jaren 30

Slachtoffers Stalinterreur verplaatst naar het heden – met een Nederlands accent

———————-

——————-

Het procédé is simpel, het effect groot. De Moskouse kunstenaar Chasan Bachajev kwam op een site over slachtoffers van de Stalinterreur een foto tegen van een zekere Tamara Litsinskaja, geëxecuteerd in 1937. Hij werd getroffen door haar blik en uitstraling. Hij plakte haar zwart-witbeeltenis (na haar arrestatie gemaakt door de NKVD) digitaal op een kleurenfoto van heel iemand anders uit onze tijd. Het was de eerste collage van een reeks. Slachtoffers als Tamara Litsinskaja lijken tijdgenoten van ons, ze zijn plots dichtbij gekomen en zijn een stuk minder ‘abstract’.

Nikolaj Falman

Kozma Grigorjev

Raisa Botsjlen

Jevgenija Voskresenskaja, lerares (geëxecuteerd op 29-12-1937)

Dat was ook het idee van Bachajev, wiens familie (hij heeft Tsjetsjeense wortels) niet ongeschonden uit de Stalintijd is gekomen: het lot van de onschuldig vertrapten onder de aandacht brengen van hun huidige leeftijdgenoten, laten zien hoezeer de jongeren van toen lijken op die van nu. Hij kreeg veel meer reacties dan verwacht, en niet alleen positieve. Is het niet smakeloos, om die slachtoffers zo te ‘gebruiken’? En hebben de nabestaanden wel toestemming gegeven? Bachajev ziet het vooral als manier om de nagedachtenis levend te houden. En ontstemde nabestaanden – er heeft zich voor zover ik weet nog niemand bij hem gemeld –  biedt hij “uiteraard” zijn excuses aan.

Pavel Grochovski

Vsevolod Mejerchold

Oleg Korzoen

Dat hij zich vooral richt op mooie, jonge mensen (dat verwijt krijgt hij ook), alsof ouderen niet ook hebben geleden, beaamt Bachajev. Zijn doel is niet om alle leed uit die tijd te verbeelden. “Ik heb medelijden met allemaal. Maar mooie, jonge gezichten zijn toegankelijker. Ik voeg af en toe nieuwe foto’s toe. En kom ik charismatische gezichten tegen van oude mensen, dan breng ik die ook over naar onze wereld.” (Dat laatste heeft hij inmiddels gedaan met regisseur Vsevolod Mejerchold; zie hierboven). En dan is er nog het verwijt van professionele fotografen dat de bewerkingen er slordig uitzien, dat de verhoudingen niet altijd kloppen. Die fotografen, aldus Bachajev, hebben er niks van begrepen. “Was ik een fotoshop-expert geweest, dan had je de personen uit dit project zo op straat kunnen tegenkomen. Maar dan hadden ze de kijker niet meer geraakt. Nu heb je op de foto’s het verleden en heden samen.”

————————

Chasajev begon met zijn project in 2017. Zijn foto’s plaatst hij op Facebook, op een pagina waar op verschillende manieren wordt geprobeerd om de herinnering aan de Stalinterreur niet te laten verdwijnen in de mist van de tijd. Ik keek rond op die pagina en mijn oog viel op een foto van drie zusjes. Er stond iets bij over hun lot, iets over “kamp Westerborg” (лагерь Вестерборг), en ik begreep, ondanks het foutje in de naam van het kamp, natuurlijk meteen dat we hier met drie Nederlandse zusjes te maken hadden. Maar wat was dan de band met de Stalinterreur? Bachajev legt het zelf bij de foto uit: repressie en genocide zijn een internationaal verschijnsel. “Opnieuw kon ik hier niet aan voorbijgaan zonder weer die beklemmende wens te voelen die levens terug te brengen, al is het maar in deze vorm.”

Waar had Bachajev deze foto gevonden? En wie waren die drie meisjes? Dat ik mijzelf die laatste vraag stelde, was een beetje vreemd, want, zo begreep ik vrij vlot, ik had die foto eerder gezien. (Tja, dat geheugen, als je wat ouder wordt…). En wel in het boek Dansen met de vijand, van Paul Glaser. Het zijn de in Sobibor vermoorde Sara, Miep en Frieda Glaser, nichtjes van Roosje Glaser, de hoofdpersoon van het boek. Er blijkt van Dansen met de vijand een Russische vertaling te zijn (dat was ik niet vergeten, dat wist ik gewoon niet), die onder meer online is te lezen. Een citaat daaruit staat bij de foto op Facebook. Ik neem aan dat Bachajev de foto dankzij die vertaling heeft gevonden.

Via via wees ik Paul Glaser op de gemoderniseerde foto en op Facebook plaatste hij een bedankje voor Chasan Bachajev: “Thank you for remembering the 3 cousins of my family, that are shown in the photo picture. And for expressing their rememberance in an modern and artistic way. This is one of the many stories that have to be told, not only to remember those girls but even more to stimulate the awareness about how to live together in our society of today and tomorrow.”

