Rusland in de 20ste eeuw – 7: Hotel Lux, Moskou: broeierige verzamelplaats voor Westerse communisten die de wereld gingen verbouwen

——————-

In deze serie recensies en/of korte notities komen boeken aan bod die betrekking hebben op Rusland en de Sovjetunie in de 20ste eeuw. Misschien helpen ze het huidige Rusland beter te begrijpen. Waar ik nadrukkelijk aan toevoeg dat begrijpen iets anders is dan begrip hebben voor.

————————

—————————

Een prima plek om interessante boeken over Rusland en de Sovjetunie te ontdekken, is het Pushkin House in Londen. Alleen al hun shortlist voor beste boek van het jaar! Die doet je overigens wel wanhopig verzuchten: het is zoveel, zo boeiend, maar ik krijg dat nooit allemaal gelezen… Ter illustratie zo maar wat titels van de lijst van 2023 (waarvan ik er, verdorie, zelfs niet één in huis heb gehaald: Muppets in Moscow: The Unexpected Crazy True Story of Making Sesame Street in Russia, van Natasha Lance Rogoff; Red Leviathan: The Secret History of Soviet Whaling, van Ryan Tucker Jones, en Places of Tenderness and Heat: The Queer Milieu of Fin-de-Siècle St. Petersburg, van Olga Petri. En, mind you, dan vind je op de site van het Pushkin House daarnaast ook nog eens tal van titels die helemaal niet op een shortlist staan. Zoals Hotel Lux. An intimate history of communism’s forgotten radicals, van Maurice J. Casey. Dát haalde ik wel in huis, en juist dat boek viel een beetje tegen – al hangt het er wel vanaf waar je als lezer precies naar op zoek bent.   

Hotel Lux in Moskou, de hoofdstad van de jonge Sovjetunie, was in de jaren twintig van de vorige eeuw een opwindende bijenkorf, waar linkse idealisten uit de hele wereld, met hun hoofd in de communistische wolken, bijeen hokten: samen gingen zij een nieuwe wereld bouwen, met de USSR als lichtend voorbeeld! In het door woningnood geteisterde Rusland was een kamer in Hotel Lux, vlak bij het Kremlin en het kantoor van de Komintern, het beste wat de buitenlandse kameraden (die vaak jaren in de hoofdstad verbleven) aan huisvesting geboden kon worden. Was het verblijf aanvankelijk misschien onbezorgd, dat veranderde met de groeiende paranoia onder Stalin. Het hotel “… was a place where the distance between the emotional extremes of the communist experience, from delerious optimism to terrified disenchantment, was often the width of a corridor”, schrijft Casey. Voor meerdere gasten was Hotel Lux een tragische halte op weg naar arrestatie en executie. “The rooms that once hosted freewheeling parties where now essentially holding cells for activists with diminishing prospects of surviving the decade.”

De Ierse historicus Casey is gefascineerd door vooroorlogse revolutionaire idealisten, vooral wanneer die uit zijn geboorteland komen. En gaat het dan ook nog eens om idealisten die in hun tijd misschien bekend, of zelfs beroemd waren in kleine kring, maar inmiddels in de mist van de geschiedenis zijn opgelost, dan gaan bij Casey echt alle registers open. Om hun levens (en dat van hun kinderen) te reconstrueren, bezoekt hij zestien archieven in Europa en de VS en eindigt hij in een schuur in een tuin ergens in Noord-Spanje, waar hij een grote brievenschat opduikt.

Edo Fimmen

Het eerste biografische draadje waar hij aan trekt is dat van de Ierse May O’Callaghan, die in Moskou als vertaalster werkte voor de Komintern. Via haar buren in Hotel Lux speurt Casey naar allerlei vertakkingen en dwarsverbanden, waarbij vriendschappen, (lesbische) liefdesrelaties, verbroken huwelijken en onechte kinderen voor een bont en af en toe broeierig internationaal web zorgen. Het gevolg daarvan is, dat een flink deel van het boek zich buiten de Sovjetunie afspeelt, en doorgaat tot in de jaren zeventig en zelfs tachtig, wanneer de duizelig makende jaren twintig en de angstige jaren dertig (kortom: het hele leven in Hotel Lux) allang tot het verleden behoren. Boeiend, alles bij elkaar, maar het boek hangt voor mij een beetje uit het lood; Casey had zich voor mij wat meer mogen concentreren op dat hotel – zoals de titel toch eigenlijk ook belooft - en het dagelijkse leven in het Moskou van toen.                                

Een van de personen die boven komen drijven is de Nederlandse vakbondsman Edo Fimmen, géén gast in Hotel Lux. In Amsterdam ontmoette hij Emmy Leonard. Zij krijgen twee dochters, van wie de eerste geboren wordt in Moskou. Terwijl Edo Europa doorkruist voor vakbondswerk, verblijft Emmy in Hotel Lux, waar ze bevriend raakt met May O’Callaghan. Emmy en May vertrekken op tijd uit de Sovjetunie en ontkomen aan de Stalinterreur. De vriendschap tussen de twee vrouwen en de lotgevallen van hun kinderen vormen een van de bouwstenen van het boek. Interessant, maar toch niet zo aan mij besteed. Overigens lijkt het leven van Edo Fimmen, die niet alleen als vakbondsman actief was, maar zich ook flink verzette tegen het fascisme, mij een biografie waard.*) En wie wat meer wil weten over Emmy Leonard; handig om te weten dat zij onder verschillende namen door het leven ging, waaronder Alida Kammerer en Alida de Jäger.         

