's lands wijs ...

Mijn bankpasje en de aardige jongelui van Wolgograd

———————


Iets dergelijks was me in Jekaterinburg ook al overkomen, een jaar geleden. Dat het niet boterde tussen mij en de stad. Totdat, plots … 

Ik was nu anderhalve dag in Wolgograd, de stad langs de Wolga, die onder de naam Stalingrad op een haar na van de aardbodem was weggevaagd. Om nou te zeggen dat ik onder de indruk was en me er thuis voelde, nou nee. Ja, dat oorlogsverleden, daar kon je niet omheen - het was ook de voornaamste reden geweest om nu eindelijk  eens zo ver naar het zuiden van Rusland af te reizen. Vooral de ‘in tact’ gelaten ruïne van de graanmaalderij van Gerhardt (eigenlijk aangrijpender dan de complete inhoud van het grote oorlogsmuseum ernaast) had me geraakt. Starend naar die resterende oranje-rode bakstenen, zo’n beetje aan de Wolga, werd me pas echt duidelijk hoezeer de dappere Russen met hun rug tegen de muur, tegen het water van de rivier, hadden gestaan.

De maalderij van Gerhardt

Maar streepte je dat oorlogsthema weg, wat bleef er dan nog over van Wolgograd? Niet veel. Totdat … 

Ik had dorst - niet vreemd in een stad waar de warme steppewind voortdurend aanwezig is. Ik liep langs een soort café met, dat zag ik door de ruit, een heleboel soorten taart op de kaart en een welvarende clientèle. Vrouwen met dure brillen en korte rokken, dat werk. Ach, wat kon het me schelen. Ik had trek in thee (en taart) en ging naar binnen.

Bij de vitrine met gebak moest je bestellen. Een aardige jongedame (geen dure bril, geen korte rok) vertelde me alles over de stukken taart die stonden te stralen achter glas. Ik koos er eentje met twee frambozen erop en bestelde ook een kop thee met - ik paste me soepel aan aan mijn omgeving - karwij. Dat ging allemaal heel vlot, alleen het betalen wilde niet lukken. Mijn ING-pasje werd niet herkend en ook mijn pasje van de Rabo-bank kwam niet door de keuring. Ik betaalde contant en zocht een plekje. 

De aardige jongedame zette een kan voor me neer met water en groene slierten. “Is dat de thee?”, vroeg ik. “Nee”, zei ze, “dat is water, de thee komt zo. Komt u uit Holland?” Ik was aangenaam verrast. Aan mijn accent kon ze me niet herkend hebben (dat heb ik namelijk niet of nauwelijks, waarover straks meer). Ik begreep dat het mijn bankpasjes moesten zijn geweest. “Ja, Rabo”, zei ze. “Ik ben pas in Holland geweest, en daar heb je overal Rabo.” Ze vertelde dat ze het geweldig had gevonden en dat ze zelfs een bezoek had gebracht aan Zeeland. En dat daar maar weinig mensen Engels spraken. Volgens mij valt dat wel mee, maar ik zei dat dat kwam doordat daar vooral Duitse toeristen zaten.

De thee kwam, de taart ging op en ik liep richting de deur. Ik keek even naar de kassa. Ze zag me vertrekken en… ze zwaaide. Wolgograd, oh Wolgograd, waar was je toch al die tijd…

Ik liep langs de kade met lege steigers. De rondvaartboten en cruiseschepen waren kennelijk net uitgevaren. Aan het eind kwam ik langs een gebouw met grote ruiten, het leek wel een kantine. Binnen zaten - daar keek ik van op - muzikanten met lessenaars vol bladmuziek. Aan de korte zijde van het gebouw kon je naar binnen. Nog vrolijk van de zwaaiende jongedame, viel ik midden in een concert met veel balalaika’s, een droeve klarinet en ook een drumstel. En het was prachtig! Een klein volksmuziekorkest leverde hier, in wat geloof ik de foyer van een grote concertzaal was, met een kort, gevarieerd programma de opmaat voor het zomerseizoen. Je kon een abonnement aanschaffen, en buiten lag de Wolga.