——————

Linksonder Chasan Bachajev. Rechts meer van zijn beelden, begeleid door de onvolprezen Joeri Sjevtsjoek.

———————-

Trotski en de staatsondermijnende lucifers - paranoia in de USSR.

———————

————————-

Op 18 januari 1935 stuurt het Centraal Comité van de Communistische Partij een vertrouwelijke brief aan alle partij-organisaties van de USSR. Aanleiding is de moord, ruim zes weken eerder, op Sergej Kirov, de hoogste partijbaas in Leningrad. De moord, zo is volgens het schrijven onomstotelijk komen vast te staan, is het werk van de ‘groep-Zinovjev’. De leden daarvan “zijn afgegleden in een moeras van contrarevolutionair avonturisme”, terwijl ze zich voor bleven doen als trouwe partijleden. Waar de partij voorheen te maken had met een oppositie die streed met open vizier, heeft zich nu, zo is de teneur van de brief, een veel gevaarlijker verzet aangediend: dat van een verborgen vijand in eigen gelederen. Waakzaamheid (het woord komt acht keer voor in de brief) is geboden!

Bijna tegelijkertijd, op 23 januari, moet schilder Nikolaj Michailov zich tijdens een speciale zitting van de Moskouse Kunstenaarsbond verantwoorden voor een schets waarop Sovjet-leiders, onder wie Stalin, afscheid nemen van de vermoorde Kirov. Er zou een skelet op te zien zijn, waarvan een hand Stalin beetpakt. Het werk is helaas niet bewaard gebleven, wel het stenogram van de zitting. Of die zitting al gepland stond vóór het vertrouwelijke schrijven van het Centraal Comité, is niet duidelijk. In elk geval sluit de toon van de bijeenkomst er naadloos bij aan. Een collega-kunstenaar zegt over Michailovs schets dat deze “slechts kan aanzetten tot nieuwe terroristische daden tegen onze leiders“. “Een vijand is in ons midden doorgedrongen”, zegt Aleksej Wolter, de voorzitter van de bond. Michailov wordt uit de kunstenaarsbond bond gezet en krijgt vijf jaar kamp aan de broek. Hij overlijdt in 1940 in vrijheid, in Krasnodar.

Op 14 februari 1935 geeft Glavlit, de staatsinstelling die toeziet op de censuur, Verordening 39 uit, met onder meer een oproep aan alle censors om bij de bestudering van beeldmateriaal vaker het vergrootglas te gebruiken en alert te zijn op staatsondermijnende tekens en symbolen. Het leidt onder meer tot de ‘jacht’ op schoolschriftjes met de dichter Poesjkin op de kaft, beschreven in mijn vorige stukje. Er zouden hakenkruizen op te zien zijn.

Het kan bij deze sfeer van paranoia niet verbazen dat ook gebruiksvoorwerpen achterdochtig worden bestudeerd, met, uiteraard zou je bijna zeggen, resultaat. Aan Stalin wordt bericht dat de Moskouse knopenfabriek Balakirev knopen produceert in de vorm van een voetbal, waarvan de naden samen een hakenkruis vormen. 120.000 knopen worden weggehaald uit de winkels en de fabriek. De twee verantwoordelijke ontwerpers worden gearresteerd. “Wat een ongedierte”, noteert Stalin in de marge van het bericht. Nog een voorbeeld: speldjes en klemmetje voor de rode halsdoekjes van pioniertjes blijken ook al besmet.

Draai je de afbeelding op z’n kop, dan vormen de drie vlammetjes (in het Russische alfabet uiteraard) de letter T, een kwartslag naar links draaien levert de letter З op, en gaan de vlammetjes gewoon recht omhoog, dan zien we de letter Ш. Samen vormen ze zo de afkorting TЗШ, die staat voor троцкистско-зиновьевская шайка: Trotski-Zinovjev-bende. Er was in deze tijd geen groter (en gevaarlijker) scheldwoord denkbaar dan Trotskist, een soort verzamelnaam voor binnen- en buitenlandse tegenstanders, saboteurs, en ander staatsondermijnend tuig. En kijk nou wat deze lieden was gelukt: het silhouet van hun voorman afgebeeld te krijgen op luciferdoosjes! (Zie de twee afbeeldingen boven aan dit stukje.) Draaide je zo’n doosje om, dan zag je het meteen: in het witte midden van de vlam, die neus, dat baardje… geen twijfel mogelijk: Trotski!

De schilder Ilja Glazoenov herinnerde zich hoe zijn vader, werkzaam op een luciferfabriek, hem op een dag vertelde dat de directeur vanwege die afbeelding op het doosje opgepakt was als Trotskist. Om welke fabriek het ging, vermeldt Glazoenov niet. Het ‘Trotski-doosje’ werd in elk geval geproduceerd door de Deman Bedny-fabriek en daar werd het ontwerp in 1937 uiteraard aangepast.            

