persoonlijk

Sjinnik Jaroslavl - Saransk, een voetbaltopper na een ijshockey-ongeluk

(Eerste publicatier: 15-9-2011)

Sjinnik Jaroslavl, kent u die ploeg? En Saransk Mordovië? Ze speelden tegen elkaar, een topper uit de Russische eerste divisie, en ik was erbij. Het werd een bijzondere, bedrukte avond, daar in de provincie.

Enkele dagen eerder was het complete eerste ijshockeyteam van Lokomotiv, de trots van de stad, bij een vliegtuigongeluk om het leven gekomen, en Jaroslavl had nog even geen zin in voetbal. De kassa’s gingen ruim op tijd open, ….

… de uitslagen en de stand werden nog eens doorgenomen,…

… en bij de catering hadden ze hun werk gedaan.

Maar dat verschrikkelijke ongeluk… Er liepen Sjinnik-supporters rond met een Lokomotiv-sjaaltje en uit de luidsprekers klonk – ik verzin het niet – Who wants to live forever van Queen in een piano-uitvoering. Ondertussen gingen de voorbereidingen gewoon door – wat moet je anders.

Zoals altijd in een Russisch stadion waren de hulpdiensten duidelijk aanwezig:

En toen kwamen de teams het veld op, Sjinnik natuurlijk in een Lokomotiv-shirtje. Bij een minuut stilte in een Russisch voetbalstadion tikt altijd een klok mee.



Ik maakte een foto van wat toeschouwers. De man links werd daar erg boos om. Een ander werd dáár weer erg boos om en die schudde me, toen ik even later mijn plekje opzocht, nadrukkelijk de hand: “Dank u dat u mij gefotografeerd hebt!” Als ik al geen supporter van Sjinnik was, dan was ik het nu zeker.

We kwamen al snel met 1-0 achter. De supporters van de East Side (met een spandoek voor de ijshockeyers) moedigden aan wat ze konden …

… mijn buurmannen leverden ook hun bijdrage …

… de maan kwam nog op …

... maar gescoord werd er niet meer.

... Gelaten liepen we door de avond naar huis.

Witte bruiden. Hoe ik in Jaroslavl op weg ging naar het Museum voor Beeldende Kunst en daar nooit ben aangekomen. Deel 4.

(Eerste publicatie: 14-11-2011)

De vrouw droeg het konijn in een mandje met een roze strik. Het was mooi zwart-wit gevlekt en – naar konijnenmaatstaven – een flink beest, kortom: een prachtexemplaar. Bent u uw konijn aan het uitlaten?, vroeg ik (de drank had mijn gevoel voor humor geen kwaad gedaan).

Nee, antwoordde ze, ik word met mijn konijn besteld voor bruiloften.

Het bleek – je leert elke dag wat bij – dat een konijn op een bruiloft geluk brengt. Kent u Lange Pier nog, uit de serie Floris? Die had een konijnepootje om z’n nek hangen. Dat is uit hetzelfde genre.

Ik liep maar weer eens verder, langs de regenachtige Wolga (prachtige luchten!), en ik kwam bij de Kathedraal van de Maria-Tenhemelopneming. Was het bij het Museum van Muziek en Tijd al druk met bruidsparen, hier waren we in het epicentrum van trouwend Jaroslavl beland. Een tsunami van wit-golvende bruidsjurken! Mocht u vrijgezel zijn en daar genoeg van hebben, kom toch vooral naar Jaroslavl. Ga ergens op een plein staan en het kan niet anders: binnen een kwartier bent ook u uit de vijver gevist.

Ik zag een bruidspaar dat twee witte duiven losliet. Toen kwamen er nog vier witte duiven uit een doos, maar die bleven gewoon in het gras zitten. Dat was voor een mooie foto, en nadat de fotograaf zijn werk had gedaan, en de duiven ook, werden de beestjes weer in de doos gestopt. Ik liep op de man van de duiven af en wilde vragen: zijn ze gekortwiekt? Maar ik wist zo gauw niet wat kortwieken was in het Russisch. Toen vroeg ik maar gewoon waarom ze niet wegvlogen. Het zijn pauwen, was het antwoord. Volgens mij klopte dat niet, maar ik liet het maar zo. (Ik heb het thuis opgezocht, we hebben hier te maken met de pauwstaartduif. Of die van nature niet vliegen of dat die vier inderdaad gekortwiekt moeten zijn geweest, daar heb ik verder niet naar gekeken. Ik schrijf over Rusland, niet over duiven.)