Ik stapte de droge warmte weer in en liep nog wat verder langs de rivier. In de schaduw van een hoge kademuur zat een jong stel. Die wil ik op de foto, dacht ik meteen, want de muur waar ze tegenaan zaten, vormde een mooie achtergrond; hij bewoog bijna van de graffiti. “Wat voor fototoestel is dat?”, vroeg het meisje, nog voordat ik iets over een foto had kunnen zeggen. Ze wilde niet geloven dat ik geen Rus was (“Echt niet? Helemáál niet?”), en met dat compliment voor mijn accentloze Russisch kon mijn dag, die plots toch al zo mooi was, helemaal niet meer stuk.

Bezoekt u toch vooral Wolgograd. Het is een leuk stad.  

De typische inwoner van zeven Russische steden

——————

62.jpg

Hoe ziet een typische inwoner/inwoonster van Moskou eruit? En van Tsjeljabinsk? En van andere steden? En hoe omschrijf je hem of haar? Tekenaarster Irina Pozdnjakova en haar broer Andrej (die voor de teksten zorgde) deden voor zeven Russische steden een poging om de stereotypen in beeld en woord te vangen. Mijn favoriet is – uiteraard, zou ik bijna zeggen – de inwoonster op leeftijd van Sint-Petersburg. Irina en Andrej komen zelf uit Novosibrisk. Ze willen nog meer steden onder handen nemen. Keuze genoeg, natuurlijk, maar doe wat mij betreft ook Voronezj maar.  

1. Tsjeljabinsk

- Vierde-generatie-metaalarbeider, weet zeker dat de kinderen de dynastie voortzetten
- Krachtig gezinshoofd, geeft twee zonen mannelijke opvoeding: reparatie auto, datsja, vissen.
- Weet wat smog-alarm inhoudt, maar probeert daar niet aan te denken
- Houdt echt van zijn stad, maar zijn droom is dat de kinderen gaan studeren in Jekaterinburg.

2. Jekaterinburg

- Geboren en getogen in de wijk Oeralmasj, en woont daar nog steeds
- Van het Oeral Polytechnisch Instituut verwijderd, niet op de fabriek gaan werken
- Kende Boetoesov, Sjachrin en Aleksandr Chabarov persoonlijk, zat samen met Aleksandr Novikov achter de tralies
- Probeert niet terug te denken aan de jaren 90, zit nu in zaken.

3. Kazan

- In de republiek geboren, heeft Russisch geleerd, is naar de stad verhuisd.
- Probeert niet buiten de grenzen van Tatarstan te reizen, hooguit naar familie.
- Kookt lekker, maar geeft de voorkeur aan zoer balisj en tokmatsj boven een vleespastei en lapsja.
- Is er heilig van overtuigd dat er geen mooiere stad is dan Kazan.

4. Moskou

- Werd Moskoviet toen hij arriveerde uit de provincie en ging studeren aan een van de vele hogeronderwijsinstellingen van de hoofdstad
- Richtte een van de eerste coöperaties op: had aan het einde van de jaren 80 twee betaal-wc’s op de Arbat
- Zat twee keer in de Stadsdoema, is nu Staatsdoema-lid, steunt zware contra-sancties
- Bezit onroerend goed in Europa, daar waar zijn kinderen wonen.

5. Vladivostok.

- Zat op de grote vaart op schepen van de Stille Oceaanvloot, reist nu op het Chinese Suifenhe
- Dealde tot 2008 in Japanse auto’s.
- Weet alles van oesters, inktvis en krab
- Helpt je aan alle soorten smokkelwaar.

6. Sint-Petersburg

62.jpg

- Geboren en getogen Peterbúrzjenka, of eerder nog Leningradka, haar ouders overleefden het Beleg.
- Doctor kunstgeschiedenis, gids (niet in vaste dienst) in een paar minder bekende musea van de stad.
- Houdt echt niet van Moskou, maar probeert provincialen smaak voor het prachtige bij te brengen.
- Niet getrouwd, voedt haar achterneefjes op.