In datzelfde jaar werd van hogerhand opnieuw nadrukkelijk gewaarschuwd voor de ondermijnende ‘beeld-activiteiten’ van de vijand, onder meer door het tijdschrift Bolsjewiek, met een oplage van vele honderdduizenden exemplaren. Deze boodschap was al niet meer alleen gericht aan de censors, maar in feite aan iedereen: trekt allen ten strijde tegen de semiotische sabotage!      

Toch bleken er grenzen te zijn aan de paranoia. Het beeld Arbeider en Kolchozboerin van Vera Moechina, bestemd voor het Sovjetpaviljoen op de Wereldtentoonstelling van 1937 in Parijs en later uitgegroeid tot een van dé symbolen van de USSR, werd aan een inspectie onderworpen; in de plooien van de kleding zou Trotski te zien zijn. Die verdenking werd overdreven bevonden, de  arbeider en de boerin mochten naar Parijs. En ook in andere gevallen trapte de overheid op de rem. De kunstmatig gecreëerde achterdocht tegen vijandelijke symbolen kon leiden toe tot een ongezonde fascinatie met juist die symbolen. Op de scholen waar de Poesjkinschriftjes vanwege stiekem aangebrachte hakenkruizen van hun kaft werden ontdaan, zagen de scholieren opeens overal hakenkruizen. Pioniertjes weigerden hun speldjes te dragen, fabrieken waar de productie van ‘besmette’ goederen moest worden gestaakt, leden schade – dat was allemaal niet de bedoeling.

Een aparte, nogal lastige categorie waren de afbeeldingen van Stalin waar iets mis mee zou zijn. Kijkt u even naar de plooien op de mouw en draai uw hoofd iets naar recht… Juist ja, die plooien, je zou zweren dat ze samen een karikatuur van Mussolini vormen. Zo’n boekwerkje dan maar terughalen? Stalins afbeelding dan maar vernietigen? Nee natuurlijk, er kwam een expliciete instructie dat daar geen sprake van kon zijn, want dat was precies wat de vijand wilde. Zo kregen ook de pioniertjes te horen dat een speciale commissie de verdachte speldjes en sjaal-klemmetjes had onderzocht en niets verkeerds had aangetroffen. “Dat zijn allemaal bedenksels van de vijand, die niet wil dat jullie je pioniersjaaltje dragen!”

De scherpste randjes van de beeldparanoia waren er na 1937 wel af, maar nog lang bleven redacties alert. Aleksej Adzjoebej, schoonzoon van Nikita Chroesjtsjov en enkele jaren hoofdredacteur van de Komsomolskaja Pravda, schrijft in zijn memoires dat zijn krant speciaal iemand in dienst had die met een vergrootglas alle afbeeldingen controleerde. Pas in de jaren vijftig werd die functie afgeschaft.     

—————-

Dit is het tweede en laatste deel over ‘gevaarlijke tekens’ in de jaren dertig in de USSR. Hier het eerste deel.

Paranoia in het Poesjkinjaar 1937 - hakenkruizen en andere opruiende tekens bij de Dichter des Vaderlands

——————-

Dat was wel even schrikken, in december 1937. Van hogerhand kwam de oekaze om onmiddellijk  alle kaftjes te verwijderen van de schoolschriftjes die gewijd waren aan het Poesjkinjubileum. Poesjkin, de Dichter des Vaderlands, was honderd jaar geleden overleden en dat werd in de USSR alom en overal op grootste wijze herdacht. Vier verschillende schriftjes waren in februari van dat jaar in omloop gebracht, in een oplage van vele miljoenen. En wat bleek? Ze waren door contra-revolutionairen op arglistige wijze ingezet als strijdmiddel tegen de jonge Sovjetstaat! Zo’n schriftje kon maar beter niet bij jou thuis of in je schooltas of nog ergens in een winkel worden aangetroffen.

In november 1937 stuurde partijsecretaris Postysjev van de provincie Koejbysjev (het huidige Samara) een alarmerend bericht aan partijleider Stalin en het hoofd van de geheime dienst Jezjov over twee verdachte schriftjes. Dat leidde tot nader onderzoek en in december ontving Stalin van viceminister van Binnenlandse Zaken kameraad Belski een uitgebreider schrijven over inmiddels vier staatsondermijnende schoolschriftjes. 

Zo prijkte op een ervan een illustratie bij Het lied van Oleg de Wijze, een dichtwerk van Poesjkin uit 1822. De tekening op de kaft is een eenvoudige bewerking in zwart-wit van een eerdere illustratie van de schilder Vasnetsov. Maar zo eenvoudig bleek die bewerking niet te zijn… Op het zwaard van Oleg, aldus kameraad Belski, waren de ringen zo aangepast dat er nu drie letters te zien waren. Samen met een vierde letter in het gewaad van Oleg plus nog twee letters op zijn schoeisel leverde dat een zeer kwalijke boodschap op: ДОЛОЙ ВКП, oftewel: weg met de communistische partij.


