archeologie

De vondst van berkenbasttekst 1023 in Novgorod. Ik was erbij.

(Eerste publicatie: 10-7-2012)

Het lijkt een verschrompeld inktvisje, wat op tafel ligt. Dat is het niet. Wat hier zo aandachtig wordt bekeken, is een middeleeuws stukje berkenbast waarop een tekstje is gekrast. Het is net uit de grond gehaald en wordt geregistreerd als Novgorod – 1023, oftewel: het 1023ste tekstje dat in Novgorod is opgegraven. Het eerste werd gevonden in 1951.

Elke zomer vinden in Novgorod (de belangrijkste vindplaats van de tekstjes) opgravingen plaats. Dit jaar werd er ook meegegraven door een groepje Nederlanders, bijeengebracht door Jos Schaeken, die zich in Leiden bezighoudt met de bestudering van de vondsten. (Meer daarover hier en hier). Onze fysieke bijdrage was bescheiden, wij groeven slechts twee ochtenden mee – wij moesten ook nog naar een heleboel kerken en naar een eiland in het Ilmenmeer voor gerookte snoek. Onze aanwezigheid op zich betekende echter al veel voor de betrokken Russische wetenschappers, aldus Schaeken.

Er staat van alles op de gevonden berkenbastjes. Veel heeft betrekking op de handel (Novgorod was een Hanzestad), veel gaat ook over privé-zaken. Waar Novgorod –1023 over gaat, mag ik niet zeggen. Daar zit een embargo op tot de zomer van volgend jaar.

In mijn volgende stukje meer over Novgorod, vooral in de vorm van foto’s

Middeleeuwse liefdesbriefjes op berkenbast - en wat er in Novgorod nog meer uit de grond komt. - 2

(Eerste publicatie: 28-6-2012)

Komende week ga ik Middeleeuwse tekstjes opgraven in Novgorod, ik schreef er een paar dagen terug al over. Hier nog wat meer theorie, want we komen graag goed beslagen ten, eh, ijs. 

(Ook dit stukje is vrijwel volledig gebaseerd op de oratie van hoogleraar  Jos Schaeken bij zijn benoeming tot hoogleraar Balto-Slavische talen en cultuurgeschiedenis in Leiden.)

De Middeleeuwse teksten zijn ingekrast op kleine stukjes berkenbast. De studie ervan heet berestologie. Erg oud is die studie niet, het eerste stukje bekraste bast werd in 1951 gevonden in Novgorod. Inmiddels zijn er meer dan duizend tekstjes uit de grond gehaald en elke zomer wordt er gegraven naar meer. Novgorod is de rijkste vindplaats (het was een van de grootste Middeleeuwse Russische steden en de bodemgesteldheid is er gunstig), maar ook Staraja Roessa, Torzjok, Smolensk en Pskov hebben een ‘bodemarchief’. Al zijn de gevonden stukjes tekst vaak kort (gemiddeld 15 tot 40 centimeter in de lengte en 2 tot 8 centimeter in de breedte) en fragmentarisch, ze leveren een schat aan informatie op. De kennis van de vroegere taalstadia van het Russisch is flink bijgesteld en de blik op het dagelijks leven in de Russische Middeleeuwen aanzienlijk verbreed. 

"Brief van Gjur'gi aan vader en aan moeder. Verkoop de hoeve, kom hierheen — naar Smolensk of naar Kiev. Het brood is [hier] namelijk goedkoop. Als jullie niet komen, stuur me dan een briefje (gramotiču), of het goed met jullie gaat." (1100-1120).

"Brief van Gjur'gi aan vader en aan moeder. Verkoop de hoeve, kom hierheen — naar Smolensk of naar Kiev. Het brood is [hier] namelijk goedkoop. Als jullie niet komen, stuur me dan een briefje (gramotiču), of het goed met jullie gaat." (1100-1120).

Huishouding, gezin, financiën, handel, zeer veel komt aan bod. Gewoonlijk gaat het om privé-correspondentie, drama blijft ons daarbij niet bespaard:

 "[...] Wat neem je me kwalijk, dat je niet deze week [of: deze zondag] bij me gekomen bent? Ik heb je als mijn eigen broer behandeld. Heb ik je werkelijk gekwetst met datgene wat ik [jou] gestuurd heb? Voor jou weet ik dat het onaangenaam is. Als het gemakkelijk voor je zou zijn, zou je je uit de ogen [van de mensen] weggerukt hebben en [heimelijk] gekomen zijn. [...] Als ik jou in mijn onverstand gekwetst heb en jij me zult bespotten, dan zullen God en ik (moja xudost') oordelen." (1100-1120).

Schaeken voegt daaraan toe: “Bedenk dat deze Novgorodse liefdesgeschiedenis uit precies dezelfde periode stamt als onze hebban olla vogala.”





Ik had hier graag willen afsluiten met: ik ga niet weg uit Novgorod voordat ik een liefdesbrief uit 1250 uit de grond heb gehaald … Maar ik heb m’n terugvlucht al geboekt.

(Het complete corpus teksten op berkenbast is online beschikbaar).

Hier deel 1.

Middeleeuwse liefdesbriefjes op berkenbast – en wat er in Novgorod nog meer uit de grond komt. - 1

(Eerste publicatie: 26-6-2012)

Vanaf komend weekeinde wordt de frequentie van stukjes op dit weblog weer even wat minder. Ik ga in Novgorod liefdesbrieven uit de Middeleeuwen opgraven. Dat is serieus werk en ik weet niet of ik daarbij nog regelmatig aan schrijven toekom.

Die liefdesbrieven werden ooit ingekrast op berkenbast. Eigenlijk zijn het briefjes; de meeste bevatten niet meer dan twintig woorden. En het gaat niet alleen om liefdesbriefjes, er wordt daar in Novgorod van alles uit de grond gehaald: van officiële documenten, testamenten, raadseltjes, leermateriaal, grapjes en uitnodigingen tot aan huwelijksaanzoeken, zoals: “Van Mikita aan Ana. Trouw met mij. Ik wil jou en jij mij. En Ignat Moiseev is getuige […]”  Het aanzoek is geschreven tussen 1280-1300.

Ik ga natuurlijk niet zo maar op eigen houtje graven. Ik heb me aangemeld bij Expeditie Novgorod, een initiatief van het Nederlands Instituut in Sint-Petersburg en de Universiteit van Leiden. Gedurende een week verblijven de deelnemers in Novgorod, waar de tijd verdeeld wordt tussen lezingen, excursies en, uiteraard, het betere graafwerk. De reis staat onder leiding van hoogleraar Balto-Slavische talen en cultuurgeschiedenis Jos Schaeken. Wat ik hier schrijf over de berkenbasttekstjes is ontleend aan zijn oratie bij zijn benoeming tot hoogleraar.

De middeleeuwse teksten zijn origineel (en dus niet, zoals veel Kerkslavische bronnen -  gekopieerd), betreffen het dagelijks leven en zijn geschreven in een Russisch dat dicht bij de geschreven taal stond – ook dit weer in tegenstelling tot de Kerkslavische bronnen.

“Van Boris aan Nostas’ja. Zodra je deze brief krijgt, stuur me een man op een paard, want ik heb hier veel te doen. En stuur een hemd – ik ben een hemd vergeten.”  (1380-1400).

"Groet van Nostas'ja aan mijn meesters, mijn broers. Mijn Boris is niet [meer] in leven. Hoe, meesters, gaan jullie zorgen voor mij en mijn kinderen?" (1410-14320). 

Hier deel 2.