Na de Goelag: de onschuldige kunstwerken van Marija Myslina - 2

———————

Eigenaardig en wrang is het, dat over Marija Myslina, een kunstenares die zulk mooi en aandoenlijk werk schiep, zo weinig bekend is. Er is een kladversie van een brief van haar hand, uit 1956, aan de Kunstenaarsbond (zie deel 1), waarin ze haar schrijnende woonomstandigheden beschrijft en om hulp vraagt. Heeft ze de brief ook werkelijk verstuurd? En heeft ze inderdaad hulp gekregen? Het is niet bekend.

De brief (de kladversie dus) roept vragen op. Myslina schrijft dat haar man in 1937 is gearresteerd en is “omgekomen in ballingschap”. Wist ze niet dat haar man, kunstenaar Vladimir Kaabak, in 1937 werd geëxecuteerd? (Kaabak wordt vermeld op een van de ‘Stalinlijsten’ van Memorial). Ze schrijft dat ze haar hele leven in Moskou heeft gewoond, terwijl ze achttien jaar in kampen en in ballingschap had doorgebracht. Trad ze, misschien toch nog angstig, maar liever niet al te zeer in detail over haar ‘beladen’ verleden, om de autoriteiten niet af te schrikken?  


Marija Myslina (1901-1974) was van eenvoudige komaf. Ze benutte de mogelijkheden die de jonge Sovjetstaat haar bood ten volle. Ze genoot een volwaardige kunstopleiding en nam deel aan tentoonstellingen. Vervolgens werd ze door diezelfde staat vertrapt, belandde ze in de Goelag, en moest ze midden jaren vijftig bijna smeken om hulp. Het is niet bekend of er van haar werk van voor de oorlog iets bewaard is gebleven.

In het tweede kamp waar Marija belandde, in het dorp Dolinskoje in Kazachstan, vond ze enig emplooi in de kampclub, waar onder meer toneelstukjes werden opgevoerd. In de jaren 1944-1946, toen ze uit het kamp was vrijgelaten, woonde ze als bannelinge in Tsjeboksary in de republiek Tsjoevasjië, aan de Wolga. Daar werd ze lid van de lokale afdeling van de Kunstenaarsbond. Het Staatsmuseum van Tsjoevasjië heeft 27 werken van Myslina in bezit, waaronder dit zelfportret.

Slechts twee van de werken die ik kon vinden, hebben een ‘staats-thema’. Een ontwerp uit 1943 voor een poster of ansichtkaart en een schets van een heldhaftig oorlogstafereel, waarvan als datering ‘jaren veertig’ wordt gegeven. Verder ontbreekt in haar werk, voor zover ik dat heb kunnen vaststellen, elke verwijzing naar politiek of ideologie. Daar zal ze haar buik van vol hebben gehad, ben je geneigd te denken. Het lijkt alsof ze is weggevlucht in dagelijkse, onschuldige stadstafereeltjes, dierenportretjes en landschapjes. Na haar terugkeer in Moskou werkte ze onder meer als illustrator van kinderboeken en tekende ze ansichtkaarten. Ze nam ook weer deel aan tentoonstellingen. De laatste jaren van haar leven was ze door ziekte aan haar bed gekluisterd.


In een artikel uit 2015 over een kleine tentoonstelling in Moskou van Myslina’s werk las ik dat haar bescheiden archief bewaard wordt in het RGALI (Russisch Staatsarchief voor Literatuur en Kunst), maar dat dit “nog lange tijd gesloten zal blijven voor lezers en onderzoekers”. Zou dat werkelijk zo zijn? En waarom dan? Bij dat archief ga ik niet aankloppen, maar ik hoop later dit jaar wel in Tsjeboksary het Staatsmuseum van Tsjoevasjië binnen te lopen.  

Marija Myslina (1901-1974)

Na de Goelag: de onschuldige kunstwerken van Marija Myslina - 1

—————-

1.jpg


Verandert er iets aan een schilderij, een tekening of wat voor kunstwerk dan ook, wanneer je meer te weten komt over de maker ervan? Over het leven dat hij of zij leidde? Lang niet altijd, natuurlijk, maar in het geval van Marija Myslina (1901-1974) beslist wel.