Afijn, ik heb daar nog een uurtje staan fotograferen en toen hield ik het maar voor gezien die dag. Het Museum voor Beeldende Kunst heb ik gelaten voor wat het was en ook de volgende dag kwam dat er niet meer van. Ik moest alle straatnaambordjes in de Tsjechovstraat nog fotograferen en wilde ook nog naar een voetbalwedstrijd. Over die beide zaken later meer. 

Hier deel 1, deel 2 en deel 3.

Witte bruiden. Hoe ik in Jaroslavl op weg ging naar het Museum voor Beeldende Kunst en daar nooit ben aangekomen. Deel 3.

(Eerste publicatie: 13-9-2011)

Achter me in het piepkleine paviljoentje met uitzicht op de Wolga, stonden twee dames. Ze hadden een fles in de hand en waren, dat zag je meteen, in een heel goed humeur. 

In contacten met vrouwen zijn openingszinnen niet mijn sterkste punt, maar nu had ik meteen een beste te pakken. Of er soms champagne in die fles zat, vroeg ik. Twee tellen later had ik een glaasje in m’n hand. Met een damesschaartje werd in één vloeiende beweging de dop van de fles verwijderd. Er kwamen smeerkaasjes en snoepjes tevoorschijn. Mijn bijdrage aan het onverwachte samenzijn was een ‘extra zacht zakdoekje’ van de Etos waarmee we de glazen schoonmaakten.

Na het eerste glaasje – ik weet niet meer waarop we gedronken hebben – moesten we plaats maken voor een bruidspaar dat in het paviljoentje foto’s wilde maken. Het tweede glaasje dronken we bij een bankje, even verderop. Een echt gesprek kwam er niet van, want bij het minste geringste barstten de dames uit in gierend gelach. Ik vroeg me af wat ze eerder al hadden genuttigd, want zo sterk was de drank – iets tussen wijn en vruchtenlikeur in – nou ook weer niet. 

Na mijn tweede glaasje nam ik afscheid, wat ook weer aanleiding was voor veel vrolijkheid.

Toen kwam er een mevrouw met een konijn langs.

Wordt vervolgd.

(Hier deel 1, hier deel 2)

Witte bruiden. Hoe ik in Jaroslavl op weg ging naar het Museum voor Beeldende Kunst en daar nooit ben aangekomen. Deel 2.

(Eerste publicatie: 12-9-2011)

De folder van het Museum van Muziek en Tijd vermeldt dat de bruidsparen van Jaroslavl er graag op bezoek komen. Dat klopt, het was er deze zaterdag zelfs een komen en gaan. In het tweede gebouwtje (klokken-om-te-luiden, samovars, gietijzeren beeldjes) moest ik me bijna tussen de bruiloftsgasten door wringen om twee voetballertjes te kunnen fotograferen. In het souvenirwinkeltje kwam ik onverwacht een paar bekenden tegen: mijn soldaatjes! Daarover ga ik nu niet uitweiden, dat deed ik eerder hier.

En buiten hingen een heleboel sloten aan het hek:

Dat is een rage geworden in Rusland. Op je trouwdag hang je een slot aan een hek en het sleuteltje gooi je weg. Dit als symbool van – ik formuleer het maar positief – verbondenheid. Het hek zag er netjes en goed georganiseerd uit. Ik vermoed dat de bruidsparen die het museum bezoeken, als onderdeel van hun arrangement zo’n rood slot krijgen aangeboden.

IMG_8267.jpg

Toen ik thuis de foto’s nog eens bekeek, viel me wel iets heel raars op. Ik bezocht het museum op 10 september 2011. Kijkt u nu even naar de datum op dit rode slot (de г na 2011 is de Russische afkorting voor jaar):

Als u in de buurt bent van het museum, informeert u eens, ik zou er graag het fijne van weten. Steekt u dan vooral ook even de straat over, naar het dichtstbijzijnde paviljoentje met uitzicht over de Wolga. Wat daar niet aan het hek zit!

