

Hoe Stalin verscheen aan de melkmeisjes in het veld

-------------------

Je kan je bij dit schilderij afvragen: waarom hebben die vrouwen op de voorgrond, tussen de koeien op de wei, een herenfiets aan de hand? - maar de centrale vraag is natuurlijk: wat doen Stalin en Vorosjilov daar? Het lijkt alsof beide heren achter de bossen zo maar plots, uit het niets, omhoog zijn gekomen, samen met een toren van het Kremlin. De twee melksters in het midden – de rest heeft nog niks in de gaten – staren naar de lucht en zijn duidelijk met stomheid geslagen.

We kennen de beide heren in deze pose natuurlijk van het schilderij ‘I.V. Stalin en K.Je. Vorosjilov in het Kremlin’ van hofschilder Aleksandr Gerasimov. Die schilderde het in 1938 naar aanleiding van het twintigjarig bestaan van het Rode Leger. (Het heette aanvankelijk ‘Op de bres voor de vrede’, maar toen enkele jaren later die vrede niet helemaal goed beschermd bleek, werd de titel aangepast.)  


Van het schilderij met de melksters bestaat ook een ‘normale’ versie. Of beter gezegd: bestond. Gerasimov schilderde het in 1959 en gaf het de titel Kolchozkudde – zie hieronder. Zonder Stalin en Vorosjilov op de achtergrond gaat je blik al helemaal naar die herenfietsen. Zijn die melksters er net mee aan komen rijden om weer een volle emmer af te leveren bij de melkbussen? Met die lange rokken? Over die hobbelige wei? Ik geloof er niks van. 


Gerasimov overleed in 1963. In 1991 verkocht zijn familie het schilderij Kolchozkudde aan een buitenlandse koper. Het wisselde een aantal keren van eigenaar om tenslotte weer in Rusland te belanden. Daar bleek bij technisch onderzoek dat onder het weidetafereel een oudere afbeelding schuilging. De eigenaar (ik weet niet wie dat is, evenmin hoeveel hij voor Kolchozkudde betaald heeft) liet de bovenste verflaag verwijderen. En daar kwamen Stalin en Vorosjilov tevoorschijn.

Gerasimov (met pijp) en leden van de Kunstacademie

Gerasimov had zijn Kolchozkudde in 1959 over een kleinere variant van‘Stalin en Vorosjilov’ heen geschilderd. Ongewild illustreerde hij daarmee de politiek omwenteling die zich had voltrokken. Zo’n afbeelding van Stalin (of het in dit geval nu een voorstudie was of een kopie voor de verkoop), daar kon je na de in 1956 in gang gezette destalinisatie niet meer mee aankomen – en Gerasimov al helemaal niet. Als eerste voorzitter van de Kunstacademie was hij ooit een invloedrijk man, maar in 1959 was hij al volledig in ongenade geraakt.  

Vorig jaar werd in Moskou een tentoonstelling gehouden van het werk van Gerasimov. Daar waren Stalin, Vorosjilov en de melkmeisjes in weer een iets andere variant te zien. De nabestaanden van Gerasimov bleken een reep bewaard te hebben die de schilder ooit van het later overgeschilderde doek had afgesneden. Die werd er weer aan toegevoegd, er ging een nieuwe lijst omheen en zie …


Kolchozkudde werd, in zijn oorspronkelijke staat, in 2013 op een Londense veiling te koop aangeboden, met als richtprijs 80.000 – 120.000 pond. Het bleef onverkocht. Veilinggegevens van een latere datum ben ik niet tegengekomen. Zou het in de huidige staat meer waard zijn? Ik denk het wel.  

Wat dan nog rest is de vraag van die fietsen. Ach, het antwoord lijkt me uiteindelijk vrij simpel: die staan daar gewoon afgebeeld als bewijs van de toegenomen welvaart op het platteland. 