7. Novosibirsk

- Kwam uit een districtscentrum in de tajga naar Novosibirsk om naar de universiteit te gaan.
- Weigerde een paar keer om te gaan werken in een geheim instituut, gaf de voorkeur aan ‘zuivere wetenschap’.
- Drie keer getrouwd, telkens gelukkig, de kinderen uit alle huwelijken studeren aan universiteiten in verschillende landen.
- Kent alle liedjes van Joeri Koekin uit haar hoofd.

——————————

En hier een liedje van Joeri Koekin:

Pech onderweg, Sven Kramer en mooi Maslenitsa in Archangelo.

——————


We waren gezellig op weg naar de viering van Maslenitsa in het dorp Archangelo, toen onze auto plots onverbiddelijk richting de sneeuwhopen in de berm gleed. En meteen was duidelijk: we zitten vast en komen hier niet een-twee-drie weer weg. Ik appte een foto van ons ongemak naar mijn collega’s op de sportredactie van NOS Teletekst, ver weg in Hilversum: “Team Hartman valt uit in Rally van Osjevensk.” Twee minuten later volgde het antwoord: “Heb zeker een wijf aan gezeten!!!” Deze gouden zin uit een sketch van Waardenberg en De Jong klopte in zoverre dat er inderdaad een vrouw achter het stuur zat.

Ik appte de foto ook naar andere bekenden en een van hen suggereerde om de Russische variant van de Wegenwacht te bellen. “Of ben ik nu naïef?”, voegde ze daaraan toe. Ik antwoordde dat ze naïef was. Toch was het een soort van wegenwacht die ons uit de problemen hielp. Een auto met kennissen van onze chauffeur kwam toevallig net aangereden, ook op weg naar Archangelo, en met een sleepkabel waren we er toch nog redelijk snel uit.

Maslenitsa in Archangelo, wat is dat gemoedelijk en wat is dat leuk! Kijk maar naar de foto’s. Ik was verkocht, hield van iedereen in het dorp, en er was geen druppel alcohol aan te pas gekomen.


Op de terugweg reed onze chauffeur duidelijk langzamer dan op de heenweg en ook nauwgezet in het midden. “Ik zet jullie hier alvast maar af”, zei ze bij het eerste kruispunt in Osjevensk, “dan hoef ik daar verderop niet te keren.” Ik nam afscheid van Olesja, mijn trouwe contact in Osjevensk, en wandelde verder naar mijn onderkomen. 

Daar kwam een mevrouw haar tuinhekje uit. Ze stapte mijn richting op.

“U komt niet van hier.”
“Nee, ik kom van ver.”
“Uit Amerika?”
“Nee, een beetje dichterbij”
“Engeland?”
“Nog ietsje dichterbij”
“Frankrijk?”
“Ietsje naar het noorden”
“Ik geeft het op”
“Uit Holland.”
“Uit Holland?!”

De Holland-supportster wilde niet op de foto, maar daar trok ik me maar eens niks van aan.

Ze straalde op slag van oor tot oor. “Uit Holland! De schaatsers! En jullie spelen in oranje! Mijn man en ik zijn supporter, hoor!” Ik vermoed dat er vanwege de feestdag al een druppeltje van het een of ander genuttigd was, maar haar enthousiasme trof me aangenaam, daar op de verijsde Oelitsa Tsentralnaja van Osjevensk, waar de avond langzaamaan begon te vallen. Waarom Europa toch zo boos was op Rusland, wilde ze weten. En ze toonde zich enthousiast over Poetin. We kwamen langs een besneeuwd speelveldje met twee ijshockey-goals, waar een paar jongens aan het voetballen waren. Dat kwam mooi uit en ik zei de supportster van Holland dat ik daar even naartoe moest om foto’s te nemen. Ze maakte geen bezwaar. 