(In een aflevering van Andere Tijden uit 2014 komt Hotel Lux aan bod. Daarin ook aandacht voor de lijntjes die vandaar liepen naar de communisten in Nederland.)

——————-

*) Dat had ik goed ingeschat. Dit stukje stond nog niet online of ik kwam die biografie tegen: Edo Vlimmen. De wereld als Werkterrein, van Hans Schoofs, verschenen in 1997.  

——————-

Rusland in de 20ste eeuw – 6: Biopiraterij van een Nazi: de jacht van Heinz Brücher op de zadenbank van Nikolaj Vavilov

——————————-

In deze serie recensies en/of korte notities komen boeken aan bod die betrekking hebben op Rusland en de Sovjetunie in de 20ste eeuw. Misschien helpen ze het huidige Rusland beter te begrijpen. Waar ik nadrukkelijk aan toevoeg dat begrijpen iets anders is dan begrip hebben voor.

Nikolaj Vavilov

Op 17 december 1991 vindt de politie in een ranch in het Argentijnse Mendoza het lijk van Heinz Brücher. Zijn handen zijn vastgebonden, hij is gewurgd. Voor het huis staat een enorm beeld van een roofvogel met gespreide vleugels, in de stijl van de Reichsadler. Binnen vindt de politie een grote hoeveelheid nazi-propagandamateriaal. Met het gewelddadige einde aan het leven van Brücher komt er ook een einde aan de zendingen die het vermaarde Vavilov Planten Instituut in Leningrad met enige tussenpozen ontving uit Argentinië; pakketjes met allerlei zaden.

In The Forbidden Garden of Leningrad. A True Story of Science in a City under Siege, beschrijft Simon Parkin de lotgevallen van de enorme ‘plantenbibliotheek’ en zadenbank in Leningrad, het levenswerk van de internationaal vermaarde wetenschapper Nikolaj Vavilov. Vavilov werd nog voor de Duitse invasie van de USSR opgepakt en stierf in gevangenschap, slachtoffer van de Stalinterreur. Zijn medewerkers, onwetend van het lot van hun directeur, waakten tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen honger het belegerde Leningrad richting de afgrond duwde, over de unieke collectie zaden. Meerderen van hen stierven, omgeven door materiaal dat hen van de hongerdood had kunnen redden.

In grote lijnen (niet in de verste verte zo gedetailleerd als beschreven in Parkins boek) was ik bekend met het verhaal van het Vavilov Instituut. Nieuw voor mij was de Duitse lijn in dat verhaal; de jacht die door een Duitse wetenschapper, Heinz Brücher, tijdens de oorlog op de unieke zadenbank, met honderdduizenden monsters, werd gemaakt.

Het Plant Instituut in de jaren twintig

De 26-jarige Brücher trok als artillerie-officier in 1941 met het Duitse leger op richting Moskou. Zijn hoofd had hij echter niet bij de Russische hoofdstad. Hij had een studie biologie afgerond en wist, zoals veel geleerden in het Westen, van de unieke zadenbank in Leningrad. Dáár had hij zijn zinnen op gezet. En niet alleen in Leningrad vermoedde hij een rijke buit, het Vavilov Instituut had verspreid over de Sovjetunie meerdere dependances, onder meer in het noorden en in steden als Kyiv en Cherson. De bruikbaarheid van de zaden werd zo getest onder verschillende klimatologische omstandigheden, er werd geëxperimenteerd met nieuwe, sterke varianten om hongersnoden in de toekomst te voorkomen. Leningrad bleef buiten bereik, maar elders sloeg Brücher wel zijn slag: met een SS sammelkommando legde hij de hand op een enorme hoeveelheid zaden. De buit van deze biopiraterij werd naar het Oostenrijkse Lannach gebracht. Daar moest ze samen met een collectie die vijf jaar eerder uit Tibet was meegenomen, de basis gaan vormen van een nieuw SS instituut voor plantengenetica. Zover kwam het niet.

Heinz Brücher

Brücher nam na de oorlog de wijk naar Argentinië met medeneming van een flinke hoeveelheid ‘Vavilov-zaden’. Het lot daarvan is onduidelijk (net als dat van de zaden uit Lannach die via een Engelse militair in Engeland belandden). Wel stuurde Brücher, aan te nemen valt als een soort wiedergutmachung, regelmatig pakketjes met zaden naar Leningrad. Over zijn dood in 1991 doet het verhaal de ronde dat hij op het punt stond om naar buiten te komen een methode om door een schimmel coca-plantages in Bolivia te vernietigen.