Deze, van Jelenka en Serjozjka, vond ik leuk:

En bij deze moeten ze gedacht hebben: die zit!:

Deze zie ik ook zo gauw niet meer los komen:

Deze lijkt me gewoon van de Gamma:

Dan vind ik deze wel weer aardig:

Toen hoorde ik achter me twee dames giechelen.

Wordt vervolgd.

(Hier deel 1)

Witte bruiden. Hoe ik in Jaroslavl op weg ging naar het Museum voor Beeldende Kunst en daar nooit ben aangekomen. Deel 1.

Dom! Vanaf het eerste bruidspaar had ik moeten gaan tellen, voor elke bruid en bruidegom een streepje in m’n opschrijfboekje. Nu wist ik aan het einde van de dag alleen zeker: het waren er een heleboel en de kleur van de bruidsjurken in Jaroslavl is dit jaar gewoon wit.

Ik was, nog niets vermoedend, op weg naar het Museum voor Beeldende Kunst, toen mijn oog viel op iets heel anders: het Museum van Muziek en Tijd. En ik dacht: waarom niet. Ik stapte naar binnen en moest meteen mee met een rondleiding. Er stond een groep gepland, maar die was te laat, en zo mocht ik, helemaal alleen, mee met de gids.

Ze heette Jevgenija Boriskina en ik kwam een heleboel te weten. Het Museum van Muziek en Tijd is een privé-museum, opgericht door goochelaar John Mostoslavski. Het telt drie onderdelen, eentje met oude grammafoons, iconen, klokken (om klok te kijken), klokken (om te luiden), 78-toerenplaten en strijkijzers, eentje met samovars, gietijzeren beeldjes en ook weer klokken (om te luiden) en eentje met porseleinen beeldjes, maar daar waren ze aan het verbouwen. 

We waren net halverwege de eerste zaal (hoogtepunt: de klok die ooit had toebehoord aan de neef van Anton Tsjechov), toen de verlate groep alsnog binnenkwam. Het was nu erg vol en ik deed een stapje terug. Achter me hoorde ik een medewerkster iets zeggen over een bruiloft.

Jelena had twee lange stokken met zachte bolletjes. Daarmee speelde ze op een paar kleine klokjes heel mooi “Moskouse Avonden”. Ze vertelde nog dat trojka’s zoveel klokjes aan het span hadden, dat de paarden daar makkelijk doof van konden worden. Achter me ging de voordeur open (het museum is klein) en daar stonden twee mannen met een witte bloem in een knoopsgat.

Via een steile trap naar beneden kwamen we bij de strijkijzers, iconen en 78-toerenplaten. Mijn blik viel meteen op De Favoriete Liedjes van Ilitsja. (Voor de niet ingewijdenen: met Iljitsja wordt Lenin bedoeld).

Een collega van Jevgenija– ik ben vergeten haar naam te vragen – pakte bereidwillig de plaat van de plank. Op de achterkant zag ik als eerste titel staan: De Internationale, en als laatste: Bruiloft (fantasie).

Deel 2 vindt u hier.

Kamergenoot Ismail uit Dagestan. Hobbyfotograaf.

(Eerste publicatie: 6-6-2011)

Hoe zou het toch zijn met Ismaïl? 

Ismaïl kwam uit Dagestan. Hij studeerde geschiedenis in Voronezj en woonde in een van de studentenflats aan de Ulitsa Fridricha Engelsa 10A. Hij was daar, in de winter van 1981/1982, mijn kamergenoot.
 

IMG_9546.jpg

Ismaïl was een beetje wereldvreemd. Wij plakten 30 kopeken op onze brieven naar huis (vijf maal het binnenlands tarief) en Ismaïl wist zeker dat die verplichting ons was opgelegd door de Nederlands regering. En wat wel meer Sovjet-burgers deden: zijn ervaringen op het gebied van overheid en onderdaan projecteerde hij automatisch op alle andere landen van de wereld. De Nederlandse studenten in Voronezj gedroegen zich – in de optiek van Ismaïl uit Dagestan – niet altijd even netjes. Klachten daarover, waarschuwde Ismaïl geërgerd, zouden wel eens bij de Nederlandse ambassade in Moskou kunnen belanden en dan zouden er van die kant ongetwijfeld repercussies volgen! Dat de Nederlandse ambassade ons niet controleerde, maar vooral hielp – we hebben niet geprobeerd om het Ismaïl uit te leggen.