Herfst in Zadonje - Leviathan op de steppe. Boris Jekimov beschrijft de strijd om een Russisch dorp

-------------------

Boris Jekimov

Is Herfst in Zadonje (Osen v Zadonje) van Boris Jekimov een verhaal van hoop of wanhoop? Jekimov beschrijft de verwoede pogingen van de Basakins, een oud kozakkengeslacht, om op de steppen van de Don, na de cataclysmen van de jaren negentig, weer een boerenbestaan op te bouwen. Net als in Zvjagintsevs film Leviathan en Remizovs boek Volja volnaja is de centrale vraag bij Jekimov: wie is, ver weg van Moskou, de baas over het Russische land? Zijn het, in dit geval, kozakkenfamilies met hun oude wortels of Tsjetsjeense immigranten?          

Boris Jekimov schrijft over het Russische platteland. Het ligt voor de hand om hem in dezelfde hoek te plaatsen als de Dorpsschrijvers, de Derevensjtsjiki, uit de laatste drie decennia van de Sovjetunie. De verschillen tussen Jekimov en Sovjet-schrijvers als Fjodor Abramov en Valentin Raspoetin zijn echter minstens zo groot als de overeenkomsten.

De Derevensjtsjiki schreven dertig, veertig jaar geleden in een andere land met andere regels. Hun speelveld werd afgebakend door ideologische kaders en censuur, die tot op zekere hoogte (afhankelijk van de wind die uit het Kremlin waaide) buigzaam waren. De kunst was om op dat beperkte veld een boodschap over te brengen aan de lezers, die vol overgave meededen aan het spel. Tussen de regels door lezen was een sport.          

Die literaire sport bestaat in het huidige Rusland nauwelijks meer – en bij Jekimov al helemaal niet. In Herfst in Zadonje valt weinig te raden. Het boek is helder en schematisch, de rolverdeling bijna cliché-matig. Ivan Basakin verliest in de jaren negentig zijn baan op de fabriek. Na jaren sappelen als vrachtwagenchauffeur, vernederd door de corrupte politie, probeert hij als boer zijn eigenwaarde te hervinden. Hij wordt gesteund door zijn neef Anikej, een compromisloos figuur die al een flink bedrijf heeft weten op te bouwen. Ivans zoontje Timosja - een wel erg engelachtig ventje - wordt verliefd op het boerenbestaan en uiteindelijk geeft ook vrouw Olga zich gewonnen, al keren beiden na de eerste zomer voorlopig weer terug naar de stad. Tsjetsjeense immigranten, die zich gevestigd hebben op onbeheerde grond die ooit aan de kolchoz toebehoorde, vormen het tegenwicht, het vreemde element op Russische bodem. Wanneer Anikej zijn grondgebied wil uitbreiden, volgt een gewelddadige confrontatie.

Bij Russen als Ivan en Anikej is het geen immigratie, maar remigratie; zij keren terug naar de grond van hun voorouders. Gezegend was die grond niet altijd. Onder Stalin werden in een van de valleien onteigende koelakken bijeengedreven voor hun transport naar Siberië. Chroesjtjsjov zette de oorlog tegen de boeren – op veel kleinere schaal – voort: ze moesten hun geiten inleveren. (Wat er vervolgens met die beesten moest gebeuren, daar was niet over nagedacht. De kolchozboeren van Zadonje zagen de bijeengedreven geiten verpieteren, de weinigen die in leven bleven, gingen uiteindelijk maar naar de slacht.)

Het einde van de kolchozen in de jaren negentig leidde tot een leegloop. De grond lag voor het grijpen, maar ondernemende boeren die risico's wilden nemen, waren er niet veel meer. Anikej Basakin waagt de stap. Petje af, zou je denken, maar veel sympathie wekt hij bij mij, Westerse lezer, niet. Hij heeft een deal met de politie, die hem arbeidskrachten levert in de vorm van arrestanten. Die krijgen de keus: werken bij Basakin of een rechtszaak met gegarandeerde veroordeling. Anikej houdt zijn personeel met fysiek geweld bij de les, of beter gezegd: van de drank. De enige andere bewoners van het goeddeels verlopen dorpje, een handjevol oudjes die niet zonder Anikejs hulp kunnen, krijgen van hem te horen: zet mijn arbeiders een fles voor en je huis gaat in de fik.