Het overgrote deel van The Forbidden Garden of Leningrad gaat níet over de rooftocht van Brücher; Simon Parkin beschrijft vooral het gevecht van de medewerkers van het instituut om hun unieke collectie onbeschadigd door het verwoestende beleg van de stad heen te krijgen. Dit tegen de achtergrond van de terreur, waarbij hun grote inspirator Vavilov onoverwinnelijke krachten tegenover zich vond. Stalin had de kant gekozen van de charlatan en pseudo-wetenschapper Trofim Lysenko, die met zijn loze theorie over de invloed van de omgeving op de erfelijke eigenschappen van gewassen de genetica in een duister daglicht had geplaatst. Het levert een fascinerend en beklemmend verhaal op. Vooral ook is het boek een eerbetoon aan de vele medewerkers die in het hongerige Leningrad hun zadenbank grotendeels wisten te beschermen tegen de vrieskou, tegen dieven en ongedierte. Niet voor niets sluit Parkin af met een lijst van die medewerkers, met hun specialisme en - indien beschikbaar - hun foto. Bij negentien van staat als doodsoorzaak: starvation.

Om dit stukje met een wellicht iets te lichte toets af te sluiten: schrijvers van scenario’s in Hollywood (en elders), lees dit boek!

De foto’s hieronder tonen delen van de zadenbank in recentere tijden.

Foto: Michel Chauvet, 2017 (CC-BY-SA-4.0)

Foto: Michel Chauvet, 2017 (CC-BY-SA-4.0)

Foto: Luigi Guarino, 2009 (CC BY 2.0)

——————-

Rusland in de 20ste eeuw – 5: Dickens, Tsjechov, de Goelag en een ideologisch correct gemonteerde Gary Cooper

—————————

Onthulling van Tsjechovs borstbeeld in Taganrog, 1935

———————

In deze serie recensies en/of korte notities komen boeken aan bod die betrekking hebben op Rusland en de Sovjetunie in de 20ste eeuw. Misschien helpen ze het huidige Rusland beter te begrijpen. Waar ik nadrukkelijk aan toevoeg dat begrijpen iets anders is dan begrip hebben voor.

——————-

Het staat al een jaar of veertig op mijn lijstje, maar het zal er wel niet meer van komen: een bezoek aan het geboortehuis van Anton Tsjechov in Taganrog. Dat spijt me des te meer na lezing van Моё пристрастие к Диккенсу. Cемейная хроника. ХХ век (Mijn passie voor Dickens. Een familiekroniek. XX eeuw) van Nelli Morozova. In dit boek beschrijft Morozova (1924-2015) de geschiedenis van het gezin waarin zij opgroeide. Haar moeder Vera Morozova was beeldhouwster en de buste van Tsjechov op het binnenplaatsje bij zijn geboortehuis is van haar hand.

Er is een foto van de onthulling van de buste, in 1935. Voor het beeld, met hoed, op de rug gezien, staat Olga Knipper, Tsjechovs weduwe. Rechts, met hoed, en profil, staat Vera Morozova, de maakster. Het meisje naast haar is haar dochter Nelli, schrijfster van het bovengenoemde boek. Helemaal nu ik de achtergrond van de maakster ken, had ik graag nog een keertje op hun plaats gestaan.

Verwijst de titel van een boek naar een familiegeschiedenis in de Sovjetunie, dan denk je meteen: die familie zal de 20ste eeuw wel niet zonder schade zijn doorgekomen. En inderdaad, dat gold ook voor de Morozovs. Beeldhouwster Vera Morozova kwam de bloedige jaren dertig fysiek weliswaar ongeschonden door, maar dat gold niet voor haar man, Aleksandr Morrison. Hij speelde een vooraanstaande rol in het culturele leven van Taganrog (het behoud van het geboortehuis van Tsjechov was voor een belangrijk deel aan hem te danken), was een gewaardeerd journalist, maar werd gearresteerd en geëxecuteerd, omdat hij, zo luidde de aanklacht, plannen had om Stalin te vermoorden.

Nelli Morozova - Mijn passie voor Dickens. Het boek verscheen in 1990, 2011 en nogmaals in 2022.

Wéér een Russische familiegeschiedenis, weer die Stalinterreur, weer die Tweede Wereldoorlog, die totale ontwrichting – het verdient natuurlijk allemaal gelezen te worden, maar ik moet me er steeds meer toe zetten. De reden om het boek van dochter Nelli ter hand te nemen, was vooral de verwijzing in de titel naar Dickens, ooit ook een passie van mij. De aanwezigheid van de Engelse schrijver blijft echter beperkt. Nelli haalt troost uit zijn verhalen en hanteert hem als moreel kompas dat haar helpt bij de keus tussen goed en kwaad.

De familiegeschiedenis is – het klinkt wrang – niet opzienbarend en Nelli Morozova is geen groot schrijver. Wat het boek voor mij toch boeiend maakte (los van die Tsjechov-buste), diende zich pas op zo’n driekwart van het verhaal aan. Na de oorlog studeert Nelli aan het vermaarde Moskouse filminstituut VGIK en belandt in de wereld van de cinema. Het inkijkje in de mores aldaar deed me – helemaal geen groot filmliefhebber – de bladzijden alsnog geboeid omslaan. Van de brutale ongeneerdheid van de Russische en Sovjet-propaganda heb ik door de jaren heen genoeg meegekregen, maar hier keek ik toch nog van op: de manier waarop Westerse films na de oorlog werden ondertiteld of nagesynchroniseerd.

