Balticum

In Turku op zoek naar Tsjechov, stuitte ik op Stalin en het Leven der blinden

————————

Antiquariaat Juvekim Oy, aan de Läntinen Pitkäkatu 26 in Turku

De vrouw van het wat smoezelige antiquariaat Juvekim Oy in het Finse Turku antwoordde vriendelijk op mijn vraag of ze misschien ook geïllustreerde Sovjet-uitgaven van Tsjechov had: “I don’t know, we have a lot of stuff.” Dat vond ik wel meevallen (ik heb in mijn leven talloze antiquariaten van binnen gezien die stukken groter waren) - de uitstalling van alle boeken, posters, kranten, tijdschriften, gidsen, foldertjes, speldjes, poppetjes, vlaggetjes en ansichtkaarten was alleen wat rottig georganiseerd. Dat ze niet meteen wist of ze geïllustreerde Sovjet-uitgaven van Tsjechov in huis had - daar kon ik inkomen

Ze schoof een grote plastic zak opzij en wees me op drie planken met boeken in het Russisch. Er zat niets van mijn gading bij, al trof ik wel weer zo’n boek aan waar ze volgens mij in de Sovjetunie het patent op hadden, zo’n werkje met instructies voor - vermoed ik - niet al te wijdverbreide activiteiten, in dit geval “Gerichte opvoeding van bijenfamilies”, geschreven door T.V. Vinogradova en M.P. Vinogradov (die zullen wel met elkaar getrouwd zijn geweest), uitgegeven in 1953 door Selchozgiz, een verzameling lettergrepen die staat voor Landbouwstaatsuitgeverij. Het deed me meteen denken aan dat prachtige boek dat ik ooit in Sint-Petersburg op de kop tikte, waarin gedetailleerd wordt uitgelegd wat je moet doen als je een olifant wilt opzetten. (En ik voeg daar graag nog aan toe het grammofoonplaatje met uitleg hoe je met jank-achtig gehuil wolven kan lokken, om die vervolgens overhoop te schieten.)

Naast het bijenboek stond een mapje uit de jaren zestig, vergeeld, verstoft en ingescheurd, met een aantal afleveringen van het maandblad “Het leven der blinden”. Op de foto is in de linkerbovenhoek nog net wat braille te zien. Omdat ik lang geleden besloten heb om geen onnodige spullen meer in huis te halen (geïllustreerde Sovjet-uitgaven van Tsjechov zijn wél nodig - die verzamel ik), zette ik het bijenboek en de braillemap weer netjes terug in de kast Terwijl ik het stof van mijn vingertoppen veegde, vroeg ik de vrouw van de winkel of ze dan misschien wel ergens Sovjetposters had liggen. “I don’t know, I will call my husband. He is in the east of the country.” Dat vond ik een aardig antwoord, want je voelde meteen dat Finland een stuk groter is dan Nederland. Je zegt bij ons toch niet dat iemand die zich een dagje achter, pak ‘m beet, Arnhem bevindt, “in het oosten van het land zit”?

Ik verliet het antiquariaat met lege handen, maar dat gaf niks. Ik wist van tevoren dat de kans op succes gering was. En had ik bovendien niet een uurtje eerder in een ander antiquariaat wel degelijk een Sovjet-uitgave van Tsjechov met illustraties van een plank gevist? Bepaald geen topstuk (die heb ik volgens mij allemaal al), maar toch aardig. In hetzelfde antiquariaat trof ik een plank lager in een nummer van het tijdschrift Novi Mir uit 1949 ook Stalin nog aan. Let vooral even op de inhoudsopgave, voor zover zichtbaar. Daar zien we onder meer staan: Een groet aan Stalin, De Grote Vriend en De Dierbaarste Mens, de eerste twee artikelen vertaald uit respectievelijk het Koreaans en het Tsjechisch. Nee, 1949 was geen goed jaar.

——————

Wordt vervolgd. Want deze reis, die me in korte tijd en in een veel te haastig tempo, naast Turku bracht naar Stockholm, Helsinki en Tallinn, leverde meer antiquarische verrassingen op, waarbij ik (teveel gespitst op porseleinen voetballertjes) ook nog een blunder beging van formaat.