Zo zit ik maar te kijken naar twee Nieuwjaarskaartjes van haar, beide uit 1960. Ik heb ze al jaren op zolder liggen in een schoenendoos, met een boel andere ansichten uit de USSR. Twee kleuters, twee vogeltjes, twee ballonnetjes…  Schattige, onschuldige tafereeltjes, wat zou je er nog meer over kunnen zeggen. Maar je gaat er toch anders naar kijken, wanneer je weet dat ze werden gemaakt met dezelfde hand die vier jaar eerder onderstaande brief schreef (Ik citeer uit een kladversie):  

*****

“In 1937, na de arrestatie van mijn man, ben ik opgepakt en doorliep ik, zoals vele anderen, de kwellende weg van de verworpenen en belasterden. De rechtvaardigheid is nu in ere hersteld, ik ben gerehabiliteerd en verzoek U deze daad van rechtvaardigheid tot het einde door te voeren en mij van woonruimte te voorzien. Mijn moeder heeft me nu onderdak verschaft op een oppervlakte van 9 meter.

Ik ben kunstenaar, lid van de Kunstenaarsbond (lidmaatschapskaart No. 2003), heb aan meerdere tentoonstellingen meegedaan, zowel in de provincie als in Moskou, mijn werken bevinden zich in vier musea. Gezien mijn professionele kenmerken ben ik natuurlijk niet in staat in mijn huidige omstandigheden te werken. Ik kan zelfs geen ezel – mijn ‘werkbank’ – neerzetten, ik heb geen tafel, om maar te zwijgen over andere noodzakelijke dingen voor mijn werk.

Ik ben een geboren en getogen Moskouse. Is het toelaatbaar dat ik, nadat ik de volledige verwoesting van mijn leven heb ondergaan, mijn gezondheid heb verloren, in de stad waar ik ben geboren en mijn hele leven heb doorgebracht, in mijn oude dagen geen dak boven mijn hoofd zou hebben? Na alle beproevingen die mij ten deel zijn gevallen, verlang ik naar rust en de mogelijkheid om creatief te werken - ik ontbeer dat alles volledig.

Indertijd, in 1926, hebben mijn man en ik op eigen kosten een onbewoonbare ruimte ingericht, voor verwarming gezorgd en muren gebouwd en er een prachtig atelier voor kunstenaars van gemaakt. Die moeite hebben we dus voor iemand anders gedaan – wat onszelf betreft: een is omgekomen in ballingschap, en ik ben alleen overgebleven zonder een dak boven mijn hoofd. Ik maak geen aanspraak op dat ene onderkomen, ik verzoek u mij een kamer ter beschikking te stellen, waar ik rustig zou kunnen wonen en creatief kan werken – dat zou mij helemáál doen terugkeren tot het leven en mij de mogelijkheid geven om het Sovjetvolk met mijn kunst echt te dienen.

.. november 1956”

*****

Myslina noemt Moskou in de brief de stad waar ze haar hele leven heeft gewoond. Een nogal wrange zin, want na haar arrestatie belandde ze in het ALZJIR, een speciaal kamp voor ‘vrouwen van volksverraders’ in Karaganda, Kazachstan. Acht jaar later kwam ze vrij, maar Moskou bleef verboden terrein. Ze vestigde zich in Vladimir en mocht pas in 1955 terug naar de hoofdstad, waar ze de scherven van haar leven bijeen moest zien te rapen. *)

Gegevens over het werk van Marija Myslina zijn schaars, titels en jaartallen ontbreken vaak. Haar werk van voor de oorlog lijkt helemaal verloren te zijn gegaan.

1942

1942

*) Aanvulling:
Marija Myslina belandde in het ALZJIR (Kamp voor Vrouwen van Landverraders in Akmolinsk). Later werd ze overgebracht naar een vrouwenkamp in het dorp Dolinskoje. Op 8 december 1942 werd ze vrijgelaten uit het kamp. Tussen 1944-46 leefde ze als bannelinge in Tsjeboksary.


Deel 2.

Het meisje dat een proces begon tegen de chocoladefabriek

———————

Het kleine meisje midden op de foto is Jelena Gerinas, zo veel is zeker. De vrouw rechts is dezelfde Jelena, maar dan wat jaren ouder, ook daarover bestaat geen twijfel. Maar die kleine meid links, wie is dat? Heel Rusland kent haar van de plakken chocola, die sinds de jaren zestig onder de naam Aljonka in de winkel liggen.  