Na de Tweede Wereldoorlog werden bioscoopbezoekers in de USSR verwend met talloze films die als buit uit Duitsland waren meegenomen. De sterren van Hollywood straalden plots ook in Moskou en ver daar buiten. Nu moest daar wel mee worden opgepast, want ideologisch waren die filmprenten natuurlijk lang niet altijd kosjer. Dat werd dan simpel opgelost door de helden op het witte doek via de ondertiteling woorden in de mond te leggen die zij nooit hadden gesproken. De gemiddelde Rus, Kazach of Oezbeek sprak toch geen Engels, en wie die taal wel enigszins machtig was, keek wel uit om te protesteren. Nelli werkte op de afdeling die deze ‘hertaling’ voor haar rekening nam en maakte van dichtbij mee hoe zenuwslopend dit werk kon zijn. Het kon de titelredacteur zijn of haar baan kosten, indien er teksten onder in beeld verschenen die ondanks het scrupuleuze ‘vertaalwerk’ toch nog subversief werden bevonden. Als een film ideologisch niet te bewerken viel, was er nog een reddingsboei in de vorm van een inleidende tekst, die de kijker nog even vertelde over de misstanden in de kapitalistische jungles die in de film werden getoond, met de toevoeging dat de makers ernstig in gebreke waren gebleven door deze niet te ontmaskeren. (Toen ik in 1981 in de Russische provincie van ABBA The Movie mocht gaan genieten, werd mij en de overige bezoekers in de volle zaal eerst uitgelegd dat er achter de beelden van al die vrolijke jongens en meisjes natuurlijk een hoop ellende schuil ging.)

Nelli beschrijft de problemen die de Amerikaanse komedie Mr. Deeds goes to town, uit 1936, met Gary Cooper in de hoofdrol, opleverde. De film kort samengevat: een eenvoudige ziel uit de provincie erft miljoenen, verhuist naar New York en overwint daar de boze krachten van de grote stad. Hij keert terug naar zijn geboortestreek, waar hij door blije dorpsgenoten als held wordt binnengehaald. Wat?! Het goede dat overwint? In een verdorven kapitalistische samenleving? Dat zou voor het publiek in de Sovjetunie wel erg verwarrend zijn… En dus werd er geknipt en geplakt, werd een fragment met mr. Deeds achter tralies ‘verplaatst’ en eindigde de film nu met zijn arrestatie en zijn dorpsgenoten die daartegen protesteerden – nog wel steeds met hun blije gezichten. Dat laatste was natuurlijk al raar, vreemder was nog dat die beelden begeleid werden door de vrolijke klanken van Yankee Doodle! Nasynchroniseren in plaats van ondertitelen was geen optie, omdat beeld en geluid niet apart beschikbaar waren. Toch kwam van hogerhand de opdracht om de klanken van Yankee Doodle te verwijderen – waarmee ook de ‘protesterende’ dorpsgenoten ondanks hun bewegende monden geluidloos zouden zijn. Uiteindelijk, na veel stress en druk overleg met veel stemverheffingen, boog de leiding voor de technische overmacht: de film verscheen mét Yankee Doodle en de vrolijke dorpsgenoten. (De titel werd nog wel aangepast, dat werd In de macht van de dollar. Helaas, helaas, ik heb de gemutileerde Sovjet-variant van de film niet kunnen vinden.)

Het boek sluit af met een ontroerende bonus: herinneringen van Nelli Morozova aan Jevgenija Ginzboerg, schrijfster van Крутой маршрут (in het Engels verschenen als Journey into the Whirlwind), een van de indrukwekkendste getuigenissen over de Goelag. Ik wist niet dat Ginzboerg aan een vervolg had gewerkt, dat ze niet heeft kunnen voltooien: reisnotities met als werktitel Kolyma – Parijs. De notities zijn bij mijn weten nooit verschenen (ik zou het boek onmiddellijk besteld hebben!), maar Nelli Morozova vertelt onder meer over Jevgenija’s indrukken in Parijs. Hoe haar hotelkamer uitkeek op een luidruchtige bouwplaats en ze een andere kamer kreeg aangeboden. Ze weigerde, want ze kreeg geen genoeg van het uitzicht: hoe de Franse bouwvakkers hun werk deden, veilig, elegant, alsof ze dansten. En hoe de grote hond van één van hen geduldig in de schaduw wachtte op zijn baas. Jevgenija vergeleek het met haar werk als dwangarbeidster op een bouwplaats in Magadan. Waar je in de strenge vrieskou zo van de steigers kon vallen en waar de honden erop getraind waren om mensen aan stukken te scheuren.                   

————————-

Rusland in de 20ste eeuw – 4: De loopbaan van academicus Dmitri Lichatsjov weerspiegeld in brieven

——————

——————

In deze serie recensies en/of korte notities komen boeken aan bod die betrekking hebben op Rusland en de Sovjetunie in de 20ste eeuw. Misschien helpen ze het huidige Rusland beter te begrijpen. Waar ik nadrukkelijk aan toevoeg dat begrijpen iets anders is dan begrip hebben voor.