Waarom moest ik opeens denken aan Ismaïl? Omdat ik een mooie reportage tegenkwam over amateurfotografen in de Sovjetunie, hoe zij thuis hun foto’s ontwikkelden.

Fotografie was Ismaïls grote hobby. Hij ontwikkelde zijn foto’s zelf. Ik zal u de details van onze woonomgeving besparen, maar neemt u van mij aan: een Russische studentenflat is daarvoor geen handige omgeving. Ismaïl en ik waren niet alleen op onze kamer, je had ook nog Serjozja uit Rusland en Bert uit Amsterdam. Wanneer Serjozja, Bert en ik eindelijk het licht hadden uitgedaan, had Ismaïl zijn donkere kamer. 

Nooit meer iets gehoord van Ismaïl. Vele jaren later sprak ik een geschiedenisdocent van de universiteit van Voronezj. Ik noemde Ismaïls naam. De docent keek me licht gepijnigd aan en zweeg. Hij kon zich Ismaïl herinneren, maar wenste geen woord aan hem vuil te maken. Naar de reden kan ik slechts gissen. Ik vermoed dat Ismaïl een voorbeeldig Sovjet-onderdaan was, die zijn verplichtingen aan de overheid ijverig nakwam. Wij, Nederlandse studenten, zijn door hem nooit in problemen gekomen, maar die leraar geschiedenis misschien wel.

Ismaïl… Als er weer eens berichten zijn over geweld in Dagestan, moet ik aan hem denken. Aan de muur had hij een foto van Johan Cruijff gehangen. Van mij had hij een oranje sjaaltje gekregen met Hup Holland. Het hing boven zijn bed. Hij sprak het uit als Choer Cholland. Dat hebben we maar zo gelaten. 


(Rechts Ismaïl, links Serjozja. Boven de bureaulamp Johan Cruijff. Op het bureau een ontwikkelbakje. Bij het pijltje een gat in de muur, waarover later nog eens meer.)

En dit was onze keuken.

Opgravingen bij Novgorod - een taalkundige herinnering uit 2002.

(Eerste publicatie: 21-3-2011)

Het Russische alfabet heeft een letter die geen eigen klank vertegenwoordigt: het zogeheten zacht teken: Het wordt gebruikt om de klank van de letter ervoor te kleuren. Een ‘l’ of een ‘t’ gevolgd door een zacht teken klinkt anders dan een ‘l’ of een ‘t’ op zichzelf. De status van het zacht teken is dus bescheiden. Of je het nu weglaat of niet, het woord in kwestie blijft meestal wel te begrijpen.

De bescheiden status van het zacht teken leidt tot onzekerheid, ook bij Russen zelf. Schrijf je dit woord nu met een zacht teken of juist niet? En deze onzekerheid kan op de meest onverwachte momenten aan het licht komen.

Ik breng een weekje door met een groep scholieren op het Russische platteland. We werken als vrijwilligers mee aan opgravingen in de buurt van Novgorod. De jongens vermaken zich opperbest, vooral in de pauzes. Dan wordt de gitaar erbij gehaald en klinkt er menig lied van bedenkelijk niveau. Veel van het repertoire lijkt me van eigen makelij, van de Russische radio ken ik het in elk geval niet. Het geeft een aardig inkijkje in de belevingswereld van de Russische adolescent, die zo te horen weinig afwijkt van die van hun leeftijdgenoten elders. Eén nummer trekt in het bijzonder mijn aandacht. Het mannelijk geslachtsdeel komt er prominent in naar voren, en ook een lelietje-van-dalen (landysj – zonder zacht teken!) heeft een opmerkelijke rol. Onbedoeld krijgt de tekst een extra komisch tintje door de lijzige zangtoon. Het is heet in de buurt van Novgorod en de jongens zijn doodop van het graven.