Jekimov lardeert de strijd om het Russische land met natuurbeschrijvingen die mij te sentimenteel zijn - in Russische recensies oogsten die juist lof. Nogal opzichtig is de nadruk op de typisch Russische gerechten die bij de Basakins op tafel komen, alsof Jekimov met elke pan oecha (vissoep) zegt: eet Russische waar, dan helpen wij elkaar! En uiteraard ontbreekt ook de lofzang op de Russische paddenstoel niet. Letterlijk onder dit alles speelt ook de Russisch-Orthodoxe kerk nog een rol. Er doen verhalen de ronde over een ondergronds klooster, die uiteindelijk waar blijken te zijn. Veel gewijder kan je grond niet maken.

Wanneer Anikej het onderspit delft in de strijd tegen de Tsjetsjeen Aslanbek, lijkt dit stukje steppe verloren voor de Russische ‘settlers’. Maar plots is daar Pavel, een Basakin met hoge connecties, die met een legereenheid het tij vooralsnog weet te keren. “Dit is onze laatste kans om ons Moederland te behouden”, laat Jekimov hem zeggen. “Ons hele leven verdedigen we verre grenzen, en dan zou onze geboortegrond in vreemde handen komen?”

Het is herfst. Ivan heeft er een jaar opzitten als beginnend boer. Zijn bedrijfje is nog wankel. Hij kijkt de donkere nacht in en ziet een sterrenregen. “De aarde ontving het sterrenzaad, als ware het een laat wintergewas. Was het daar nú nog niet de tijd voor, dan toch wel morgen.”  Herfst in Zadonje krijgt daarmee een aanzienlijk optimistischer einde dan Leviathan en Volja volnaja. Maar hoe geborgen is de toekomst, wanneer stabiliteit en groei afhankelijk zijn van het rücksichtlose optreden van een enkeling? Ik heb daar meer twijfels over dan, vermoed ik, de gemiddelde Russische lezer.   

------------------------

(Herfst in Zadonje kreeg dit jaar de Literaire Prijs van het Patriarchaat. Het boek haalde de korte lijst van de Grote Boekprijs. Roman Sentsjin, een andere moderne dorpsschrijver: “Herfst in Zadonje kon niet op een beter moment verschijnen. We praten vandaag de dag over de redding van de Russische wereld … Maar wat zich binnen Rusland afspeelt, hoe de Russische wereld hier bij ons thuis kleiner wordt, willen we niet opmerken. Of zijn we bang?”)    

Witte lakens – één groot feest. Russische vrouwen op Sovjetschilderijen doen de was.

--------------------

De gang met wasgoed naar rivier, beek of meer was doorgaans een zware. Het klimaat in Rusland leent zich grote delen van het jaar nu eenmaal niet voor wassen in de buitenlucht. Blogger Kykolnik (ik neem regelmatig een kijkje bij haar) verzamelde op haar site schilderijen uit de Sovjetjaren met wastaferelen, maar, niet verrassend (het socialistisch-realisme was overwegend optimistisch van kleur) - op die doeken overheersen toch vooral licht en levensvreugd.

Neem bovenstaand schilderij. Geen weer om met gekromde rug je handen lang in ijskoud water te houden. Maar de vrouw links, zo te zien net klaar met de klus, lijkt haar goede humeur niet te hebben verloren. Ze geeft het tafereel een vrolijke draai (Kykolnik schrijft op haar blog dat ze schilder en titel van dit werk vergeten is op te schrijven en beide niet meer kan terugvinden.)  

De vrouw hieronder is meer dan vrolijk. Met een soort mitrailleurslint van wasknijpers om haar nek heeft ze de aanval op de lakens ingezet – een gevecht dat ze glansrijk gaat winnen. De opwaaiende zomerjurk en het profiel van bovenbeen en heup vormen een harmonisch geheel met al dat wapperende wit om haar heen. Ze staat met haar hoofd in de wolken. 