——————

Hij was in de jaren van Michaïl Gorbatsjov, ten tijde van de Perestrojka, de bekendste geleerde van de Sovjetunie op het gebied van de humaniora: Dmitri Lichatsjov. Zoveel mogelijk gebruikmakend van de groeiende openheid in de media, zette hij zich op hoge leeftijd nog in voor het behoud van Russisch cultuurgoed, voor herstel van kerken en de ‘repatriatie’ van cultuurschatten uit het buitenland. Als specialist op het gebied van oud-Russische literatuur stond hij in Rusland en ver daar buiten in hoog aanzien, al ging daar in eigen land wel het een en ander aan vooraf. Lichatsjov bracht vier jaar (1928-1932) door in de vroege Goelag: op de Solovetski Eilanden en in het Beltbaltlag, het kamp rond de aanleg van het Witte Zeekanaal.

De wederwaardigheden van Lichatsjov (1906-1999) op – vooral – wetenschappelijk gebied vinden hun weerslag in Будем надеяться на всё лучшее… Из эпистолярного наследия Д. С. Лихачева 1938—1999 (Laten we hopen op al het beste… Uit de epistolaire nalatenschap van D. S. Lichatsjov 1938-1999). Het is een kloek boek van ruim duizend pagina’s, dat zich er niet voor leent om woord voor woord, regel voor regel gelezen te worden – tenzij men specialist is op het gebied van oud-Russische literatuur. Voor zo iemand zijn de schriftelijke gesprekken en discussies tussen vakgenoten ten tijde van de USSR verplichte kost.  

Ik behoor niet tot die selecte groep, maar heb ‘Laten we hopen op al het beste…’ toch, regelmatig nogal wat regels overslaand, met plezier gelezen. Als niet al te diepgravende student Slavische taal- en letterkunde heb ik, lang geleden inmiddels, geroken aan de wetenschap. Dan is het leuk om  eens te zien hoe echte geleerden bezig waren met dezelfde materie waar ook ik, oppervlakkig, mee in de weer was. Los daarvan, in de brieven aan en van Lichatsjov leer je ook redelijk wat over de niet altijd even edele mores van de wetenschappelijke wereld in de USSR - waarmee het land geen uitzondering zal zijn geweest. Ruzies en intriges komen in de briefwisselingen regelmatig aan bod.

Mede ten gevolge van die intriges mocht Lichatsjov, bepaald geen dissident, jarenlang niet naar het Westen, waar hij zeer welkom was op wetenschappelijke conferenties. Zo ging in 1966 een reis naar Oxford aan hem voorbij, waar hij een referaat zou houden over Byzantijnse invloeden op de oud-Russische literatuur. Op het laatste moment werd hij uit de Sovjet-delegatie verwijderd, “zelfs zonder dat ik daarvan officieel op de hoogte werd gesteld”, schrijft hij in een klacht aan de Academie van Wetenschappen. Ook de gerespecteerde professor M. Alpatov mocht niet mee, en dat was, aldus Lichatsjov, allemaal het werk van het hoofd  van de delegatie V. Lazarev. Die had ene mevrouw A. Bank, medewerkster van de Hermitage maar zonder enige band met de Academie van Wetenschappen, wel een plaatsje in het reisgezelschap gegund. Lazarev en Blank, aldus Lichatsjov, speelden binnen de Byzantijnse studies al jaren de baas. “De laatste [Blank] maakt bij de Hermitage mijn dochter V. Lichatsjova al jarenlang het leven zuur.” Dat, aldus Lichatsjov, was de ware reden waarom hij niet naar Oxford mocht. Hij verzoekt de Academie een herhaling van dit soort “voor mij beledigende situaties” te voorkomen.

Zeven jaar later is Lichatsjov zijn onofficiële uitreisverbod zo zat (“de verboden zonder opgave van reden plaatsen mij in een moreel zware situatie”), dat hij de Academie laat weten af te zien van wat voor contact met Westerse collega’s dan ook. Pas in 1986 blijkt het ongeschreven verbod op reizen naar het Westen voor Lichatsjov opgeheven.

Fragment van een brief, met noten

Dit soort klachten zijn niet representatief voor het boek. Veel vaker komt er overleg voorbij over oude geschriften, over wetenschappelijke uitgaven die naar de drukker moeten, over correcties, over de juiste schijfwijze van oud-Russische namen, waarbij het de lezer die geen specialist is al snel duizelt. De uitgave van de correspondentie moet monnikenwerk zijn geweest. Elke brief gaat vergezeld van noten, die regelmatig meer ruimte innemen dan de brief zelf.    

          

Boeiend is de briefwisseling met historica Ella Strachova, die samen met Ligatsjov probeert het leven van de dichter Volodja Kemetski te reconstrueren. Kemetski was een medegevangene van de jonge geleerde op de Solovetski Eilanden. Via allerlei kronkelwegen, die onder andere leiden naar Parijs, weet Strachova gedichten van Kemetski boven water te krijgen. “Wordt het niet eens tijd om ons met de geschiedenis van de Solovetski-gevangenen te gaan bezighouden, voordat het te laat is, niet alleen in archieven, maar gebaseerd op getuigenissen uit eerste hand?”, verzucht ze. Het is dan al eind jaren tachtig en de Goelag is geen gevaarlijk thema meer.

