———————-
Vivien Leigh als Anna Karenina (1948)
Nog meer hulp voor de lezer van Anna Karenina en weer komt die van (onder anderen) Pavel Basinski. Over zijn fraaie boek Подлинная история Анны Карениной (De ware geschiedenis van Anna Karenina) schreef ik in mijn vorige stukje. In dat boek wijst Basinski op allerlei zaken – vooral op het gebied van de etiquette en mores in de hoogste sociale kringen - die volledig langs je heen gaan, wanneer je als lezer uit onze tijd Lev Tolstojs meesterwerk ter hand neemt. Dat Basinski met een soort vervolg op ‘zijn’ Anna Karenina komt, verbaast gezien zijn flinke productie van de afgelopen jaren eigenlijk nauwelijks. Ook door de titel voelt het als gewoon een nieuwe aflevering van een langere reeks : Подлинная история Константина Левина (De ware geschiedenis van Konstantin Levin), gewijd dus aan Konstantin Levin, die in het boek van Tolstoj de ondankbare taak heeft om diens opvattingen over de problemen en perspectieven van agrarisch Rusland voor het voetlicht te brengen
De lotgevallen van Levin (en zijn uiteindelijke echtgenote Kiti) waren voor mij – en daarin sta ik ongetwijfeld niet alleen – niet de boeiendste van het boek. Laat het echter maar aan Pavel Basinski over om toch weer met een boeiende en zeer leesbare studie op de proppen te komen. Opnieuw ontleedt hij personages tot op hun ziel en laat hij je verbanden zien waar je zelf – ook hierin sta ik zeker niet alleen – nooit op was gekomen. Typerend is de manier waarop Basinski Dolly ten tonele voert, een personage dat “op het eerste gezicht het minst interessante is, gespeend van enig innerlijk drama” – om je vervolgens in dertig pagina’s duidelijk te maken dat die “minst interessante” Dolly bijzonder interessant is en dat zij door Tolstoj in het netwerk van het drama dat zich ontrolt een belangrijke rol toebedeeld heeft gekregen, een rol die veel verder gaat dan wat je als ‘gewone’ lezer uit onze tijd zelf had ontwaard.
Pavel Basinski
Tot zover - excuus voor deze anti-climax - Basinski. Enigszins van hetzelfde laken een pak, maar veel uitgebreider (en helaas ook een stuk minder toegankelijk), is het boek Жизнь творимого романа (Het leven van een gecrëerde roman – een betere vertaling heb ik zo snel niet paraat) van Michail Dolbilov. In zo’n zeshonderd pagina’s voert Dolbilov je mee langs de gecompliceerde ontstaansgeschiedenis van Anna Karenina. Tolstoj werkte een aantal jaren met tussenpozen aan zijn creatie, schreef soms in sneltreinvaart, schoof het dan weer terzijde en worstelde zich via meerdere versies naar het eindpunt. Daarbij was er een voortdurende wisselwerking met politieke en maatschappelijke ontwikkelingen, die voor de lezer van toen min of meer (en voor de gemiddelde Nederlandse lezer van nu totaal niet) herkenbaar hun weg vonden naar de pagina’s van Tolstojs boek.
Ondanks de ontoegankelijkheid – het literatuurwetenschappelijk jargon is af en toe niet te harden – biedt Dolbilov je net voldoende wetenswaardigheden om toch te blijven lezen. Tolstoj geeft in Anna Karenina bijvoorbeeld een inkijkje in het losbandige leven in de allerhoogste kringen, veelal versluierd, maar voor de oplettende Russische lezer van toen onmiskenbaar. Zo wordt Vronski door een kameraad gevraagd waarom hij het Franse theater niet had bezocht, waar de Franse actrice Numerova te bewonderen was geweest. De verzonnen naam van de Française is een regelrechte verwijzing naar een heel andere, Russische actrice, genaamd Tsjislova (tsjislo betekent getal, cijfer, nummer). Zij was de minnares van grootvorst Nikolaj, een broer van tsaar Alexander II.
En dan was daar Nikolaj Konstantinovitsj, een neef van Alexander II. Die presteerde het om een ster van briljanten los te wrikken uit de lijst van de huwelijksicoon van zijn ouders en ook nog enkele kostbaarheden van de tsarina te ontvreemden. Hij vond dat wel mooie cadeaus voor zijn minnares. Door Nikolaj geestelijk gestoord te verklaren, werd het schandaal nog enigszins gedempt, maar de schade voor de Romanov-familie was groot. Het doet je anders kijken naar de befaamde openingszinnen van Anna Karenina (in de vertaling van Hans Boland): “Gelukkige gezinnen lijken allemaal op elkaar, maar een ongelukkig gezin is altijd ongelukkig op zijn eigen manier. Alles stond op zijn kop in huize Oblonski.” Wanneer Dolbilov ook nog wijst op de openingszin in een versie van een nooit voltooide roman van Tolstoj over het tijdperk van Peter de Grote: “Alles stond op zijn kop in huize Romanov”, dan is de suggestie dat de schrijver in die eerste alinea van Anna Karenina een vette knipoog uitdeelde, opeens niet zo vergezocht meer.
Om te voorkomen dat u nu Dolbilovs boek bestelt om er eens lekker voor te gaan zitten, voeg ik twee afbeeldingen bij die representatiever voor het boek zijn dan de hierboven beschreven anekdotes.
En dan laat ik Anna Karenina verder maar met rust. Tot het moment uiteraard dat Basinski met nóg een boek over haar tevoorschijn komt. Bij hem acht ik dat zeker mogelijk. Een vervolg van Dolbilov op zíjn boek over Anna Karenina zie ik niet zo snel voor me.