Maj Dantsig - Zonnige dag (1966)

De was gedaan in de Wolga, en dan op je blote voeten over een door de zon opgewarmde houten vlonder naar het zand of gras op de oever lopen… De ronde holte van het wasteiltje sluit bij nog precies om haar heup, bij de vrouwen achter haar al niet meer, denk ik. Het tapijt rechts, zou dat alleen uitgeklopt worden of ook gewassen? Bij de reacties op het blog van Kykolnik lees ik: “Mijn oma waste, blauwde (синила), stijfde en streek alles… Ik heb zelfs geen strijkijzer… En wat nou lakens – een wollen Moldavisch kleed van 3 bij 2 waste ze! Dat was droog al niet te tillen, laat staan nat!!! Ach, het kleed was van 1925, dikgeweven, met rozen. Ook verbonden met verdriet, begrijp ik nu. Het was geconfisceerd bij verbannen Roemenen, of die hadden het in de hongerjaren ‘46-’47 verkocht.” Het commentaar vermeldt niet of deze oma op het platteland woonde of in de stad.      

Aleksej Belych - Zomer aan de Wolga (1980-1988)

Boris Vaks - Doordeweekse lentedag (1977)

Sergej en Aleksej Tkatsjev - Op de vlonder (1957)

Een paar schilderijen in de collectie van Kykolnik vallen uit de toon. O ja, denk je dan, zo was het natuurlijk ook, of: zo was het toch vooral. Lijken veel wastaferelen onderdeel van één groot feest, bij het schilderij van Ptjotr Soelimenko (Bij het wak) vraag je je af: krijgt ze straks haar rug nog wel recht? “Доля ты! — русская долюшка женская! Вряд ли труднее сыскать”, zo citeert iemand op de site van Kykolnkik een gedicht van Nikolaj Nekrasov over het lot (“een zwaarder is nauwelijks te vinden”) van de Russische vrouw. 

Pjotr Soelimenko - Bij het wak (1973)

Helemáál los van de overige schilderijen staat dit trieste beeld:

Nikolaj Dormidontov - Leningrad tijdens het beleg (1943)

Hieronder nog een aantal schilderijen met wastaferelen, deels weer buiten op het land, maar ook een aantal binnenshuis, in de stad. Voor nog veel meer vrouwen aan de was: volg het linkje naar Kykolnik in de eerste alinea. 

Uit de schatkamer van Sovjetliedjes: een onweerstaanbare lofzang op Paramaribo

--------------------

Paramaribo Suriname Lyudmila Lyadova



Mijn vorige stukjes gingen over moordpartijen uitgevoerd door beulen van de NKVD tijdens de Stalinterreur in Siberië. Dit stukje gaat over Paramaribo. Waarbij ik u meteen even moet corrigeren. De klemtoon in Paramaribo ligt op de voorlaatste lettergreep: Paramaribo.

En ik stel u voor aan Ljoedmila Ljadova, een dame met een lange zangcarrière en een repertoire dat staat als een huis. Hier bezingt zij de hoofdstad van Suriname. Ze krijgt daarbij stevige ondersteuning van een geluidsband, die wel even te vroeg wordt gestart. Hulde voor de zeer geroutineerde wijze waarop Ljoedmila dat opvangt.


De tekst is een pareltje. Hoever hij teruggaat weet ik niet, maar – laat u niet misleiden door de moderne dreun die eraan is toegevoegd – het lied stamt uit de Sovjetunie. Misschien nog uit de tijd dat Suriname gebukt ging onder het imperialistisch-koloniale juk van Nederland. Ljoedmila heeft de tekst wel aangepast aan de moderne tijd en in de eerste regel ‘Sovjet’ vervangen door ‘Russisch’. In het geweldige laatste couplet is ‘Leningrad’ omwille van het rijm gelukkig blijven staan. De tekst is van Arkadi Ventsel, over wie ik niks heb kunnen vinden. Ljoedmila schreef de muziek.

 

ПАРАМАРИБО

Большой советский теплоход
Een grote Sovjetboot
У берегов Гвианы.
Voor de kust van Guiana [= Nederlands Guiana, met Suriname]
В Парамарибо он идет,
Naar Paramiroba gaat hij
Где пальмы и бананы.
Waar palmen en bananen zijn

И видят наши моряки
En onze zeelui zien
Оранжевые горы,
Oranje bergen [dit zal geen verwijzing naar Nederland zijn]
Вдали белеют маяки –
Wit lichten in de verte vuurtorens op
Парамарибо скоро.
Paramaribo is nog maar even

Парамарибо, Парамарибо,
Парамарибо – город утренней зари,
… stad van het vroege ochtendlicht
Парамарибо, Парамарибо –
Он о любви нам и о дружбе говорит.
… spreekt van liefde en vriendschap