Op een tweede schriftje prijkte een vergelijkbare bewerking van het schilderij Poesjkin bij de zee (van Repin en Ajzovski) en daar had de vijand op het gezicht van de dichter een hakenkruis aangebracht. Nog een hakenkruis, aldus Belkin in zijn schrijven aan Stalin, viel te onderscheiden op het schriftje met een portret van Poesjkin (naar een schilderij van Tropin), en wel op zijn ringvinger. Van deze twee contrarevolutionaire tekens heb ik helaas geen getailleerde weergave kunnen vinden. Het vierde schriftje, tenslotte, had een bewerking op de kaft van een tekening van de schilder Kramskoi. Daarbij waren de gesneuvelde strijders uit vervlogen tijden in de linkerbenedenhoek opeens voorzien van hoofddeksels zoals die gedragen werden door soldaten van het Rode Leger.

De nogal paranoïde gefixeerdheid op ondermijnende activiteiten van de ‘vijand’, kwam niet uit de lucht vallen. Had men in de jaren twintig, in het narratief van de machthebbers, vooral van doen met tegenstanders uit de kringen van Witten en Sociaal-Revolutionairen, met ‘saboteurs’ in de fabrieken, na de moord op de Leningradse partijleider Kirov in 1934 werd de aandacht verlegd. Die moord, zo luidde de officiële versie, was het werk van tegenstanders binnen de eigen gelederen. Deze ‘verborgen’ vijanden waren een stuk moeilijker te herkennen en dus was extra waakzaamheid geboden. Er ging een instructie uit naar de censors om alert te zijn op nieuwe vormen van de klassenstrijd in kunst en literatuur. “Door middel van verschillende combinaties van kleuren, licht en schaduwen, lijnen, contouren […] wordt duidelijk contrarevolutionaire inhoud meegesmokkeld (протаскивается).” Alle censors die te maken hadden met posters, tekeningen, etiketten, fotomontages, enz. dienden al het beeldmateriaal dat op hun bureau belandde, nauwkeurig te bestuderen en daarbij “vaker gebruik te maken van een vergrootglas”.

De vaagheid van de instructies leidde tot een golf van ‘aangiftes’ die een paar jaar aanhield. Je kon maar betere het zekere voor het onzekere nemen. Wie in de provincie Koejbysjev als eerste alarm sloeg over de schoolschriftjes, heb ik niet kunnen achterhalen. Het signaal werd in elk geval serieus genomen: de kaft diende van de vier schriftjes gescheurd te worden en te worden vernietigd. “We gebruikten de schriftjes verder met een krant eromheen”, herinnerde een leerling zich.

Het alarm over de Poesjkinschriftjes leidde, niet onverwacht, tot de arrestatie van de twee kunstenaars die de afbeeldingen zo stiekem hadden bewerkt: Michail Smorodkin en Pjotr Malevitsj. Ze kwamen er relatief licht vanaf. De laatste belandde in een kamp in Kargopol, maar kwam in 1940 na nieuwe onderzoek vrij. Smorodkin zat langer vast (hij zou met hetzelfde transport als de dichter Osip Mandelsjtam naar Vladivostok zijn vervoerd), verloor in gevangenschap door bevriezing een deel van zijn voet, maar mocht in 1945 alweer meedoen aan een tentoonstelling in Barnaoel.

De alerte censors legden met het vergrootglas in de hand uiteraard nog meer opruiende signalen van de verborgen vijand bloot. Wat te denken van een doodshoofd op de etiketten van blikken met bonen. Een aantal van deze vondsten komt aan bod in mijn volgende stukje. Als voorproefje hier alvast een foto van Jozef Stalin met zijn Bulgaarse ambtgenoot Georgi Dimitrov, op wiens voorhoofd we met z’n allen inderdaad duidelijk een krul in de vorm van een hakenkruis zien zitten.

———————

Dit verhaal is voornamelijk ontleend aan het artikel Опасные знаки и советские вещи van Aleksandra Archipova en Jelena Michajlik. Wie, tot waakzaamheid gewekt, verder wil kijken: het artikel bevat tal van noten met verwijzingen naar vele bronnen. Archipova en Michajlik schreven ook een boek over dit thema.

Een tractor op de je billen, een schoorsteen op je buik: vroege textiel-ontwerpen uit de USSR. Tussen prachtige toegepaste kunst en kitsch.

-----------------

agittekstil1-1.jpg

----------------

Spoelt u bij de film hieronder even door naar 1.01.46. (U mag ook de hele film bekijken, maar dat raad ik u af.) Het korte fragment daar bevat de dialoog van de directeur en een textielfabriek met een ontwerper. Er moet nieuwe stof komen voor dameskledij. Voor welk dessin wordt gekozen? De ontwerper begint, wijzend op een voorbeeld:

- Een agrarisch thema. Tractors.
- Da’s niet slecht. Maar hebt u niet iets meer industrie-achtigs?
- Meer industrie-achtigs?
- Ja.
- Ik heb olieboortorens. Op de taille kunnen dan fabrieken komen.
- Weinig rook.
- Wat?
- Ik zeg: weinig rook.
- Ach, rook kunnen we toevoegen.   