Aangekomen bij de voetballers, informeerde ik bij de jongen in het doel wat de score was. Ze stonden 14-6 achter. Toen ik hem een minuutje had bezig gezien, verbaasde me dat niks. Motorisch was hij niet helemaal in orde. Taalkundig wel; hij vloekte als een dragonder.

Een paar dagen eerder had ik op deze plek een foto genomen van twee kleine spelertjes, speciaal voor mij gemaakt in Kargopol, de dichtstbijzijnde stad, op een uurtje rijden. Ik liet hem zien aan de voetballende jongens en vroeg of ze wisten welke clubs dit waren. “Zenit en Ajax”, was het prompte antwoord van een van hen. “Goed zo!”, zei ik, en ik voegde eraantoe dat ik uit Nederland kwam. Even eerder had deze mededeling immers geleid tot een vlot gesprek en ik verwachtte nu een soort vervolg. “Ajax, monsterclub! Tegen Real Madrid!” Verder ging de conversatie deze keer niet, ze voetbalden meteen door, maar ik vond dit al heel wat.

Ik liep door (het stond inmiddels 16-8) en daar kwam de supportster van alles in oranje mij weer tegemoet. Ze was even naar de winkel geweest en liep nu naar huis. Ze kwam de straat overgestoken, mijn kant op, en zei dat ik op bezoek moest komen. “Dat wordt september, want morgen ga ik al naar huis.” “Maakt niet uit”, zei ze onverstoorbaar blij. “We blijven supporter van Nederland!” 

Mooie kans dat ik in september inderdaad bij haar langs ga, met een foto van Sven Kramer en het Nederlands elftal.   

Russische les. Een kenner van Louis Couperus in een Moskouse biertent. Dialogen.

——————-

Niet alles was vroeger beter. Wat te denken, bijvoorbeeld, van die saaie luisteropdrachten tijdens mijn studie Russisch, vrij lang geleden. Je kreeg een cassettebandje mee naar huis met fragmenten van de Sovjet-radio en die moest je dan uitschrijven. Het echte, levende Russisch was heel ver weg. En kijk – en luister – nou eens naar onderstaand filmpje. Het fraais ligt tegenwoordig voor het oprapen.

De setting is om van te watertanden: een biertent in Moskou. De gesoigneerde heer met microfoon is Vladimir Moltsjanov. Hij spreekt vloeiend Nederlands (niet in die biertent) en is een kenner van het werk van Louis Couperus. Ooit was hij correspondent in Nederland, later was hij een gewaardeerd programmamaker. Hij is tegenwoordig hoofd van een opleiding journalistiek. Dit filmpje is uit 1991, uit het programma Voor en na middernacht.


Bier wordt verkregen uit een automaat. Je dient zelf een pot of iets anders bij je te hebben, een leeg melkpak bijvoorbeeld, want glazen zijn er niet. En dat is allemaal de schuld van de joden.

- (2.29) “Zolang de geheime en openlijke joodse structuren het bestuur van het land niet uit handen geven, niet stoppen met de vernietiging van het land, drinken we bier uit potten.” – “Volgens u is het de schuld van de joden dat u bier drinkt uit potten?” – “Absoluut.”

Kijk, over dat bloemrijke Russisch – even los van de inhoud – had ik me willen buigen op mijn studentenkamer aan de Ina Boudier Bakkerlaan in Utrecht.

Moltjsanov speelt graag de naïeve interviewer. Is er in het dorp dan geen bier?, vraagt hij aan een man voor wie de biertent duidelijk een van de hoogtepunten is van een uitstapje naar Moskou (2.23). “Neeeee joh, hoe komt u daar bij. Hebben ze nergens!” En je ziet de man denken: wat een idioot, die Moltsjanov.