Jelena’s vader, beroepsfotograaf Aleksandr Gerinas, maakte de middelste foto in 1960, toen ze acht maanden oud was. Zes jaar later was Rode Oktober, fabrikant van zoetigheden, op zoek naar een nieuw wikkel voor een plak chocola die al een tijdje werd verkocht. De fabriek schreef via de krant Avondlijk Moskou een prijsvraag uit. Wie had de leukste kinderfoto? Het moest wel van een meisje zijn, want de naam van de chocola was er al: Aljonka.   

6529728989.jpg

Aleksandr Gerinas had eerder een aardig succesje geboekt met de foto van zijn dochtertje. In januari 1962 prijkte zij op de voorpagina van het tijdschrift Gezondheid. Toen hij van de prijsvraag vernam, deed hij mee – en won. En vanaf 1966 lag de plak chocola in de winkels met een nieuw papiertje eromheen. De naam bleef dezelfde: Aljonka. Waarom ooit voor die meisjesnaam was gekozen, is niet bekend.

Jelena Gerinas besloot in 2000 eens te kijken of er nog wat te halen viel bij Rode Oktober. De chocoladefabriek had, zo stelde zij, vele jaren haar beeltenis gebruikt zonder enige vergoeding. Ze spande een rechtszaak aan en eiste 5 miljoen roebel. Gebrek aan juridische kennis – zeker bij een zaak in Rusland – maakt het voor mij lastig om te bepalen of hier auteursrecht, portrecht of beeldrecht in het spel was. Hoe dan ook, de rechter bepaalde dat de peuter op het wikkel de kleine Jelena Gerinas helemaal niet was.

Jelena gooide het negatief van de foto in de strijd, gevonden in het archief van haar vader, en ook andere foto’s van haar als peuter. Verder wees ze op de knoop in de hoofddoek, die volgens haar duidelijk gestrikt was door een linkshandige; haar moeder was links. Het mocht allemaal niet baten. De rechter ging mee in het verweer van Rode Oktober. Misschien had Jelena’s foto wel als uitgangspunt gediend, maar het uiteindelijke portret op het papiertje, gemaakt door een kunstenaar in opdracht van de fabriek, was niet terug te voeren tot één persoon; het was een samenvattend beeld (собирательный образ) geworden.

Rode Oktober – ook niet van gisteren – gebruikt de term ‘samenvattend beeld’ tot op heden op de eigen site, waar de geschiedenis van de Aljonka-chocola wordt beschreven. De fabriek distantieert zich voor alle zekerheid nog wat meer van Jelena Gerinas, door te zeggen dat de kunstenaar zich had laten inspireren door zijn eigen kleine dochter (en dus niet door de foto van Jelena).

Dat Jelena bot ving bij de rechter, weerhield andere vrouwen er niet van om zich ook op te werpen als de echte Aljonka. Of misschien zagen zij juist hun kans schoon. Ik kwam drie pretendenten tegen: eentje uit Brjansk, eentje uit Saratov en eentje uit Tsjita. Niemand neemt hen serieus.

Kroonjuweel van een trotse Russische gastvrouw op een mooi gedekte feesttafel: defitsit!

———————

Visafdeling, 1986.

Het was januari 1982. Ik deed mijn best om de jongerencultuur van de USSR te doorgronden en volgde de Estse rockgroep Metallic Band tijdens een paar optredens in Leningrad, om er een artikel over te schrijven. Aardige jongens waren het. Na afloop van een optreden reed ik mee in de bus naar hun hotel. Er kwam een fles drank tevoorschijn van een merk dat ik niet kende. ‘Nee, dat hebben jullie niet in Gollandija!’, klonk een vrolijke stem achter me. ‘Nee’, antwoordde ik, ‘это у нас дефицит (dat is bij ons defitsit).’ Gelach was mijn deel.

Vraag me om het woord defitsit – klemtoon op de laatste lettergreep - uit te leggen en de moed zinkt me in de schoenen. Waar begin je? Defitsit, die rode draad van de planeconomie. Defitsit, de obsessie van elke Sovjetburger. Defitisit, samenvatting van de schaarste. Defitisit, het kroonjuweel van een trotse gastvrouw op een mooi gedekte tafel. Defitsit, de ‘machtige motor van specifieke maatschappelijke relaties’.