(Uit: De stralende weg, 1940)

------------

Het lijkt een absurdistisch tafereel, maar dat was het geenszins. Jarenlang waren de in het fragment getoonde tafereeltjes op stoffen zeer gangbaar in de textielindustrie van de Sovjetunie. De combinatie van propagandistische dessins met het vakmanschap van de ontwerpers leverde prachtige staaltjes van toegepaste kunst op. Tot in 1933 een bijna sinister artikel in de Pravda plots een einde maakte aan deze agit-tekstil. Waarover straks meer.


Drijvende kracht achter de vliegtuigen, fabriekjes, sportlui, tractors, combines en wuivend koren op het textiel waren aanvankelijk studenten van de hogere kunstzinnig-technische opleiding Vchoetemas in Moskou. Zij werden gedreven door enthousiasme voor de nieuwe tijd, die om nieuwe vormen vroeg. Hun ontwerpen stuitten op weinig begrijp bij de oudere, wat meer bedaagde ontwerpers in de industrie, die tot hun leedwezen zagen dat de balans tussen dessin en het kledingstuk-met-lichaam zoek raakte. De boodschap werd belangrijker dan de drager. Maar de oude garde had het tij tegen. Zo werden tussen 1929 en 1931 in de archieven van de textielfabrieken van Ivanovo (hét textielcentrum van Rusland) 24.000 tekeningen vernietigd met traditionele motieven, vooral met bloemetjes, als zijnde bourgeois en uit de tijd. 

De eerste ‘agitatiestoffen’ werden al in 1922 geproduceerd ter ere van het eerste lustrum van de Oktoberrevolutie. Het betrof een serie hoofddoeken gebaseerd op tekeningen van Leonid Tsjernov-Pljosski. Twee hoofddoeken uit die serie zijn bewaard gebleven. Op een daarvan, met het devies Alle macht aan de Sovjets! staat in het midden een tafereel uit het toen recente verleden afgebeeld: het uiteenjagen van de wetgevende vergadering door de Bolsjewieken. Helaas heb ik daar geen afbeelding van kunnen vinden. Wel kan ik twee exemplaren laten zien van een doek uit 1924, ontworpen door N.S. Demkov (niet zozeer bedoeld om te dragen, maar meer als ‘poster’). In het gave exemplaar staat in de linkerbenedenhoek Trotski, die in het exemplaar rechts, ik neem aan door de angstige eigenaar, werd weggeknipt, nadat de revolutionair in ongenade was geraakt.


Tegen het einde van de jaren twintig waren het geen bekende personen meer, maar vooral industriële, agrarische en sportieve motiefjes die op textiele stoffen werden afgebeeld.

Dankzij verschillende regionale musea (onder meer in Ivanovo) zijn tal van ontwerpen van agit-tekstil bewaard gebleven. Dat geldt niet voor de kledingstukken die geproduceerd werden of die de mensen thuis zelf van de stoffen maakten. Dat zullen er uiteindelijk ook niet zo veel zijn geweest en wat er wel in de kledingkast of aan de kapstok belandde, zal gedragen zijn tot het volledig versleten was – stoffen waren nu eenmaal schaars. Een oproep, enkele jaren geleden, van het Sitsmuseum in Ivanovo om kleding met propaganda-motieven af te staan voor een tentoonstelling, leverde niets op.

(Klik vooral op onderstaande afbeeldingen. Onder aan dit stukje staat nog een selectie.)

De enthousiaste kunstenaars die de aanzet hadden gegeven voor de agit-tekstil, hadden eind jaren twintig gezelschap gekregen van wat minder gedreven ontwerpers, die op de fabrieken her en der in het land domweg op de ingeslagen weg voortgingen. Stond er een schoorsteen of een tractor op een jurk, dan was het al snel goed. Het fragment in de film boven aan dit stukje neemt die sjablonen op de hak. Dat was in 1933 al eerder gedaan, en veel scherper, in een artikel in de Pravda, de belangrijkste krant van het land. Onder de kop Aan de voorkant een combine, aan de achterkant een tractor stond daar onder meer:

“Hier heb je zo’n fris, vrolijk versierd lapje stof… Er staan grote tractors op en grote combines. Je loopt over straat, en jouw vormen worden strak omlijst door zo’n agrarisch kolchozmotiefje. Kom je zo iemand tegen op straat in zo’n jurk – aan de voorkant een tractor, aan de achterkant een combine – dan geef je je meteen op voor de oogst en de strijd tegen verspilling. En hier een aardig stofje voor ondergoed. Niet met zomaar een vormeloos patroon. Niet zomaar wat idealistische onzin. Een compleet schilderij – de Toerksib*). Door het gelige zand loopt een karavaan kamelen. In de verte kleurt een kudde schapen zwart. En in het midden jaagt een locomotief voort. Wat fijn om in zo’n lange onderbroek te slapen. Je slaapt en er snelt een trein over je heen. Je draait je op de andere zijde en er grazen schapen. Je gaat op je buik liggen en bovenop trekt een stoet kamelen voorbij.” De ontwerpers waren volgens de krant “een zooitje broddelaars, die onder het mom van een revolutionaire kreet stoffen bekladden.”