Mooi natuurlijk, dat er in deze tent wel bier is, maar de kwaliteit kan verschillen, zo vertelt een wat pafferige klant op 6.48. Hij kwam vroeger kennelijk elders. Daar dronk hij na zijn werk, heel beschaafd en naar volle tevredenheid, hooguit een halve liter (“zo veel als mijn jonge organisme aankan”). Die tent bestaat kennelijk niet meer en hier is het allemaal minder, veel minder: “Vanochtend kwam ik hier en was het bier goed, na het middageten kwam ik hier en was het, sorry, pis. Van een ezel.” Waarna hij Moltsjanov nog even bedankt dat die is langsgekomen “in onze zwijnenstal”.      

Even een stukje terug, naar 4.49: Moltjsanov: “Bevalt het u hier?” Klant: “Voor geen meter.” Ietsje verder in het gesprek:
- Bent u bang voor de toekomst van uw kinderen?
- Ja.
- Waarvoor dan precies?
- Voor oorlog.
- Oorlog in eigen land?
- Vooral voor oorlog in Rusland. Ik ben bang voor een oorlog in Rusland.

Aan het eind is Moltsjanov zijn microfoon kwijt. Die is in handen van een bierliefhebber met een boodschap (6.33): “Bier. Het belangrijkste is bier. Laat het volk tenminste zijn bier. Laat tenminste het volk zijn bier. Bier. Maak het bier goedkoop en betaalbaar.”

Bij welk tafeltje had ik me het liefst aangesloten? Niet bij die jongen op 3.55 die zegt dat hij net terug is uit een kamp in Vorkoeta, waar hij drie jaar heeft gezeten voor kleine straatschenderij/мелкое хулиганство (of hij schept op, met z’n drie jaar, of hij durft zijn echte misdaad niet te noemen), en al helemaal niet bij die socioloog (!) aan het begin. Nee, ik had graag een pot (of melkpak) geheven aan het tafeltje met de man die vertelt waar ze over aan het praten waren (3.30): “We hadden het net over voetbal en lossen samen kruiswoordpuzzels op.”

———————

Trouwens, die saaie luisteroefeningen van ooit, lang geleden, hadden ook leuke momenten. Zoals die keer toen ik na lang afspelen, terugspoelen en weer afspelen tenslotte toch het raadselachtige vefíerje kon thuisbrengen: в эфире, in de ether! Een hoogtepunt was de ontcijfering van atádajá … от а до я / van a tot z! Er steeg een zacht gejuich op vanbinnen, toen dat kwartje was gevallen.

Jekaterinburg-Verchotoerje: een decolleté en een gebedenboek in de Oeral - 2

————————

De rivier de Toera met links het Kremlin en de Drie-eenheidskerk

Ik was ver voor het ontbijt naar buiten gegaan om de mist boven de rivier te zien en de Drie-eenheidskerk boven op de steile oever. Op een kruispunt tussen de houten huizen wist ik het even niet: zou ik rechtdoor kunnen, en dan via dat paadje daar door het natte gras boven bij de kerk uitkomen? Er kwam een vrouw mijn kant op met een hoofddoek om. We liepen een eindje op. En waar kwam ik vandaan? Ze reageerde opgetogen. “Uit Holland! Mijn eerste Hollander!” Ze sneed tijdens die paar honderd meter meteen zware onderwerpen aan, waarbij ik me beperkte tot een enkele vraag. Of de Russen zich niet iets te graag wentelden in de rol van slachtoffer, bijvoorbeeld. “Ja, maar wat wil je. Als de priester tegen je zegt: je gaat naar de hemel of je gaat ten onder, dan verlies je vanzelf de moed.” Zaterdagmorgen in Verchotoerje, kwart voor zeven.

Verchotoerje kende ooit een bloeitijd. Het lag aan de hoofdroute door de Oeral in de tijd dat Siberië werd ontsloten. De douane controleerde er de bonthandel en daarnaast groeide het uit tot religieus centrum, met kerken en kloosters. Gaandeweg kwamen andere steden op, zoals Jekaterinburg. De Transsiberische Spoorlijn liet het stadje links liggen en tijdens de Sovjetunie verloor het ook als religieuze pleisterplaats zijn betekenis.

