Katajev, antwoordde een goede vriendin uit Rusland op mijn vraag: wie ik moest lezen ter voorbereiding op mijn reis naar Odessa. Babel en Paustovski, ja, allicht, maar die kende ik al en daar kwam iedereen mee aanzetten die naar Odessa was geweest. Nee, het moest een minder bekende schrijver zijn. Katajev, was dus haar antwoord, Valentin Katajev.
Van Katajev (1897-1986) had ik nog nooit iets gelezen, maar zijn naam deed een stevig Sovjet-belletje rinkelen – behoorde die niet tot de harde kern van het literaire establishment, tot de ingenieurs van de ziel die hun hand niet omdraaiden voor nog eens een ode aan gehard staal en gestaalde kaders? Ik was vooral op zoek naar ‘kleine’ beschrijvingen van Odessa, naar locaties die ik kon gaan bekijken en routes die ik kon nalopen, dus … eh … Katajev? Maar toen ik hem min of meer neutraal besproken zag in een artikel over literair Odessa, besloot ik het toch maar eens met hem te proberen. Белеет парус одинокий (Belejet paroes odinoki) werd in het artikel genoemd, een boek uit 1936 over het woelige jaar 1905 waarin hij veel jeugdherinneringen had verwerkt. Als dat geen ‘kleine’ beschrijvingen van Odessa zou opleveren!
Dat deed het inderdaad volop, maar dat ontdekte ik pas na terugkeer in Nederland. Ik was daar in de havenstad aan de Zwarte Zee te veel bezig geweest met een andere minder bekende schrijver: Vladimir Zjabotinski (over diens Odessa schreef ik hier en hier). Thuis nam ik Beleet paroes odinokii pas echt ter hand. Het bleek een kinderboek – ik schat voor 12-jarigen – wat in dat artikel over literair Odessa niet echt duidelijk was vermeld. In ideologisch opzicht bleek het loepzuiver, we hadden hier te maken met de vriendjes Petja en Gavrik, gestaald kader in de dop. Petja mag naar het gymnasium, maar wordt vooral meegesleept door de avonturen van Gavrik, die in een schamel vissershutje aan de zee woont. Er gebeurt van alles (de muiterij op de Potjomkin, stakingen, demonstraties, vuurgevechten, een pogrom), maar het eindigt hoopvol: de twee vriendjes helpen een door gemene agenten gezochte matroos met een vissersbootje te ontsnappen naar Roemenië.
Hoe lang geleden was het dat ik – buiten mijn hoedanigheid van oppas - een kinderboek las? Onvermijdelijk kwam Boris van Jaap ter Haar weer bovendrijven, het boek waarmee mijn belangstelling voor Rusland begon. Stel dat Katajev was vertaald en ik had zíjn boek gelezen, over Petja en Gavrik, en niet dat van Jaap ter Haar over Boris? Ik zou niet naar Amsterdam zijn gereisd om bij boekhandel Pegasus eens wat brochures te halen over de CPN, dat niet. Maar had ik me dan misschien voor altijd tot Odessa aangetrokken gevoeld in plaats van tot het Leningrad van Boris?
En nog een vraag die bij me opkwam: hoeveel indruk maakte Belejet paroes odinokii op jonge Russische tijdgenoten van Katajaev, op een 12-jarige jongen in, pak ‘m beet, Vologda of Archangelsk? Véél, denk ik. Zou zo’n jongen zich dan niet gestoord hebben aan de opzichtige ideologische sjablonen? Tuurlijk niet! Jeugdboeken van mij die zich afspeelden in de Tachtigjarige Oorlog waren net zo voorspelbaar, met koene Hollandse jongens die het opnamen tegen die vuige Spanjaarden. Die boeken werden daar echt niet minder spannend door.
Ik las bij Katajev over meerdere plekken in Odessa die ik inmiddels kende van mijn wandelingen door de stad. Nieuw voor me was iets heel anders: de mars Toska po rodine (Heimwee naar het moederland), die in het boek twee keer wordt gespeeld: bij het einde van een Paaskermis en tijdens een alternatieve 1 mei-viering, op vissersbootjes veilig op zee, ver genoeg van de kust. Zou die mars ook klinken in de verfilming van het boek, uit 1937?
Helaas, geen mars te bekennen. (De uitvoering op zee belandde wel op de omslag van een van de vele uitgaven van het boek - zie hieronder). Hier kunt u de mars horen:
-----------------
Eigenlijk had ik dit stukje aan die mars willen wijden, aan de vraag door wie die nou precies geschreven is. Maar mijn bespiegelingen over Katajev drongen voor. Wie meer over het muziekstuk wil weten, kan terecht in een uitgebreid artikel in het Russisch.
En nu we het toch over muziek hebben: op mijn laatste dag in Odessa zag ik op een van de hoeken van het driehoekige Catharinaplein plots de gedenksteen voor componist Maks Kjoess. Ik wist dat die ergens moest hangen, was er niet speciaal naar op zoek gegaan, maar vond het toch leuk dat ik die nu had gezien. Kjoess is de schrijver van de wals Golven van de Amoer – veel mooier dan die mars bij Katajev. Over het leven van Kjoess, inclusief zijn werk als kapelmeester in de Goelag, schreef ik eerder een stukje. Zijn beroemde wals vindt u hieronder.