Rusland in de 20ste eeuw – 9: Een boek over dissidenten waar je niet omheen kunt. Maar de vraag of hun offers zin hadden blijft in de lucht hangen.

—————————

In deze serie recensies en/of korte notities komen boeken aan bod die betrekking hebben op Rusland en de Sovjetunie in de 20ste eeuw. Misschien helpen ze het huidige Rusland beter te begrijpen. Waar ik nadrukkelijk aan toevoeg dat begrijpen iets anders is dan begrip hebben voor.

—————————-

Het graf van Aleksandr Solzjenitsyn, Donskoj begraafplaats, Moskou (foto: Egbert Hartman)

Wie zich ook maar enigszins serieus wil verdiepen in de dissidentenbeweging van de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, kan niet heen om To the success of our hopeless cause. The many lives of the Soviet dissident movement van Benjamin Nathans. De Amerikaanse historicus kreeg voor zijn boek dit jaar de Pulitzer Prize en de Pushkin House Book Prize. De titel van het book – To the success of our hopeless cause – verwijst naar de ironische toost vol zelfspot die werd uitgesproken wanneer aan de keukentafel tijdens weer een avond vol plannen en discussies door dissidenten het glas werd gegeven. Van enige ironie is verder in het boek overigens geen sprake. 

Larisa Bogoraz en Anatoli Martsjenko

Uiteraard komen er tal van namen voorbij, van moedige mannen en vrouwen die het op durfden te nemen tegen de machtige staat, meestal tegen een hoge prijs. Goed en zeer nuttig om weer eens terug te keren naar de jaren dat namen als Pjotr Jakir, Pavel Litvinov, Larisa Bogoraz, Anatoli Martsjenko en Andrej Sinjavski regelmatig de Westerse kranten haalden. De grote verdienste van Nathans’ boek is dat hun innerlijke en publieke (en onderlinge) worstelingen steeds in een wijds perspectief worden gezet: historisch, juridisch en psychologisch. Er worden verbanden gelegd met nationalistische bewegingen (in Oekraïne, de Baltische republieken) en met religieuze groeperingen. Deprimerend is de gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop het bewind (wanneer KGB-leider en later secretaris-generaal van de Communistische Partij Joeri Andropov het voor het zeggen krijgt) het verzet de nek weet om te draaien.   

De grote vraag die altijd boven de dissidentenbeweging heeft gehangen, is: had het zin, al die opofferingen die zo’n kleine groep dapperen zich getroostte? Een vraag die zich ook – en dat is op zich al ontmoedigend - naar de huidige tijd laat verplaatsen: wat heeft de strijd van bijvoorbeeld Aleksel Navalny tegen Poetin en zijn trawanten nu eigenlijk opgeleverd? Nathans is daar stellig en positief over en trekt parallellen met het einde van de lijfeigenschap, het einde van de Romanov-dynastie en de ineenstorting van de Sovjetunie: “In all three instances … the sapping of moral legitimacy (vis-à-vis serfdom, the monarchy, and the Communist Party) was a prerequisite for the rapid change that followed. In the late Soviet era, the dissident movement advanced the process by exposing, over and over again, the regime’s inability to abide by its own laws or by fundamental human rights norms to which it had repeatedly consented.”

Daarin kan je met hem meegaan; van de “moral legitimacy” van de huidige leiders in het Kremlin is weinig meer over, voor een groot deel dankzij het consequente verzet van Navalny en anderen en hun herhaalde onthullingen van grootscheepse corruptie en machtsmisbruik. Voor Poetin gaat in Rusland niemand de straat op. Maar vindt er ook een echte “rapid change” plaats, nadat Poetin, op wat voor manier dan ook, van het toneel is verdwenen? Want hoe dan verder, met de Russische samenleving? Met het politieke bestel, het bestuur op alle niveaus, de rechten van het individu? Staan er bewegingen met geloofwaardige en vooral verbindende leiders klaar in de coulissen om van al die uitgeholde maatschappelijke instituties dragers te maken van een enigszins rechtvaardige maatschappij?

Een antwoord op die onvermijdelijke vraag krijgt de lezer niet van Nathans. Rusland kent, schrijft hij, een hardnekkige en breed gedragen mythe dat succesvolle hervormingen alleen van bovenaf, door de elite, in gang kunnen worden gezet. Dat die hervormingen vaak op een mislukking uitliepen, doet die overtuiging niet verdwijnen. Nathans zegt het – misschien uit mededogen – niet met zoveel woorden, maar de dissidenten waar hij zo uitgebreid over schrijft, hebben die mythe niet kunnen ontkrachten.         

Nogal ontnuchterend constateert hij dat de meeste dissidenten, met Andrej Sacharov en - in mindere mate - Aleksandr Solzjenitsyn als bekendste uitzonderingen, na de val van de USSR geen rol meer speelden in de politieke arena. Ze waren overleden of probeerden liever, al dan niet in de emigratie, nog iets te maken van hun eigen, vaak ruw onderbroken loopbaan. Misschien opnieuw uit mededogen sluit hij Nathans af met een parallel, waarop nogal wat valt af te dingen. Had West-Duitsland na de Tweede Wereldoorlog niet tientallen jaren nodig om uiteindelijk diegenen te omarmen die zich actief hadden verzet tegen het Nazi-regime? “Should Russians find their way to political pluralism and the rule of law, they too will need a usuable past. The story of the Soviet dissident movement will be waiting.”  

(Ooit, in de jaren zeventig, tijdens mijn studie Russisch in Utrecht, ontmoette ik dissident Andrej Amalrik. Over de “aardige querulant” schreef ik eerder een anekdotisch stukje.)

———————-