Ik liep van de Drie-eenheidskerk naar het Nikolski klooster, aan de overkant van de straat. De klokken daar werden net uitgebreid geluid. “Mooi”, zei ik tegen een man naast me. “Je wordt er blij van”, knikte hij. Ik zei dat ik me zorgen maakten om de oren van de klokkenluider, daar boven in de toren. “Die heeft oorbeschermers, zo’n koptelefoon, net als bouwvakkers”, antwoordde de man. Ik zoemde eens in met mijn fototoestel, geen koptelefoon te zien. Ik liep rond de kerk en zag tot mijn genoegen dat het kloostercafeetje al open was. Met warme koffie en twee zoete broodjes nam ik plaats aan de enige tafel. Daar kreeg ik al snel gezelschap van twee andere vroege klanten.


Ze gingen op bezoek bij een oud-klasgenoot, die voor de kerk had gekozen. Was het echt waar, vroegen ze, dat drugs in Nederland gewoon vrij te krijgen waren? Ik nuanceerde dat beeld. “Gelukkig hebben wij dat hier niet meer, die drugshandel”, zij een van de twee, en dat beeld werd meteen genuanceerd door de vrouw van de koffie en de broodjes, die zich af en toe in het gesprek mengde en wat die drugshandel betreft met een beschuldigende vinger naar de zigeuners in de regio wees. En was ik katholiek?, vroegen de mannen. Nee, en het protestantse vuur in mij brandde ook niet meer echt, vertelde ik. Later op de dag kwam ik beiden weer tegen, een paar kerken verderop, waar hun schoolkameraad (tweede van links) werkzaam was.    

20180909-310.jpg

 

De volgende ochtend ging ik weer vroeg op pad, weer vanwege het ochtendlicht en die mist boven de rivier de Toera. En ook nu voerde de wandeling mij naar de koffie in het klooster. Ik zat nog geen vijf minuten of de vrouw van het café legde een boekje op tafel. “Dat is voor u”, zei ze. Het was iets heel persoonlijks, dat zag ik meteen. Een soort gebedenboek, beduimeld, met bladwijzers, duidelijk veel gebruikt. Ik begreep ook meteen dat weigeren geen optie was. Het raakte me. Buiten liep ik weer rond de grote kerk, ontroerd in het vroege licht, en ik hield dat gebedenboek tegen me aan. Wat had zich hier nu afgespeeld? Waar had ik dit geschenk aan verdiend? Ik moest even denken aan tante Tonja uit Odessa, die mij ooit, een verre buitenstaander, bij de eerste, toevallige ontmoeting haar hele levensverhaal had verteld en me vervolgens min of meer had geadopteerd. Dit was iets anders, maar wat dan? In de loop van de dag kreeg ik twijfels. Wilde ze me misschien bekeren?      

De volgende dag was ik in weer een ander klooster, in Merkoesjina, drie kwartier buiten Verchotoerje. Er was een heilige bron met bij de ingang een winkeltje. Ik kocht er wat souvenirtjes en de non bij wie ik afrekende vroeg waar ik vandaan kwam. En opnieuw was er die blije, verbaasde reactie die je in Moskou of Sint-Petersburg allang niet meer krijgt wanneer je over Nederland vertelt. Ik ging naar de bron en toen ik terugkwam had de non van de kassa cadeautjes voor me klaargelegd: thee, heilzame zalf en een boek over de wonderdaden van de rechtvaardige Simeon. Dit was natuurlijk een stuk minder persoonlijk dan het gebedenboek, maar kwam het niet uit dezelfde – sorry – bron? Uit een simpel verlangen om de buitenstaander welkom te laten zijn en hem deelgenoot te maken van wat jou beroert? 

Ik ging nog één keer terug naar het café, om de vrouw daar een ansichtkaart te geven. Hollandse tulpen … Ik had niks anders. “Het lijkt wel een tapijt”, zei ze. “Groeien die zo bij jullie? En met een echte molen erbij.” Ik bleef niet lang. Op het gebedenboek kwam ze niet meer terug.  

Deel 1.

