———————-
In deze serie recensies en/of korte notities komen boeken aan bod die betrekking hebben op Rusland en de Sovjetunie in de 20ste eeuw. Misschien helpen ze het huidige Rusland beter te begrijpen. Waar ik nadrukkelijk aan toevoeg dat begrijpen iets anders is dan begrip hebben voor.
———————-
Andrej Zjdanov
—————-
Wie de blik richt op de naoorlogse cultuurpolitiek in de Sovjetunie, stuit onvermijdelijk op de naam van partijfunctionaris Andrej Zjdanov. In slechts een paar jaar tijd (hij overleed in 1948, zijn politieke carrière was toen al voorbij) vestigde hij zijn naam met keiharde aanvallen op onder anderen de schrijver Michaïl Zosjtsjenkjo en de dichteres Anna Achmatova. Beiden bleven op vrije voeten, maar werden verwijderd uit het literaire landschap. Татьяна Шишкова (Tatjana Sjisjkova) beschrijft in haar boek Внеждановщина / Vnjezjdanovsjtsjina (ik waag me niet aan een vertaling) de politieke en ideologische bedding waarin Zjdanovs beleid zich afspeelde.
In vergelijking met de vooroorlogse jaren had zich een belangrijke verandering voorgedaan. Niet langer moesten literatuur, toneel, film en opera het leven in de Sovjetunie presenteren als een veelbelovend experiment, maar als een geslaagd project. Het accent diende niet langer te liggen op wat er nog gedaan moest worden, maar op wat was bereikt: de USSR had een plek veroverd tussen de grootmachten en was een voorbeeld geworden voor alle ‘progressieve krachten’ in de wereld. De brede blik van Sjisjkova (de lotgevallen van Zosjtsjenkjo en Achmatova vormen er slechts een bescheiden onderdeel van) maken haar boek boeiend. Wat ik niet wist: Zosjtsjenko, van wie in 1940 werk in het Duits werd gepubliceerd, was populair onder de hoogste nazi’s, die genoten van zijn satirische verhalen over het leven in de USSR. Op 16 maart 1940 noteerde Joseph Goebbels in zijn dagboek dat de satire van de Russische schrijver “een verschrikkelijk beeld schetst van de bolsjewistische onbeschaafdheid, sociale armoede en organisatorisch onvermogen”.
Van een heel andere orde, en niet alleen qua onderwerp, is Футбол. Война. Холокост: документы, свидетельства, фотографии (Voetbal. Oorlog. Holocaust: documenten, getuigenissen, foto’s), onder redactie van Алла Гербер en Илья Альтман (Alla Gerber, Ilja Altman). Dit zal zo ongeveer het slechtste boek zijn dat ik de afgelopen (vele) jaren over de Sovjetunie heb gelezen.
Eindelijk hoopte ik eens duidelijkheid te krijgen over de wedstrijden die in de Tweede Wereldoorlog in het door de Duitsers bezette deel van de USSR werden gespeeld tegen gevangenen of tegen ‘gewone’ burgerteams. Die wedstrijden (die in Kyiv in augustus 1942 is wel de bekendste) zijn door zoveel mythes omgeven, dat je door alle heroïek het bos niet meer ziet. Wat heeft zich daadwerkelijk afgespeeld en wat is aangedikt? Je komt er ook in dit boekje (144 pagina’s) niet achter. De auteurs pretenderen van alles, maar steeds weer stuit je op formuleringen van het soort: “het zou kunnen dat”, “anderen beweren dit”, onduidelijk is of…”
Aardig was dan weer wel dat ik dankzij dit boekje de naam leerde kennen van Árpád Weisz. Hij was, zo las ik, enige tijd trainer van DFC uit Dordrecht, nadat hij eerder in dienst was geweest van Internazionale en FC Bologna. De Hongaars-Joodse Weisz overleefde de oorlog niet. Hij wordt in Dordrecht geëerd met een straatnaam (het Árpád Weiszpad) en een stolperstein. Het was bij de pagina’s over Weisz wel ook het moment dat ik het boek helemaal niet meer serieus kon nemen. Volgens het onderschrift bij bijgaande foto zien we Weisz, staand eerste van rechts, hier “… met zijn ‘Inter-Ambroziana. 1929”. (Ambrosiana-Inter is een oude naam van Internazionale). Ik bekeek de foto en dacht: dat lijken me geen Italianan. Binnen een minuut had ik de juiste omschrijving boven water: het is een elftalfoto van DFC uit 1939.
——————-
————————————