Die laatste omschrijving kwam ik tegen in een meesterlijke monoloog van Arkadi Rajkin, geschreven door Michail Zjvanetski. Het filmpje en de tekst – met mijn excuses aan de lezer die geen Russisch kent – staan hieronder.

Een boeiend fenomeen was de teleurstelling die emigranten uit de USSR voelden in het Westen, nadat de aanvankelijke verblinding door de overweldigende overvloed in de winkels was weggezakt. Er ontbrak iets: defitsit! De jacht op schaarse goederen, de triomf wanneer je iets met veel moeite op de kop had getikt! Het was allemaal een beetje saai, die volle winkels. En lastig ook, want hoe bouwde je een nieuwe kennissenkring op? Wat waren de spelregels, in een land waar het hoofd van de vleesafdeling in de supermarkt niet meer was dan dat: hoofd van de vleesafdeling? Nee, zei Rajkin al, overvloed, dat was eigenlijk maar niks.

 

Дефицит

(Для А. Райкина)
Послушай меня, дорогой! Что я тебе скажу. Все идет к тому, что всюду все будет, изобилие будет! Но хорошо ли это будет? Подожди, не торопись, ты молодой, горячий, кровь играет. Я сам был огонь, сейчас потух немного, хотя дым еще идет иногда... С изобилием не надо торопиться! Почему?..
Ты идешь по улице, встречаешь меня.
- Здравствуй, дорогой! Заходи ко мне вечером.
- Зачем?
- Заходи, увидишь.
Я прихожу к тебе, ты через завсклада, через директора магазина, через товароведа достал дефицит! Слушай, ни у кого нет - у тебя есть! Я попробовал - во рту тает! Вкус специфический! Я тебя уважаю.
На другой день я иду по улице, встречаю тебя.
- Здравствуй, дорогой! Заходи ко мне вечером.
- Зачем?
- Заходи - увидишь!
Ты приходишь ко мне, я через завсклада, через директора магазина, через товароведа, через заднее крыльцо достал дефицит! Слушай, ни у кого нет - у меня есть! Ты попробовал - речи лишился! Вкус специфический! Ты меня уважаешь. Я тебя уважаю. Мы с тобой уважаемые люди.
В театре просмотр, премьера идет. Кто в первом ряду сидит? Уважаемые люди сидят: завсклад сидит, директор магазина сидит, сзади товаровед сидит. Все городское начальство завсклада любит, завсклада ценит. За что? Завсклад на дефиците сидит! Дефицит - великий двигатель общественных специфических отношений.
Представь себе, исчез дефицит. Я пошел в магазин, ты пошел в магазин, мы его не любим - он тоже пошел в магазин. 
- Туфли есть?
- Есть!
- Черные есть?
- Есть!
- Лакированные есть?
- Есть!
- Черный верх, белый низ есть?
- Есть!
- Белый верх, черный низ есть?
- Есть!
- Сорок второй, самый ходовой, есть?
- Есть.
- Слушай, никогда не было. Сейчас есть. 
- Дамские лакированые, бордо с пряжкой, с пуговицей есть? 
- Есть!
Ты купил, я купил, мы его не любим - он тоже купил. Все купили.
Все ходим скучные, бледные, зеваем. Завсклад идет - мы его не замечаем. Директор магазина - мы на него плюем! Товаровед обувного отдела - как простой инженер! Это хорошо? Это противно! Пусть будет изобилие, пусть будет все! Но пусть чего-то не хватает!

——————-

Op de golven van griep - een koortsachtig boek dat met literaire prijzen aan de haal ging

———————

Wacht even – dat mes, in haar tas … Heeft mevrouw Petrova nou echt …? En haar man, meneer Petrov, met dat pistool op de kamer bij een vriend, een miskende schrijver die aandringt dat hij hem vermoordt… Meneer en mevrouw Petrov uit Jekaterinburg zijn beiden ziek, in elk geval fysiek, maar zijn ze ook geestelijk niet helemaal lekker? De griep heeft de twee flink te pakken, koortsige visioenen spelen op en als lezer word je af en toe flink op het verkeerde been gezet. Of toch niet?

Aleksej Salnikov (1978), woonachtig in Jekaterinburg, brak het afgelopen jaar door met Петровы в гриппе и вокруг него / Petrovy v grippe i vokrug nego (tja, hoe vertaal je dát nou). Hij won er de Nationale Bestseller-prijs mee en de NOS-jury-prijs (НОС in het Russisch), en het is weer eens een moderne Russische roman die ik niet na een bladzij of dertig heb weggelegd – al scheelde dat niet veel.