Een duidelijker signaal kon niet worden gegeven. Al werd er tot eind jaren dertig nog wel enig agit-tekstil geproduceerd, er kwam een einde aan de schoorstenen, de boortorens, de lampjes,  korenschoven en kolchozen als textielpatroon.

Was een dergelijk artikel enkele jaren later gepubliceerd, dan was het bijna letterlijk dodelijk geweest. De ontwerpers hadden dan een koffertje kunnen klaarzetten voor hun arrestatie. In 1937 belandde wel de hierboven genoemde Tsjernov-Pljosski achter de tralies, maar dat had niks met zijn ontwerpen te maken. Hij werd het slachtoffer van een valse aangifte, waarvan de achtergrond niet duidelijk is. Hij werd in hetzelfde jaar geëxecuteerd.

*) Spoorlijn die Toerkmenistan verbindt met Siberië, aangelegd in de tweede helft van de jaren twintig   

-------------

Van de meeste van de hier getoonde ontwerpen vindt u hier het jaartal en de naam van de ontwerper.

Het duizelingwekkende verhaal van het Huis aan de Kade: Yuri Slezkine beschreef de geschiedenis van het hoofdgebouw der Bolsjewieken - en nog veel meer

--------------------

Beeld: Arthur Shuraev (onder CC-licentie)

Je doet een impulsaankoop – het boek The House of Government van historicus Yuri Slezkine - en komt er thuis pas achter wat je eigenlijk in huis hebt gehaald. Ik dacht: een boek over het befaamde, immense, door drama omgeven appartementencomplex tegenover het Kremlin, op de andere oever van de Moskva. Het gebouw is vooral bekend onder de naam Huis aan de Kade, naar het boek van Joeri Trifonov (1925-1981). Die woonde er zelf en zijn ouders werden er in 1937, tijdens de Grote Terreur, gearresteerd. Het enorme gebouw met zijn honderden appartementen, een theater, kantines, een wasserij, een schietbaan en nog zo het een en ander, vanaf 1931 gaandeweg opgeleverd en bestemd voor het hoogste partij- en regeringskader, kómt aan bod in het boek van Slezkine, maar dat gebeurt pas op pagina 317…
 


Yuri Slezkine schreef een duizelingwekkend, meer dan duizend pagina’s tellend werk over de Bolsjewieken, hun weg naar de Revolutie, hun droom van een duizendjarig rijk en de nachtmerrie waarin die voor velen van hen uitmondde. Hij gooit zijn netten daarbij wijd uit, zo wijd, dat er van de lezer af en toe enig doorzettingsvermogen is vereist. Economie, sociologie, literatuurgeschiedenis, toneeltheorieën, utopische architectuur, marxisme en theologie – het komt allemaal aan bod, en niet zo maar af en toe in een paar alinea’s. Een apart hoofdstuk, vroeg in het boek, wordt gewijd aan de vraag of het ‘lichtende geloof’ (luminous faith) van de Bolsjewieken een religie was. Abraham en Isaak komen voorbij, Mozes, Buddha, de Jacobijnen, de Inca’s en profetiën over de dag des oordeels in Nieuw-Guinea. Binnen deze setting is het Huis van de Regering (de officiële naam luidde: het Huis van het Centraal Uitvoerend Comité en de Raad van Volkscommissarissen) bij Slezkine het hoofdgebouw van de sekte der Bolsjewieken.     

Daartegenover staan, telkens zeer gedetailleerd beschreven, meer aardse zaken als de levensstijl van de elite, haar vakanties, het personeel, de beveiliging, de bouwgeschiedenis van het huis (ontworpen door Boris Iofan, die op de elfde verdieping kwam te wonen), de inrichting van de appartementen, de kwaliteit van het eten in de kantine en de spelletjes die de kinderen speelden op de binnenplaatsen (onder andere sjtander/штандер, een mij onbekend balspel). Dat is al fascinerende leesstof, en dan komt daar op twee derde van het boek ook nog de terreur overheen, die als een ontspoorde bloedhond huishoudt onder de bewoners van het zo ongenaakbaar lijkende gebouw. Na eerst nog een apart hoofdstuk over de rol van de zondebok en de biecht binnen sektes, komen de arrestaties voorbij, de wanhopige brieven aan Stalin met pleidooien van onschuld dan wel bekentenissen, en de lotgevallen van de achtergebleven echtgenotes, die vaak zelf ook nog werden opgepakt, en de kinderen die werden weggestopt in weeshuizen.