Een citaat uit het volgende decennium uit een brief aan een collega, anderhalf jaar voor Ligatsjovs overlijden: “In verband met de aankomende begrafenissen [van de geëxecuteerde tsaar en zijn familie] in de Petrus-en-Pauluskathedraal heb ik het geslacht Romanov ontmoet. Interessant! Verder is onze tijd erg zwaar, maar heel boeiend.”    

Aan faits-divers in z’n dik boek natuurlijk geen gebrek. In december 1989 mag Jevgeni Pasternak, zoon van Boris Pasternak, in Oslo de Nobelprijs van zijn vader in ontvangst gaan nemen. Die Jevgeni was - en dat verwacht je niet – afgestudeerd aan de Militaire Academie van Tank- en Mechanische Strijdkrachten. En van de afdeling titulatuur: een brief aan een aartsbisschop in de Russisch-Orthodoxe kerk begin je met de woorden Ваше высокопреосвященство / Vasje vysokopreosvyasjtsjtenstvo. Met de klemtoon op de voorlaatste lettergreep.                

——————-

Dmitri Lichatsjov op weg naar, of op de terugweg van, de Solovetski Eilanden, het oord waar hij ooit gevangen zat

———————

Rusland in de 20ste eeuw – 3: De ultieme genoegdoening voor kunstenaar Michail Sjemjakin

—————-

Onderdeel van Sjemjakins kunstwerk ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de terreur. Het werk staat in Sint-Petersburg aan de oever van de Neva, precies aan de overkant van de beruchte Kresty-gevangenis.

—————

In deze serie recensies en/of korte notities komen boeken aan bod die betrekking hebben op Rusland en de Sovjetunie in de 20ste eeuw. Misschien helpen ze het huidige Rusland beter te begrijpen. Waar ik nadrukkelijk aan toevoeg dat begrijpen iets anders is dan begrip hebben voor.

—————

Mijn kennis van kunst is beperkt. Er zijn nogal wat stromingen waar ik me niet bij thuis voel en waarin ik de weg niet weet, denk: futurisme, non-conformisme en surrealisme. Een kunstenaar die zich juist vol overgave op dergelijke terreinen begeeft is beeldhouwer, graficus en illustrator Michail Sjemjakin. Van hem las ik Моя жизнь: до изгнания (Mijn leven: tot aan de verbanning). In Sint-Petersburg stond ik meerdere keren bij twee opvallende werken van hem, maar nu pas – en dat is illustratief voor mijn gebrek aan kennis – na lezing van Mijn leven: tot aan de verbanning, weet ik dat die twee gemaakt zijn door Sjemjakin. De beelden staan op belangrijke plekken, zijn opgenomen in het ‘weefsel’ van de stad, en dat moet voor Sjemjakin haast wel de ultieme genoegdoening zijn.      

Sjemjakins standbeeld van Peter de Grote, in de Petrus- en Paulsvesting

Sjemjakin (1943) behoorde in Leningrad in de jaren zestig tot de groep kunstenaars die met eigenzinnig werk een subcultuur creëerden. Ze maakten het zichzelf daarmee niet gemakkelijk. Sjemjakin werd gedwongen opgenomen in een psychiatrische kliniek. Hij kwam er redelijk ongeschonden weer uit, maar had, in de optiek van de machthebbers, zijn lesje niet geleerd; de toegang tot de ‘officiële’ bovenwereld werd hem nog steeds ontzegd, de underground bleef zijn ‘thuis’. In zijn boek zijn de schetsen van deze underground-scene voor mij (zoals gezegd: geen groot kenner van moderne kunstwerken zelf) het boeiendst. De kunstenaars kregen regelmatig buitenlandse bezoekers over de vloer en zo zien we de bekende Ruslandspecialisten Robert en Suzanne Massie voorbijkomen. Sjemjakins portret van de twee is weinig vleiend. Interessant zijn ook de blikken achter de schermen die Sjemjakin ons gunt in de Hermitage, waar hij als sjouwer en manusje van alles een inkomen bij elkaar scharrelt.

Michail Sjemjakin

Ik keek op van de plotse verschijning in Sjemakins leven van Dina Verni, de legendarische Parijse galeriehoudster, muze van beeldhouwer Aristide Maillol en vertolkster van Russische gevangenisliedjes. (Over haar schreef ik eerder een stukje.) Met haar hulp weet Sjemjakin in 1971 de Sovjetunie te verlaten en zich bij zijn ex-vrouw en hun dochter in Parijs te voegen. Hoe die ontsnapping (zo mag je het wel noemen) precies tot stand kwam, wordt mij uit het boek overigens niet helemaal duidelijk. Voor de liefhebbers van Sjemjakins werk: zijn memoires zijn rijkelijk geïllustreerd met tekeningen van hem. Mijn doen ze niks, en wat me verder enigszins hindert: Sjemjakin is geen schrijver. Een mooie of ontroerende zin ben ik op de 744 pagina’s niet tegengekomen. Maar dat zal geen bezwaar zijn voor wie geïnteresseerd is in een kunstenaarsleven van een non-conformist in de USSR of meer wil weten van de stromingen waar Sjemjakin deel van uitmaakte.  

