platteland

Idzjit - korte verhalen van 'zwartschrijver' Roman Sentsjin

(Eerste publicatie: 25-11-10

Een van de boeiendste Russische schrijvers van dit moment is Roman Sentsjin. Zijn Joltysjevy, over de vergeefse pogingen van een stadse familie om in een dorp het hoofd boven water te houden, was een van de ontdekkingen van vorig jaar. Zijn dit jaar verschenen Idzjit, met korte verhalen, blijft achter bij Jotysjevy, maar mag er toch ook zijn.

Wat maakt Sentsjyn boeiend? Niet zijn stijl. Hij schrijft niet mooi, eerder kabbelend, laconiek. Of misschien is het toch juist dat laconieke? Sentsjyns voortkabbelende verteltrant gaat een verbinding aan met de sombere beelden die hij schets van de dorpen en de kleine steden ver van Moskou. Die combinatie grijpt je bij de keel.

Sentsjin weet waarover hij schrijft. Zijn familie nam de wijk uit Toeva, toen de nationalisten zich daar na het uiteenvallen van de Sovjetunie tegen de Russen keerden. Hij kwam terecht in het Siberische stadje Minoesinsk en maakte daar van dichtbij de economische chaos en sociale verwarring van de jaren negentig mee. In zijn verhalen schetst hij vooral de strijd om het naakte bestaan op het platteland. Centraal staan de Russen die in de jaren negentig tussen wal en schip belandden: opgegroeid in de Sovjetunie werden ze opeens wakker in een ander land. De grond was gaan schuiven, de spelregels waren veranderd.

Sentsjin schrijft over hoe het hun daarna verging: de oude kolchoz-directeur die nog steeds vecht om de oogst op tijd binnen te krijgen; de vrouw met astma (weggetrokken uit Toeva), die naar de stad moet (een lange reis met een haperende busdienst) om de komkommers uit haar moestuintje verkopen. In de bus op de weg terug peinst ze:

“Verschrikkelijk snel en onverwacht waren ze oud geworden, hadden ze hun krachten verloren. Toen ze hierheen verhuisden, waren ze nog opgewekt geweest en sterk, ze maakten plannen voor een nieuw leven, maar hier leek het wel of ze in een muizenval terecht waren gekomen. Hij was dichtgeklikt – je kon je niet bevrijden, niet lostrekken, al je botten waren gebroken. Ze leerden het dorp kennen en begrepen dat het helemaal geen moestuincoöperatie was, maar een verschrikkelijk, wreed wereldje, dat ze hier geen vrienden zouden vinden; elk huishouden leefde apart, en hoe harder een familie werkte, hoe groter de vijandschap met de mensen in de buurt, niemand laten ze bij zich toe – schrik aangejaagd door oplichters, dieven, dronkelappen, zien ze misschien in iedereen zo’n iemand…”


In Joltysjevy werd één familie gevolgd. In Idzjit komen de lotgevallen van meerdere figuren aan bod. Door die verbrokkeling zijn de beelden minder indringend, maar toch maakt Sentsjin in zijn korte verhalen duidelijk dat op het Russische platteland de sociale structuren (in de Sovjet-periode toch al ernstig beschadigd) zijn vergruisd. Solidariteit is zeldzaam.

Sentsjin wordt wel beschuldigd van zwartschrijverij. Het is allemaal wel érg somber bij hem. Ik kan dat niet goed beoordelen. In elk geval ken ik geen schrijver of publicist die momenteel met eenzelfde overtuigingskracht pósitief over de Russische dorpen schrijft.

Over Sentsjins boek Joltysjevy schreef ik eerder hier.