Jekaterinburg-Verchotoerje: een decolleté en een gebedenboek in de Oeral - 1

——————-

Jekaterinburg (Deze Vrolijke Frans komt in onderstaand stukje niet voor. Ik had helaas geen foto voorradig van de hoofdpersoon - wel een filmpje.)

Ze had een decolleté zoals je die tegenwoordig nog maar weinig ziet. Verder was ze volledig geblondeerd en droeg ze een rokje dat niet nauwer kon. Over het hoofd zien lukte niet. Ik kwam haar tegen in de restauratiewagon van de trein die me van Jekaterinburg naar Verchotoerje bracht, een rit van zeven uur door de Oeral. Ze behoorde tot het bedienend personeel. 

De trein was nog maar net onderweg. Het was eind van de middag en dat is het moment dat bij mij het onvermijdelijke verlangen opkomt naar bier. Een fles Kozel of een blikje Baltika, een boek en buiten Rusland dat voorbij rolt - kom daar eens om in Nederland. Voor dat bier moest ik twee wagons verder zijn. Ik duwde er de deur open en daar stond ze, met haar rug naar me toe. Ze draaide zich naar me om en - ik zei het al - over het hoofd zien lukte niet. Olga (ik noem haar maar even Olga, anders wordt het zo onpersoonlijk) vroeg of ik bleef eten. Ik zei dat ik alleen een biertje wilde. Of ik dan straks misschien nog kwam eten? Misschien, zei ik, maar ik dacht: ik peins er niet over. Tegen de tijd dat ik honger kreeg, zou ik mijn maaltijd wel naar de coupé laten komen. 

Maar terwijl ik mijn biertje dronk, was mijn coupé-genote van middelbare leeftijd in slaap gevallen. Ze had me de eerste drie minuten van de treinreis haar recente medische dossier geopenbaard, dat er in het kort op neerkwam dat ze uit Severo, waar ze geen ziekenhuis hadden, naar Jekaterinburg was gekomen voor een operatie aan een nier. Die was geslaagd, maar nu ze lag te slapen, leek het me beter dat ik haar niet zou wekken door op anderhalve meter afstand een warme maaltijd te gaan zitten eten. Ik ging terug naar de restauratiewagon. Ik bleek er de enige klant.

En daar was Olga weer. Ik weet niet hoe ze mijn terugkeer interpreteerde, maar halverwege de maaltijd (gebakken aardappelen met paddestoelen, vet, maar lekker), kwam ze, met het voltallige decolleté, aan mijn tafeltje staan. Wilde ik misschien nog iets drinken? Ik zei vriendelijk van nee, waarop ze voorover boog en in één vloeiende beweging, glijdend over het bankje, aanschoof tegenover me aan het tafeltje. Of ik háár dan misschien iets te drinken wilde aanbieden. Nee, zei ik.

Olga drong niet aan en even vlot schoof ze het bankje weer uit. Terwijl ik me verder bezighield met mijn aardappelen, liep ze af en toe nog langs. Ze zal vermoed hebben - zo bewoog ze althans - dat ik mijn blik niet alleen bij mijn bord hield en - ik geef het onmiddellijk toe - daar had ze gelijk in.

Buiten viel voorzichtig de schemering in. De aardappelen en paddestoelen gingen op. Olga was schuin tegenover me gaan zitten, aan tafel bij een collega die een heleboel papieren voor zich had liggen en druk in de weer was met een rekenmachientje. De bovenste knoopjes van haar witte overhemd waren nu dicht. Ik kon niet precies horen wat er gezegd werd - ter ere van mijn komst was de muziek aangezet - maar ik meende dat Olga iets zei over “niet netjes gekleed”. Daarbij legde ze een hand op het verdwenen decolleté, dus ik denk dat ik dat goed verstaan heb. Had ze een aanmerking gekregen van haar chef?

Hier ziet u Olga even voorbijkomen. Erg duidelijk komt ze niet in beeld, waarvoor excuses, maar om nou te gaan zitten inzoemen… U kunt het beeld natuurlijk wel even stilzetten.