Mijn leven: tot aan de verbanning eindigde het afgelopen jaar op de tweede plaats bij de literatuurprijs Большая книга (Het Grote Boek). De eerste prijs ging naar Алексей Варламов met Одсун (Aleksej Varlamov, Odsoen). Daar schrijf ik verder niet over, want ik besteed hier vooralsnog geen aandacht meer aan eigentijdse fictie. Bovendien vond ik er niks aan.

—————-

Rusland in de 20ste eeuw - 2: Guzel Jachina (met context uit Italië) en Karl Schlögel

—————-

Besprizorniki, jaren 20.

———————

In deze serie recensies en/of korte notities komen boeken aan bod die betrekking hebben op Rusland en de Sovjetunie in de 20ste eeuw. Misschien helpen ze het huidige Rusland beter te begrijpen. Waar ik nadrukkelijk aan toevoeg dat begrijpen iets anders is dan begrip hebben voor.

———————

In deel 2 van de serie over boeken die de 20ste eeuw (en daarmee ook de 21ste eeuw) helpen duiden, aandacht voor  Guzel Jachina en Karl Schlögel. Jachina vestigde in 2015 met haar eerste boek Zoelejcha opent haar ogen (Зулейха открывает глаза) meteen haar naam, en dat niet tot ieders tevredenheid. Jachina, van Tataarse afkomst, schrijft over de zeer duistere kanten van de USSR en dat valt bij de talrijke ‘hoera-patriotten’ in Rusland helemaal verkeerd. Ik ben geen groot fan van haar (over mijn bedenkingen bij haar eerste boek schreef ik hier), maar alleen al haar rol als ‘geschiedschrijfster’ maakt haar werk in de repressieve context van haar land belangrijk. Vrij naar Jevgeni Jevtoesjenko: een schrijver in Rusland is meer dan een schrijver.

Jachina’s tweede boek Wolgakinderen liet ik ongelezen, haar derde boek nam ik wel ter hand: Эшелон в Самарканд (Nederlandse vertaling van Arthur Langeveld: Trein naar Samarkand). Daarin beschrijft Jachina de helse reis van een grote groep kinderen in 1923 uit de door honger en chaos geteisterde Povolzje-regio naar het ‘voedzamere’ Oezbekistan. Ik blijf bedenkingen houden bij Jachina’s wijze van schrijven (te theatraal, net iets te veel misplaatste romantiek), maar pakkend is haar verhaal wel. Trein naar Samarkand laat zich goed combineren met het boek dat de Italiaan Luciano Mecacci schreef over wees- en zwerfkinderen in de vroege USSR. Het verscheen in 2017 onder de titel Besprizornye. Bambini randagi nella Russia Sovietica (1917-1935). Ik kwam het op het spoor doordat er in 2023 een Russische vertaling van verscheen: Лучано МекаччиБеспризорные. Бродячее детство в Советской России. 1917–1935 гг. Mecacci schetst aan de hand van vooral ooggetuigen een beeld van een van de grootste sociale problemen van de jaren twintig en dertig: de enorme aantallen zwerfkinderen (de besprizornye of besprizorniki, letterlijk: zonder toezicht zijnden) die in groepen en groepjes probeerden te overleven. Mecacci laat binnen- en buitenlandse schrijvers en journalisten aan het woord en biedt zo een ruime context voor Jachina’s Trein naar Samarkand. Bij Jachina’s bronvermeldingen kom ik Mecacci overigens niet tegen. (Omgekeerd kon de Italiaan uiteraard niet op de hoogte zijn van Jachina’s werk, dat was in 2017, toen het Italiaans origineel van zijn boek werd gepubliceerd, nog helemaal niet verschenen.)                     

Van Jachina’s boek zijn heel wat lezerrecensies te vinden. Van de kranten schreef onder meer Trouw erover (€). Een fragment uit de Russische versie van Macacci’s boek vindt u hier. Overigens publiceerde Jachina recent een biografie van regisseur Sergej Eisenstein, getiteld Эйзен. Dat is minder verrassend dan het misschien lijkt; Jachina volgde een opleiding voor scenario-schrijvers. (Dat zal ook een verklaring zijn voor haar theatrale manier van schrijven, waarbij ze een voorschot lijkt te nemen op een verfilming.)   

—————

Van de eminente Rusland- en USSR-kenner Karl Schlögel verscheen een Engelse vertaling van zijn al in 2018 uitgegeven Das sowjetische Jahrhundert: The Soviet century. Schlögel spreekt in zijn inleiding van de archeologie van een verdwenen wereld. Zijn ‘opgravingen’ leverden bijna 900 pagina’s op over de meest uiteenlopende onderwerpen, een grabbelton waarin voor iedereen met belangstelling voor dat verdwenen imperium uit de vorige eeuw wel iets te vinden is. Van een korte theoretische verhandeling over het Sovjet-ballet tot de do’s and dont’s in de rij bij de bakker, van de ellende in de Stalinkampen tot het pakpapier in de winkels. Een beperking van het boek, zoals Schlögel ook zelf benadrukt, is de nadruk op Rusland. De periferie, en dan vooral de Centraal-Aziatische republieken, komen nauwelijks aan bod. Als niet onbelangrijke aanbeveling mag misschien gelden dat er in het boek één zin wordt gewijd aan mij – twee zinnen zelfs als je de noten meetelt.      