Mijn verzoek om de tekst op papier te zetten wordt met enige schroom ingewilligd. Vieze woorden zingen is één ding, vieze woorden opschrijven is toch iets anders. Ik krijg het lied aangereikt door Koebik (Kubus), samen met zijn broer de gangmaker van de groep. Op schrift boet de tekst niets aan zeggingskracht in en een taalkundig enthousiasme maakt zich van me meester. Ik kan weer een aantal kleurrijke Russische uitdrukkingen aan mijn verzameling toevoegen! In mijn enthousiasme laat ik de tekst zien aan de leraar van de jongens. “Wie heeft dat geschreven?”, vraagt hij. “Koebik”, zeg ik zonder aarzelen. De leraar fronst zijn wenkbrauwen en opeens voel ik me een verrader. Koebik wordt erbij geroepen. “Heb jij dit geschreven?”, vraagt de leraar dreigend. Koebik kan het niet ontkennen. Ik weet niet waar ik moet kijken. Dan buigt de leraar zich voorover en bast tegen Koebik: “Ga je schamen! Landysj, met een zacht teken!…”

Op mijn laatste dag bij de opgravingen vond ik een bronzen driehoekje van een sierraad uit de elfde eeuw. Ik mocht het niet houden.

Everybody loves Raymond. Twitter - waarom ik niet meer zonder kan.

(Eerste publicatie: 18-3-2011)

In mijn omgeving wordt meestal meewarig gereageerd wanneer ik vertel dat ik ‘op Twitter zit’. Wanneer ik dan ook nog vertel dat ik erg enthousiast ben over Twitter, dan mengt die meewarigheid zich met ongeloof en wordt er naar me gekeken als naar een afvallige.

Ik kan niet meer zonder!

Via Twitter zijn dagelijks een boel aardige, slimme mensen voor mij aan het werk. Op allerlei manieren zijn zij verbonden met Rusland. Ze houden hun oren en ogen wijd open en melden me wat ze zoal tegenkomen. Correspondent Miriam Elder, bijvoorbeeld. Via Twitter wees ze mij vanmorgen op dit filmpje:




Dit had ik niet willen missen. Bedankt Miriam, bedankt Twitter.

Twitter wordt nog leuker zodra er sprake is van wederkerigheid. Als ook jij je oren en ogen openhoudt en anderen laat delen in wat je zoal tegenkomt. Zo kon ik míjn volgers (ik heb er al 51!) dinsdag via Twitter melden dat Estelle Gullit – en dat wil je toch weten - waarschijnlijk in Moskou gaat wonen. Dat las ik in een Russische sportkrant en dat geef je dan even door.

U leest dit nu hier voor het eerst? Een paar uur geleden stond het al op Twitter! Bij @Rusverafnabij. (Miriam Elder: @MiriamElder).

Eindelijk (hemels) gezelschap voor mijn vier porseleinen soldaatjes

(Eerste publicatie: 19-2-2011)


Eindelijk heb ik dan toch gezelschap gevonden voor mijn porseleinen soldaatjes! Al jaren stonden ze wat verweesd in mijn oude Engelse boekenkast, achter glas, dicht bij Barbara Tuchman, Michael Palin en Nikolay Tolstoy. Af en toe schoof ik het glas open en liet ik een mooie Sovjetmars door de kamer klinken. Dan leken ze net iets meer te glimmen, hun stap was net wat kwieker. Maar dan ging het glas weer dicht en stonden ze daar maar …


Ik wist al dat er van dit kleine Sovjet-orkestje niet méér muzikantjes bestonden. (Over mijn vergeefse zoektochten naar kameraadjes schreef ik hier.) Moesten zij dan tot in eeuwigheid, zo koud met z’n viertjes, achter dat glas blijven staan, met uitzicht op Tuchman, Palin en Tolstoj?

Neen! Want kijk, mooi gezelschap is gekomen.


Tijdens mijn recente verblijf in Sint-Petersburg bracht ik een bezoek aan de Feodorovski kerk in Tsarskoje Selo. Buiten was een winkeltje met religieuze snuisterijen. Ik zag vier hemelse muzikantjes en wist meteen: die gaan naar mijn soldaatjes.

En kijk nou eens! Ik zette de engeltjes en soldaten ter kennismaking bij elkaar. Het tafeltje trilde, mijn hart juichte en de buren belden aan om te vragen wat er nu weer allemaal aan de hand was. De muzikanten straalden, de engeltjes hadden – zie die gezichtjes! – hun bestemming gevonden.

Ze staan weer bij Tuchman, Palin en Tolstoy, met z’n achten nu. Muziek hoef ik niet meer op te zetten, ze spelen allemaal helemaal uit zichzelf. Ik tik alleen af en toe tegen het glas en vraag of het wat zachter mag.