В порту к советским морякам
Гвианка шла навстречу,
In de haven kwam de Sovjetzeelui
Een Guiaanse tegemoet
Но как, не зная языка,
Maar als je de taal niet kent
Сказать ей: "Добрый вечер"?
Hoe zeg je haar dan: goedenavond?
С глазами встретились глаза
Ogen begroetten elkaar
И вместо разговора
En in plaats van een gesprek
Матрос на берег показал,
Wees een matroos naar de oever
И все запели хором:
En allen zongen in koor:

Она на русском языке ответила: "Спасибо.
Ze antwoordde in het Russisch: bedankt
Вы передать должны Москве привет Парамарибо.
U moet Moskou de groeten doen van Paramaribo
Пускай далеко мы живем,
Al wonen we ver van elkaar
Но в дружбу верить надо…"
We moeten in vriendschap geloven.”
И пели моряки потом
Весь путь до Ленинграда:
En toen zongen de zeelui
De hele reis tot Leningrad:
 

Ljoedmila Ljadova (1925) trouwde vijf keer en schreef achthonderd liedjes. Graag wijs ik op enkele titels: Maarschalk Zjoekov, En ze noemen me KAMAZ, Vrouwen van agenten, en Ode aan Lev Jasjin. De kans dat ik over dit laatste lied binnenkort een stukje schrijf, is vrij groot.

---------------

Er is overigens nog een moderner Russisch liedje over de hoofdstad van Suriname, van de groep Kwartal. Dat bevat nogal wat onjuistheden. Zo krijgt Paramaribo een plekje aan de oceaan, met een gouden strand, een parelende branding en vuurrode koralen. (Ik weet niet in welke mate Suriname tegenwoordig nog aan bod komt in het onderwijs, daarom voor de zekerheid: Paramaribo ligt aan de rivier de Suriname.) Verder constateren we dat het refrein een regel bevat die letterlijk is overgenomen uit de tekst van Arkadi Ventsel en dat componist A. Piljavin goed geluisterd heeft naar het nummer Spring Fever van het IJslandse ensemble Mezzoforte. Wel ligt de klemtoon in Paramaribo ook hier weer op de juiste plek.

 

Een zwaar gordijn wordt opengeschoven: Denis Karagodin achterhaalt welke Stalinbeulen zijn overgrootvader hebben vermoord – 3

------------------

Niloaj Zyrjanov met zijn zoontje

In Tomsk doet Denis Karagodin onderzoek naar de Stalinterreur waarvan zijn overgrootvader Stepan Karagodin slachtoffer is geworden (zie deel 1). Met 35 andere onschuldigen wordt hij op 21 januari 1938 geëxecuteerd. Denis brengt de plaatselijke commando-lijn van de NKVD, Stalins geheime dienst, volledig in kaart, tot en met de typistes, de chauffeurs van de gevangenenwagens en de beulen. Op 21 januari haalden twee mannen en een vrouw de trekkers over: Nikolaj  Zyrjanov, Sergej Denisov en Jekaterina Noskova. Van zijn bevindingen doet Stepan gedetailleerd verslag op zijn site.

Nadat hij de namen van de drie beulen heeft gepubliceerd, krijgt hij een brief van een zekere Joelija. Ze is een kleindochter van Nikolaj Zyrjanov, één van de beulen. Joelija schrijft:

“Ik kan al een paar dagen niet slapen, ik kan het gewoon niet, klaar. Ik heb al het materiaal bestudeerd, alle documenten op uw site, ik heb zo veel verschillende dingen overdacht (…). Met mijn verstand begrijp ik dat ik geen schuld heb aan wat is gebeurd, maar wat ik voel is niet in woorden te vatten.

De vader van mijn grootmoeder (van moeders kant), mijn overgrootvader, is verklikt, die hebben ze thuis opgepakt, in dezelfde tijd als uw overgrootvader, en hij is nooit meer teruggekomen. Thuis bleven vier dochtertjes achter, mijn grootmoeder was de jongste. En nu is dus gebleken dat er in één familie slachtoffers en beulen zijn … Het is erg bitter om dat te beseffen, erg pijnlijk … Maar ik zal nooit afstand nemen van de geschiedenis van mijn familie, hoe die ook is (…).