—————-

Hoe deze serie ‘boeken over de 20ste’ eeuw’ zich gaat ontwikkelen, qua frequentie en lengte van de stukjes, kan ik nog niet zeggen. In elk geval heb ik voorlopig stof te over.    

—————

Rusland in de 20ste eeuw - 1: The Goose Fritz van Sergei Lebedev – familiesaga onder een deken van angst

———————

Pjotr Belov (1929-1988) - Paardebloemen

———————-

In een serie recensies en/of korte notities komen boeken aan bod die betrekking hebben op Rusland en de Sovjetunie in de 20ste eeuw. Misschien helpen ze het huidige Rusland beter te begrijpen. Waar ik nadrukkelijk aan toevoeg dat begrijpen iets anders is dan begrip hebben voor.

————

Het gebeurt niet vaak dat ik een boek van een Russische schrijver in een Engelse vertaling lees. Dat deed ik met The Goose Fritz van Sergei Lebedev (Сергей Лебедев - Гусь Фриц), een boek uit 2019, het origineel is uit 2018. De vertaling is van Antonina W. Bouis. Lebedev wordt wel gezien als een van de beste schrijvers, zo niet de beste Russische schrijver uit deze tijd. Ik was aanwezig bij een lezing van hem in Amsterdam en vond hem een begaafd spreker – genoeg redenen om een boek van hem aan te schaffen. In vertaling, omdat die eenvoudiger te bestellen bleek: bij de lokale boekhandel hier in het dorp in plaats van de Russische versie in Riga, waar ik sinds de oorlog mijn Russischtalige boeken vandaan haal.

Lebedev beschrijft de lotgevallen van Duitse verwanten, die, verspreid over enkele generaties, als arts aanzien verwierven in Rusland. De hoofdpersoon Kirill is een loot aan de stamboom die de familiegeschiedenis probeert te reconstrueren. Dat valt niet mee, want de Revolutie, de terreur onder Stalin en de Tweede Wereldoorlog hebben flink huisgehouden – ook in psychologisch opzicht.  Bedekt onder een dikke laag angst, met zwijgzaamheid (van vooral Kirills oma) als symptoom, komen de ongelukken die zijn voorouders hebben getroffen maar moeizaam aan het daglicht. Die angst sijpelt tussen de regels door en spat ook regelmatig van de woorden af. Een uitgebreid citaat:

 “The army bureaucrats […], having spent eight years after the war under Stalin, afraid of him even dead, they drank vodka an ate fatty steaks to suppress their fear of Him and continued to celebrate the leader’s birthday – for they were afraid he would return, reach them from the other world, grind them into labor camp dust. During the war they took out their fear of Stalin on subordinates, humiliating, beating, shooting them.

Afterwards, when the leader was dead, they joyfully sang along with stage music, movies and memoirs of senior officers that portrayed them as fearless heroes. They tried to excorcise their fear, bury it under corpses, drown it out with Katyusha gunfire in movie soundtracks, conquer it once and for all. But no matter how many bravura marches played on the screen and how many black-and-white tanks rolled past the signpost ‘To Berlin’, the fear was always with them, wearing a military jacket, smoking a pipe, and speaking in the voice of Mikhail Gelovani, the actor who always played Stalin.”

Dergelijke angst, dat kan niet anders, wordt doorgegeven aan volgende generaties. De angstvallige lijdzaamheid van de Russische samenleving onder Poetin laat in elk geval zien dat die angst na de 20ste eeuw niet ver is weggezakt en zeker nog niet is overwonnen. Wie Rusland wil begrijpen, móet oog hebben voor die sluimerende en dan weer opflakkerende, existentiële angst. Dat werkt overigens beide kanten op: hebben Nederlanders geen idee wat het is om te leven met dergelijke angst (de Tweede Wereldoorlog hier was een uitzondering, niet de regel), zo hebben Russen geen idee hoe het is te leven zónder die angst. Alleen al omdat The Goose Fritz iets van die angst aan de oppervlakte brengt, is het boek de moeite waard.

Sergei Lebedev

Behoort Lebedev tot de grootste Russische schrijvers van deze tijd? Het is te vroeg om te zeggen of zijn boeken overeind blijven, maar ik geef hem een goede kans dat hij als schrijver de tand des tijds zal doorstaan. In Rusland (Lebedev woont in Duitsland) is in elk geval niet iedereen over hem te spreken, en dat kan een goed teken zijn. Ik stuitte op een recensie waarin, zachtjes gezegd, aanstoot wordt genomen aan de manier waarop de Duitse familie in The Goose Fritz wordt neergezet als buitenstaanders, ook na meerdere generaties nog, en die mede daardoor slachtoffer worden van een samenleving die maar niet los weet te komen van een moerasachtige, verstikkende en regelmatig gewelddadig autocratie. De recensie sluit als volgt af: “Als boek is het simpelweg waardeloos, geschreven door een middelmatige schrijver met twee linkerhanden, maar als voorbeeld van de denkwijze van oppositieleden, liberalen en overige intelligentjes en emigrantjes is het helemaal niet slecht. Hen zullen we, als het nodig is, inderdaad verpletteren zoals de officier bij Lebedev.” Ik vermoed dat Lebedev deze regels als compliment zal zien.

———————-