De nadruk ligt daarbij op de bekendste namen (Rykov, Boecharin), maar (iets) mindere goden komen ook uitgebreid aan bod. Wie vandaag nog als hoge NKVD-functionaris beschikte over het lot van zo’n beetje de complete bevolking van West-Siberië, kon een dag later naar Moskou worden geroepen om in de Loebjanka tot de meest absurde bekentenissen te worden gedwongen. De angst voor de willekeur was gekmakend, in de appartementen van het Huis aan de Kade stonden de koffertjes klaar in geval er ’s nachts (arrestaties vonden nooit overdag plaats) op de deur zou worden geklopt. En tussendoor wijdt Slezkine uit over uiteenlopende zaken, die wel weer steeds, direct of indirect, verband houden met het huis en zijn bewoners. Zo tekende een aantal van hen voor literaire werken, die in hun zanderig socialistisch-realisme niet meer om door te komen zijn. Daar trekt Slezkine zich weinig van aan – vele pagina’s besteedt hij aan besprekingen van die werken, met steeds het Bolsjewistisch sektarisme als kader. Of hij daar elke lezer een plezier mee doet, betwijfel ik. Zelf kreeg ik geenszins de neiging om de door hem belichte boeken eens ter hand te nemen. 

Het Huis aan de Kade heeft zich van de terreur (en ook van de oorlog) nooit meer helemaal hersteld. De grandeur en het geloof van de eerste bewoners – net als het geloof van hun kinderen, de jonge aanwas van de sekte – was bezoedeld en al dan niet volledig geknakt. In dat opzicht staat het gebouw voor de hele Russische samenleving, die nog altijd niet is bijgekomen van de jaren onder Stalin. Wie daaraan twijfelt, raad ik twee recente, Nederlandse documentaires aan: Liefde is aardappelen van Aliona van der Horst en De rode ziel van Jessica Gorter. 

The House of Government is ook verschenen in het Nederlands, in twee delen, onder de titel Het huis van de regering. Twee Engelse recensies vindt u hier en hier, een Nederlandse hier.
 

Symbool van een verloren land: de elf verkiezingen van Miss Rusland in Parijs

Miss Rusland, miss Oostenrijk en miss Holland, samen in 1930 op één foto … Dat verbaasde me.

De namen van de drie dames waren snel gevonden: Irina Wentzel, Ingeborg von Grinberger en Rie van der Rest, maar: miss Rusland? In 1930? Hieronder staat ze nogmaals afgebeeld, samen met de overige deelnemers aan de Miss Europa verkiezing van dat jaar, met haar foto geprojecteerd op Rusland. Ze staat een beetje apart van de rest, wat – ongetwijfeld onbedoeld – symbolisch is. Irina Wentzel vertegenwoordigde als enige een emigrantengemeenschap en niet een officieel land. Irene had eerder dat jaar in Parijs de miss-verkiezing voor Russische emigranten gewonnen. Dat zij de titel Miss Rusland droeg, is wrang. Irene Wentzel was een symbool van een verloren land.
 


In de jaren 1926-1928 waren er in Parijs ook al Russische miss-verkiezingen geweest, maar die waren uitsluitend bestemd voor vrouwen uit de lokale Russische gemeenschap. De winnares werd gekroond tot Koningin van de Russische kolonie. In 1929 besloot het Parijse emigrantentijdschrift Illjoestrirovannaja Rossija de zaken grootser aan te pakken. Voortaan zou de verkiezing openstaan voor alle Russische emigranten in Europa. Deelneemsters moesten draagster zijn van een Nansenpaspoort voor vluchtelingen. De winnares kreeg de titel Miss Rusland. Hier de winnaressen uit de jaren 1929-1939:


Valentina Osterman dacht in 1929 de eerste gelukkige te zijn, maar zij werd een dag later gediskwalificeerd omdat ze geen Nansenpaspoort, maar een gewoon Duits paspoort bleek te hebben. Daarop ging de titel naar de 16-jarige Irina Levitskaja, die als 8-jarige in Frankrijk was beland. In 1930 werd Irina Wentzel gekroond tot Ruslands mooiste. Zij mocht vervolgens in datzelfde jaar ook meedoen aan de Miss Europa-verkiezing, die eveneens in Parijs plaatsvonden. Hier arriveert ze.


Irina, geboren in Essentoeki, dochter van de gouverneur van Koetaissk, viel niet in de prijzen; Miss Europa dat jaar werd de Griekse Aliki Diplarakou. Drie jaar later was er wel Russisch succes: Tatjana Maslova, afkomstig uit Viljnoes, werd dat jaar gekozen tot Miss Europa. De miss-verkiezingen voor Russische emigranten gingen door tot 1939, waarna de Tweede Wereldoorlog er een einde aan maakte. De deelneemsters in dat laatste jaar waren allen buiten Rusland geboren.

Ik heb gezocht naar verdere sporen van Irina Wentzel, die me op het spoor zette van de Russische miss-verkiezingen. Ik heb niets kunnen vinden. Heeft ze de oorlog overleefd? Gezien haar joodse achternaam ben ik daar niet gerust op.  