Het verdriet dat zulke mensen hebben gebracht is niet goed te maken. De opdracht van de volgende generaties is simpelweg: niet verzwijgen, alle zaken en gebeurtenissen moeten bij hun naam genoemd worden. Het doel van deze brief aan u is u gewoon te zeggen dat ik nu weet van deze schandelijke pagina in de geschiedenis van mijn familie en dat ik volledig aan uw kant sta.

In onze maatschappij zal nooit iets veranderen als de volledige waarheid niet boven water komt. Het is niet zo maar dat er nu weer Stalinisten zijn verschenen, standbeelden van Stalin, daar kan je met je gezonde verstand niet bij (…).

Ik zou u nog veel willen schrijven, vertellen, maar het belangrijkste heb ik gezegd – ik schaam me ontzettend voor alles, het doet me gewoon fysiek pijn. En het is bitter dat ik niets kan rechtzetten, dat ik u alleen kan bekennen dat ik verwant ben aan N.I. Zyrjanov en dat ik uw vader kan gedenken in de kerk.

Dank u voor uw enorme werk dat u hebt verricht, voor de waarheid, hoe zwaar die ook is. Er is hoop dat de samenleving eindelijk bij zinnen komt dankzij mensen zoals u. Dank u nogmaals, en vergeef me!”

Bij de e-mail zaten enkele foto’s van Zyrjanov. “Het zou u tijd kosten om hiernaar te zoeken”,  aldus Joelija.

NKVD-beul Nikolaj Zyrjanov

NKVD-beul Nikolaj Zyrjanov


Denis Karaganov schreef in zijn antwoord aan Joelija onder meer:

“Ik ben u oprecht dankbaar. Ik zie dat u een prachtig mens bent (…). En ik ben trots dat ik u dat ronduit en zonder te veinzen kan schrijven. U vindt in mijn persoon geen vijand of belager, maar slechts een mens die voor eens en altijd een punt wil zetten achter dat eindeloze Russische bloedbad. Daar moet voor eens en altijd een einde aan gemaakt worden. Ik heb het idee dat het juist in ons bereik ligt om dat te doen.

Ik rijk u een hand van verzoening (…) U hebt met uw brief het belangrijkste gedaan – u bent oprecht geweest (…)  Leeft u met een rustige ziel, en, vooral, met een zuiver geweten. Ik, noch iemand van mijn verwanten of naasten, zal u ooit ergens van beschuldigen (…)

Ik dank u hartelijk. Ik ben blij dat er in mijn leven één mooi mens bij is gekomen – u.

Dank u!”

-----------------

Correctie: In een eerdere versie van dit artikel stond Denis Karagodin vermeld als student. Hij is al afgestudeerd.

Aanvulling: Denis Karagodin wordt in Kremlin-getrouwe media hard aangepakt. Zie hier.
 

Een zwaar gordijn wordt opengeschoven: Denis Karagodin achterhaalt welke Stalinbeulen zijn overgrootvader hebben vermoord – 2

------------------------


Denis Karagodin, die in Tomsk onderzoek doet naar het lot van zijn overgrootvader tijdens de Stalinterreur (zie mijn vorige stukje), is niet de enige in Rusland die op lokaal niveau bezig is om de officiële geschiedschrijving – die steeds boller staat van heldendaden en triomfen - aan te vullen met een keerzijde; een keerzijde waarop zo veel mogelijk onschuldige slachtoffers uit de Stalintijd hun gezicht terugkrijgen.

Waar slachtoffers van terreur zijn, zijn ook daders. Een pijnlijk punt, dat in Rusland ooit onder het tapijt is geschoven, waar het tot op de dag van vandaag ligt. Tot onderzoek, berechting en eventueel bestraffing is het nooit gekomen. Wie dat moeilijk verteerbaar vindt, rest weinig anders dan eigen initiatief. Denis Karagodin streeft in Tomsk naar berechting, ook al zijn de daders niet meer in leven. Bij anderen gaat het in de eerste plaats om weten.