Meneer en mevrouw Petrov hebben een zoontje, Jonge Petrov, zoals hij in het boek heet. En ook hij heeft een flinke griep te pakken. Salnikov volgt de drie familieleden in afzonderlijke hoofdstukken, elk in hun eigen alledaagse, provinciale werkelijkheid. Daarbij gebeurt aanvankelijk weinig en mede door de laconieke taal die Salnikov hanteert, vraag je je af wat je nou precies krijgt voorgeschoteld en wat daar nou boeiend of pakkend aan is. Maar dan begint er langzaam iets te schuiven en word je meegenomen in een wereld die door het koortsige prisma van de familie Petrov scheef komt te staan – of toch niet … Bij meneer Petrov, die zijn geld verdient als automonteur, worden de dampen van de griep nog eens vermengd met die van een flink drinkgelag, dat eindigt in een verre buitenwijk bij een oude klant van Petrov, die nog een appeltje met hem te schillen heeft. Er is ook nog een rol voor een lijk en een lijkwagen. Petrov vraagt zich de dagen erna – net als de lezer – af of hij dat alles nou wel echt heeft meegemaakt.

Aleksej Salnikov. (Foto: Dmitri Rozjkov / CC BY

De taal van het boek blijkt gaandeweg een van Salnikovs troeven. Die is inderdaad alledaags, maar met af en toe verrassende beelden en onverwachte wendingen weerspiegelt ze het alledaagse leven in Rusland, dat doorgaans wat minder voorspelbaar is dan in Nederland. Wie die dagelijkse onvoorspelbaarheid (gekoppeld aan enig absurdisme) van Rusland ooit heeft ervaren, zal het wisselende wel en wee – en mogelijk ook de alcoholische buitelingen – van de Petrovs bekend voorkomen. Daarnaast roepen allerlei details (de geur van een trappenhuis, een venijnige woordenwisseling in een taxibusje) het verlangen op om snel weer naar Rusland af te reizen – of juist het voornemen om dat voorlopig maar niet te doen. Dat Petrovy v grippe i vokrug nego zich in een stad in de Oeral afspeelt, en niet ‘gewoon’ in Moskou of Sint-Petersburg, maakt het nog aardiger.

Het drievoudig perspectief, van vader, moeder en zoon, werkt verrassend. Denk vooral niet dat je iemands oordeel over jezelf altijd juist inschat. In het laatste hoofdstuk komt er nog een vierde blik bij, die van een studente Engels, die als bijbaantje Snegoerotjska (het hulpje van Vadertje Vorst) speelt op een Nieuwjaarsfeestje voor kinderen. En laat dat nou net het feestje zijn waar de zieke Jonge Petrov zo graag naartoe wil. Snegoerotsjka neemt Jonge Petrov bij de hand en schrikt van zijn koortsige warmte. Waar komt die studente Engels opeens vandaan? Je verwacht dat zij, zo helemaal aan het eind van het boek, als buitenstaander, nog een verhelderend licht werpt op de rare gebeurtenissen in de hoofdstukken eerder. Of dat ook echt gebeurt, verklap ik niet.

Dranklustige schrijvers op een rij - een nieuw prachtwerk van ZOOM

———————-

Bevond ik mij in Moskou, dan zou ik mij nu onmiddellijk spoeden naar de Ljoesinovski straat, om daar, bij nummer 37, bovenstaand kunstwerk te aanschouwen. Het is van ZOOM, een kunstenaar die sinds 2015 regelmatig muren in Moskou van een vrolijk (of minder vrolijk) tintje voorziet. Een lang leven zijn de schilderingen doorgaans niet beschoren. Zie hier het lot van de beeltenis van Vasili Sjoeksjin, met (de derde tekening) nog een toevoeging van ZOOM – postuum, zou je kunnen zeggen:


Sjoeksjin verschijnt ook op de tekening boven aan dit stukje, waar hij de deur openhoudt van een drankwinkel. In de rij staan vakgenoten van de schrijver, allen met een stevig drankprobleem. De twee figuren links lijken slechts ‘bladvulling’, vervolgens herkennen we, van links naar rechts (voor twee van de tien had ik hulp nodig):

Vasili Aksjonov, Vasili Sjoeksjin, Aleksandr Tvardovski, Sergej Jesenin, Vladimir Vysotski, Sergej Dovlatov, Arkadi Gajdar, Venedikt Jerofejev, Michail Sjolochov en Olga Berggolts (de arme, verscheurde Berggolts – lees haar dagboek.)