Irina Wentzel (haar voornaam wordt ook geschreven als Irene, haar achternaam ook als Wentzell en Veisel)

Irina Wentzel (haar voornaam wordt ook geschreven als Irene, haar achternaam ook als Wentzell en Veisel)

Een zwaar gordijn wordt opengeschoven: Denis Karagodin achterhaalt welke Stalinbeulen zijn overgrootvader hebben vermoord – 3

------------------

Niloaj Zyrjanov met zijn zoontje

In Tomsk doet Denis Karagodin onderzoek naar de Stalinterreur waarvan zijn overgrootvader Stepan Karagodin slachtoffer is geworden (zie deel 1). Met 35 andere onschuldigen wordt hij op 21 januari 1938 geëxecuteerd. Denis brengt de plaatselijke commando-lijn van de NKVD, Stalins geheime dienst, volledig in kaart, tot en met de typistes, de chauffeurs van de gevangenenwagens en de beulen. Op 21 januari haalden twee mannen en een vrouw de trekkers over: Nikolaj  Zyrjanov, Sergej Denisov en Jekaterina Noskova. Van zijn bevindingen doet Stepan gedetailleerd verslag op zijn site.

Nadat hij de namen van de drie beulen heeft gepubliceerd, krijgt hij een brief van een zekere Joelija. Ze is een kleindochter van Nikolaj Zyrjanov, één van de beulen. Joelija schrijft:

“Ik kan al een paar dagen niet slapen, ik kan het gewoon niet, klaar. Ik heb al het materiaal bestudeerd, alle documenten op uw site, ik heb zo veel verschillende dingen overdacht (…). Met mijn verstand begrijp ik dat ik geen schuld heb aan wat is gebeurd, maar wat ik voel is niet in woorden te vatten.

De vader van mijn grootmoeder (van moeders kant), mijn overgrootvader, is verklikt, die hebben ze thuis opgepakt, in dezelfde tijd als uw overgrootvader, en hij is nooit meer teruggekomen. Thuis bleven vier dochtertjes achter, mijn grootmoeder was de jongste. En nu is dus gebleken dat er in één familie slachtoffers en beulen zijn … Het is erg bitter om dat te beseffen, erg pijnlijk … Maar ik zal nooit afstand nemen van de geschiedenis van mijn familie, hoe die ook is (…).

Het verdriet dat zulke mensen hebben gebracht is niet goed te maken. De opdracht van de volgende generaties is simpelweg: niet verzwijgen, alle zaken en gebeurtenissen moeten bij hun naam genoemd worden. Het doel van deze brief aan u is u gewoon te zeggen dat ik nu weet van deze schandelijke pagina in de geschiedenis van mijn familie en dat ik volledig aan uw kant sta.

In onze maatschappij zal nooit iets veranderen als de volledige waarheid niet boven water komt. Het is niet zo maar dat er nu weer Stalinisten zijn verschenen, standbeelden van Stalin, daar kan je met je gezonde verstand niet bij (…).

Ik zou u nog veel willen schrijven, vertellen, maar het belangrijkste heb ik gezegd – ik schaam me ontzettend voor alles, het doet me gewoon fysiek pijn. En het is bitter dat ik niets kan rechtzetten, dat ik u alleen kan bekennen dat ik verwant ben aan N.I. Zyrjanov en dat ik uw vader kan gedenken in de kerk.

Dank u voor uw enorme werk dat u hebt verricht, voor de waarheid, hoe zwaar die ook is. Er is hoop dat de samenleving eindelijk bij zinnen komt dankzij mensen zoals u. Dank u nogmaals, en vergeef me!”

Bij de e-mail zaten enkele foto’s van Zyrjanov. “Het zou u tijd kosten om hiernaar te zoeken”,  aldus Joelija.

NKVD-beul Nikolaj Zyrjanov

NKVD-beul Nikolaj Zyrjanov


Denis Karaganov schreef in zijn antwoord aan Joelija onder meer:

“Ik ben u oprecht dankbaar. Ik zie dat u een prachtig mens bent (…). En ik ben trots dat ik u dat ronduit en zonder te veinzen kan schrijven. U vindt in mijn persoon geen vijand of belager, maar slechts een mens die voor eens en altijd een punt wil zetten achter dat eindeloze Russische bloedbad. Daar moet voor eens en altijd een einde aan gemaakt worden. Ik heb het idee dat het juist in ons bereik ligt om dat te doen.

Ik rijk u een hand van verzoening (…) U hebt met uw brief het belangrijkste gedaan – u bent oprecht geweest (…)  Leeft u met een rustige ziel, en, vooral, met een zuiver geweten. Ik, noch iemand van mijn verwanten of naasten, zal u ooit ergens van beschuldigen (…)

Ik dank u hartelijk. Ik ben blij dat er in mijn leven één mooi mens bij is gekomen – u.

Dank u!”

-----------------

Correctie: In een eerdere versie van dit artikel stond Denis Karagodin vermeld als student. Hij is al afgestudeerd.

Aanvulling: Denis Karagodin wordt in Kremlin-getrouwe media hard aangepakt. Zie hier.