—————-

Olympisch kampioen Palusalu in een Stalinkamp: een bizarre persoonsverwissling - 2

————————

In het Centraal Kampziekenhuis in het Siberische Norilsk werken in 1945 enkele gevangenen uit Estland. Onder hen ontstaat beroering wanneer een landgenoot wordt binnengebracht, op een brancard, op sterven na dood. In het ziekenhuis werkt ook Jefrosinija Kersnovskaja, een gevangene uit Bessarabië, die in de jaren vijftig en zestig haar kampherinneringen zal vastleggen in tekst en tekeningen. De Est op de brancard staat op drie van die tekeningen.

Dat er drie varianten van het voorval zijn getekend, heeft te maken met de ontstaansgeschiedenis van Kersnovskaja’s geschreven en getekende memoires, die pas jaren later legaal in boekvorm konden verschijnen. Voor de zekerheid maakte ze van haar twaalf schriftjes met tekst en zevenhonderd tekeningen drie kopieën, die ze onderbracht bij vrienden. In 1983 verzorgden die vrienden een samizdat-uitgave en ook daar maakte ze weer tekeningen voor.

Ik wist al van het bestaan van Kersnovskaja’s werk , maar pas onlangs las ik haar boek, in een uitgave uit 2018. Hoe compleet de tekst daarvan is, weet ik niet. Het aantal tekeningen is in elk geval zeer beperkt en die met de Est op de brancard ontbreken. In de tekst van het boek komt hij wel aan bod – en daarbij gebeurt iets opvallends. Volgens Kersnovskaja ligt op de brancard de Estse worstelaar die op de Olympische Spelen van Berlijn een gouden medaille heeft gewonnen. Zij noemt zijn naam niet, maar in een noot staat: “Kristjan Palusalu (1908-1987) – Estse sportman, tweevoudig olympisch kampioen in het zwaargewicht (Grieks-Romeins en vrije stijl).” Daarmee zou de opwinding van de Esten in het kampziekenhuis wel verklaard zijn: Palusalu was met afstand de populairste sportman van Estland. Maar, was het Palusalu wel?

Niet al te diepgravend onderzoek leerde al snel dat dat nagenoeg uitgesloten is. Palusalu werd begin 1945 opgepakt als deserteur uit het Sovjetleger (zie deel 1). Hij belandde in Tallinn in de Patarei gevangenis. Op 28 augustus 1946 kwam hij weer vrij, op voorspraak van onder anderen collega-worstelaar Johannes Kotkas en schaker Paul Keres. Dat is op geen enkele manier te rijmen met een verblijf van Palusalu in 1945 in het Siberische Norilsk. Op een enkele plek wordt daar wel naar verwezen, maar als enige bron wordt dan genoemd: de memoires van Kersnovskaja.       

Bij de drie tekeningen met de Est wijkt de tekst telkens iets af. Bij één tekening laat Kersnovskaja dokter Mardna (een Est) die over de uitgemergelde patiënt gebogen staat, zeggen: “Maar dat is onze nationale trots! Bokser (cursief van mij – EH) in het zwaargewicht, winnaar op de Olympische Spelen van 1936 …”  Ook bij de tweede tekening gaat het om een bokser, alleen bij de derde om een worstelaar. Telkens blijft in de tekst zelf de naam van sportman ongenoemd. De combinatie ‘Estse bokser-olympisch winnaar 1936’ is uitgesloten (geen enkele Estse bokser won in 1936 goud), de combinatie ‘Estse worstelaar-olympisch winnaar 1936’ was alleen mogelijk geweest als Palusalu daar op de brancard had gelegen. Maar die zat op dat moment gevangen in Tallinn…

Kersnovskaja schrijft in mijn boek nog dat de worstelaar erbovenop komt en dat hij twee jaar later, nog altijd als gevangene, trainer mag worden in een sportzaal voor niet-gevangenen. Die toevoeging bevestigt nog eens dat het hier niet om Palusalu kan gaan. Die was in 1947 echt al weer op vrije voeten.