En nog twee werken van ZOOM. Meer is hier te vinden.

Ippolit uit de film Ironija Soedby

Leningrad, 31 december 1981 – Ajax, Den Uyl en de vrouwen van Rusland

———————

Leningrad, december of januari 1981-1982

Leningrad, december of januari 1981-1982

Het is de laatste dag van 1981. Voor het eerst vier ik Oud en Nieuw buiten Nederland. Ik ben uitgenodigd in een verre buitenwijk van Leningrad, bij Tanja thuis.
Ze bewoont een typisch Russisch driekamerflatje samen met – ook typisch Russisch –  haar moeder, zuster, broer, schoonzuster en neefje. Er loopt ook nog een poes rond. Die heette aanvankelijk Strauss, maar toen bleek dat Strauss kleintjes kon krijgen, kreeg hij (zij) een nieuwe naam: Varvara.
De familie, voor de gelegenheid aangevuld met een verre tante, had ik al vaker ontmoet, en wanneer ik ’s avonds tegen tien uur binnenstap, word ik hartelijk begroet. Vooral door broer Igor, die net is thuisgekomen van zijn werk. Daar heeft hij met enkele collega’s het nieuwe jaar alvast ingeluid. Hij is een beetje aangeschoten.

De kleine woonkamer wordt in beslag genomen door een vorstelijk gedekte tafel en een schitterende kerstboom, door poes Varvara benut als uitkijkpost. Haar klautertochtjes worden begeleid door angstige gilletjes van Tanja en haar zus, want er sneuvelt af en toe een kerstbal.
Om half twaalf gaan we aan tafel. Ik kom terecht naast Igor, die na een toost op de vrede vraagt wat ik vind van Reagan en de kruisraketten in Nederland. Ik vertel hem over de machtige demonstratie tegen die raketten, een maand eerder in Amsterdam.

Gelukkig is het snel twaalf uur. Nieuwjaar! Opnieuw wordt er getoost, meerdere keren zelfs. Op tv luiden de klokken van het Kremlin. Iedereen geeft elkaar een zoen en Tanja begint met het uitdelen van de cadeautjes. Haar neefje krijgt een spoorbaantje. Mijn buurman heeft het nog steeds over kruisraketten. Ik kan hem niet meer volgen. Om twee uur, middernacht in Nederland, staat hij op. Hij heft het glas op mij en mijn volk, strijders voor de vrede, bondgenoten van de Sovjetunie! Ontroerd gaat hij zitten.

Waar ik – geheel tegen de Russische etiquette in – niet telkens mijn glaasje leegdrink, slaat Igor, zoals het hoort, alles meteen achterover. Het is duidelijk dat het feest voor hem niet lang meer zal duren. Hij buigt zich naar me toe en vraagt fluisterend wat ik vind van de vrouwen in Rusland. Mijn diplomatieke antwoord dringt niet tot hem door. Hij vindt het heerlijk om eens te kunnen praten van man tot man te midden van al die vrouwen om hem heen.

Ver komen we niet. Nadat we gedronken hebben op het zwakke geslacht in Nederland en, op aandringen van mij, ook nog op Ajax en Joop den Uyl, verdwijnt hij onvast naar het zijkamertje om niet meer terug te komen.

Igors te vroege vertrek werpt een schaduw over het feest. Zijn moeder geneert zich, de gesprekken stokken en de televisie domineert steeds meer. Er is een Nieuwjaarsshow te zien rond zangeres Alla Poegatsjova, onder Russen razend populair. Nadat ze haar laatste lied heeft gezongen, verschijnt een stevige omroepster in beeld die de kijkers maant om op dit late tijdstip toch vooral zachtjes te doen voor de buren.

Het is die nacht passen en meten in het overvolle flatje. Ik kom terecht op de bank in de woonkamer. De volgende ochtend word ik al vroeg gewekt door Tanja’s neefje. Of ik zijn spoorbaantje wil opzetten. Hij had vader Igor niet wakker kunnen krijgen.

Foto: A. Bacharov.

Foto: A. Bacharov.