———————-

Een paar dagen later reisde ik in omgekeerde richting, van Verchotoerje naar Jekaterinburg. De trein had dit keer geen restauratiewagon, er was niet eens een buffet. Olga heb ik niet meer gezien.   

In Verchotoerje, ook wel het Vaticaan van de Oeral genoemd, was ik ondertussen een vrouw tegengekomen uit heel andere sferen. 

Verchotoerje

Aankomst te Tobolsk - met klimpartij en zoektocht

--------------

-------------

Het was tien uur van Jekaterinburg naar Tobolsk. Voor het eerst had ik via internet een Russisch treinkaartje aangeschaft en het resultaat overtrof al mijn verwachtingen. Ik had een luxe variant uitgezocht: een plekje in een coupé voor twee. Mijn onbekende medepassagier was er nog niet. “Ben ik nog een paar haltes alleen?”, vroeg ik de conductrice. “U bent de hele reis alleen”, antwoordde ze, en ze liet me haar elektronisch apparaatje zien, waarop stond dat Egbert Hartman de plaatsen 3 en 4 had geboekt. Dat had ik thuis achter de computer helemaal niet zo bedoeld, maar ik maakte er geen punt van. 

Om 12.37 uur, precies op tijd - zoals bijna altijd in Rusland - kwam de trein in beweging. Eindelijk mocht ik weg uit Jekaterinburg, een stad die weinig warme gevoelens bij me had opgewekt. Ik wist wel dat er een maaltijd bij het treinkaartje zat inbegrepen, maar was toch aangenaam verrast toen de conductrice meteen na het vertrek aanklopte en me een menukaart overhandigde. Wilde ik de maaltijd nu meteen als lunch of wachtte ik liever nog een paar uur?
 

Op het station van Tjoemen stond mijn trein - volgens dienstregeling - 40 minuten stil

De tijd en het landschap gleden voorbij, en tegen elven ’s avonds reden we Tobolsk binnen. Of beter: station Tobolsk, het stadje zelf lag nog een aantal kilometers verderop. Station Tobolsk stelde weinig voor, zo weinig, dat mijn trein niet naast een perron tot stilstand kwam. Dat zie je in Rusland wel vaker en je moet dan als reiziger aardig wat hoogteverschil overwinnen om uit de trein op de begane grond te belanden. Het ging me, ondanks mijn koffer en rugzak, redelijk vlot af.

Toen kwam de volgende hindernis, die iets zwaarder was. De voetgangersbrug bleek afgesloten. (“Misschien wel voor altijd”, zei de conductrice, maar dat leek me overdreven.) Mijn trein was gearriveerd op Spoor 2. Om het stationsgebouw te bereiken, moest ik nu Spoor 1 over. Daar stond een trein. Die kwam gelukkig snel in beweging, en toen ontvouwde zich de situatie die u helder weergegeven ziet op bovenstaande tekening. Station Tobolsk telde één perron en daar moest ik op zien te komen. Ik kan u verzekeren dat mijn schets nauwelijks overdreven is: dat ene perron kwam ongeveer tot aan mijn borstbeen. Links en rechts van me klauterden andere passagiers omhoog. Naast me duwde een man zijn - neem ik aan - echtgenote met twee handen onder haar billen de hoogte in. Giechelend landde ze op het perron, waarna het haar beurt was om hém te helpen. Dat bleek nog iets lastiger, maar ook die klus werd geklaard. De vrouw vroeg of ik misschien ook hulp nodig had, maar ik had mijn handen al op het perron gezet en met een sprongetje dat er volgens mij best soepel uitzag, won ik genoeg aan hoogte om ook mijn rechterbeen op het perron te krijgen. De rest was kinderspel en als volleerd treinreiziger-in-Rusland liep ik met een gezicht van 'dit doe ik elke dag' naar het stationsgebouw. Daar werd mij ongevraagd een taxi aangeboden. Ik negeerde dat aanbod en dat was erg dom.

Deel 2.

Het Kremlin van Tobolsk