Deze herfst werd in het dorpje Toegatsj (regio Krasnojarsk) een kruis opgericht op de plek waar zestig jaar geleden gevangenen van het Kraslag werden begraven. (Kras staat voor Krasnojarsk, lag voor lager, oftewel kamp). Het Kraslag had meerdere ‘vestigingen’. Die in Toegatsj telde zo'n 1800 bewoners, van wie de meeste veroordeeld waren op grond van het beruchte artikel 58. Na de dood van Stalin (1953) werd het kamp opgeheven. Velen van de gevangenen konden geen kant op. Ze hadden geen geld voor een reis, woonvergunningen waren vaak niet meer geldig of familie had zich van hen afgekeerd. Bewakers hadden elders evenmin perspectief. Zo leefden de voormalige gevangenen en hun bewakers verder in het dorp, zij aan zij.

Ljoedmila Miller (links) en Tamara Petrova (midden) 

Het kruis op de begraafplaats vloeide voort uit een initiatief van Ljoedmila Miller en Tamara Petrova. Ljoedmila is de dochter van een kampfunctionaris, Tamara is dochter en kleindochter van gevangenen uit het Kraslag. Tamara: “De tajga is vergeven van de naamloze graven. Hoe kan je leven zonder daar iets van af te weten?”

Tijdens een wandeling, tien jaar geleden, stuitte Tamara op een kuil met botten. Ze maakte foto’s en plaatste ze op de site Odnoklassniki (Klasgenoten). Er kwamen veel reacties, met herinneringen en verhalen. Daarop besloot Tamara om de geschiedenis van het kamp en het dorp te beschrijven. Ljoedmila sloot zich bij haar aan. Een beroep doen op archieven had nauwelijks zin. Kinderen van vroegere gevangen kunnen informatie opvragen, maar zij weten vaak niet waar hun ouders of grootouders zijn overleden. Voor de reconstructie van de geschiedenis wordt daarom vooral gebruikgemaakt van persoonlijke getuigenissen.

Vladimir Tsjikanik - Meisje met poesjes 

Daarnaast zijn er oude foto’s verzameld en werd een schema uit de jaren 30-40 gevonden, met daarop de plekken in de tajga waar de gevangenen hout moesten kappen. Aandoenlijk is het schilderij van de oud-gevangene Vladimir Tsjikanik. Hij maakte ooit een portret van een meisje uit het dorp, waarna de bestellingen elkaar snel opvolgden. De compositie bleef steeds hetzelfde, alleen het gezicht van het meisje veranderde.

De dorpelingen gaven soms voedsel aan de gevangenen, die in ruil weleens een klusjes deden. De bewakers stonden dat niet in de weg. Volgens Aleksej Babij, voorzitter van de afdeling Krasnojarsk van Memorial, was dat niet ongewoon voor het Kraslag. “De bewakers begrepen dat het lang niet allemaal misdadigers waren in het kamp. En de gevangenen wisten dat ze niet door beesten werden bewaakt. Ze wisselden ook weleens van plaats – wie gisteren het kamp bewaakte, kon morgen achter het prikkeldraad belanden.” Er zijn zelfs foto’s waar gevangenen en bewakers samen voor poseerden.

De plek waar de kampgevangenen werden begraven, had geen aparte graven en geen kruisen. Ze moet nog officieel als begraafplaats worden geregistreerd, zodat er geen bomen worden gekapt of grond wordt weggegraven. “Dat is een zaak van lange adem”, aldus Tamara Petrova. “Het is voor ons nu belangrijker om materiaal te verzamelen over onze geschiedenis, zolang er nog mensen leven die iets kunnen vertellen. Ik wil dat alles menselijk gebeurt. Dat de begraafplaats in orde wordt gebracht en gewoon een hek krijgt. En we hebben een priester uitgenodigd om deze aarde te zegenen en een dienst te houden voor de mensen die hier begraven liggen.”  
 

Wordt vervolgd.

 Hier deel 1. In deel 3 meer over Denis Karagodin en zijn activiteiten in Tomsk, met onder meer de brief die hij kreeg van een nabestaande van een van de beulen van zijn overgrootvader.

Correctie: In een eerdere versie van dit artikel stond Denis Karagodin vermeld als student. Hij is al afgestudeerd.