Als het niet Palusalu was op die brancard, wie was het dan wel? Het is een anti-climax, waarvoor mijn excuus, maar dat heb ik niet kunnen achterhalen.  Adalbert Toots komt nog het dichtst in de buurt, al maken zijn gegevens het evenmin waarschijnlijk dat zijn en Kersnosvkaja’s wegen elkaar hebben gekruist.  Toots nam als lichtgewicht-worstelaar deel aan de Spelen van 1936, maar won daar geen medaille Hij werd in 1946 gearresteerd en overleed in 1948  in een kamp in de provincie Kemerovo in Siberië.

Kristjan Palusalu

Adalbert Toots

Omdat Kersnovskaja als kampgevangene uiteraard geen aantekeningen kon maken, mag het niet verbazen dat ze jaren later, toen ze haar herinneringen op schrift stelde, niet alles tot in detail correct uit haar geheugen heeft kunnen opvissen. Dat ze bijvoorbeeld dezelfde persoon zowel een bokser als een worstelaar noemt, valt haar nauwelijks aan te rekenen. (En dat maakt overigens ook - en ook daarvoor mijn excuus - het woordje ‘bizar’ in de kop van mijn twee stukjes over Palusalu wat overtrokken.)

Deel 1.

——————

Later dit jaar verschijnt het boek van Kersnovskaja, met tekeningen, bij uitgeverij Pegasus in een vertaling van Margreet Strijbosch. Daar kom ik beslist nog op terug. Kersnovskaja verdient, net als alle slachtoffers die ze beschrijft (met of zonder hun correcte naam), alle aandacht.  

Olympisch kampioen Palusalu in een Stalinkamp: een bizarre persoonsverwisseling - 1

——————-

Kristjan Palusalu

Daar keek ik van op. Een winnaar van twee gouden medailles op de Olympische Spelen van Berlijn, die in 1945 lag te creperen in een Goelag-ziekenhuis in het Siberische Norilsk en dat ternauwernood kon navertellen … Dat zou een verhaal zijn van Jesse Owens-achtige proporties. En ik had nog nooit van hem gehoord! Nou zegt dat niet alles, maar toch: mijn belangstelling voor de Sovjetunie is bovengemiddeld, en voor sport evenzeer,  en dan zou dit mij jarenlang zijn ontgaan?

De tweevoudig goudenmedaillewinnaar in kwestie is worstelaar Kristjan Palusalu uit Estland. Hij leverde in 1936 een unieke prestatie door in het zwaargewicht goud te winnen in twee disciplines: het Grieks-Romeins en het vrij worstelen. In de beslissende partij in het Grieks-Romeins was hij in de Deutschlandhalle de Duitser Kurt Hornfischer de baas. De impact van zijn prestatie was minder dan die van sprinter en verspringer Owens, die vier keer goud won en als donkere atleet in het ‘arische Berlijn’ van Hitler cs veel tanden deed knarsen – Palusalu was een blonde reus.

In zijn eigen Estland was de impact wel groot. Het jonge land had behoefte aan helden. De sportieve triomf van Palusalu (die een jaar eerder, in het kader van een regeringsprogramma voor de ‘ver-esting’ van namen, zijn achternaam had gewijzigd van Trossmann in Palusalu) kwam als geroepen. Kijk maar eens naar de beelden van de ontvangst bij zijn terugkeer uit Berlijn.

 

Palusalu (1908-1987) werkte in de die tijd in de hoofdstad Tallinn als bewaarder in de Patarei gevangenis. Voor zijn Olympische prestaties kreeg hij een boerderij cadeau, compleet met een flink stuk grond. Toch bleef hij tot in 1940 – zijn carrière als topsporter was toen door een schouderblessure al in het slop geraakt –  in de gevangenis werken. Een handvol jaren later zou hij er aan de aan de andere kant van de tralies belanden. 

In augustus 1940 werd Estland door de Sovjetunie ingelijfd. Bijna een jaar later volgde de Duitse invasie. Kristjan Palusalu werd opgeroepen voor het Sovjetleger en belandde in de provincie Archangelsk bij een arbeidersbataljon, dat niet bestemd was voor het front. Hij voelde er desondanks niks voor om dienst te doen in het Rode Leger en deserteerde, in de hoop om Finland te bereiken. De vlucht mislukte en op 18 september 1941 werd hij ter dood veroordeeld. De straf werd omgezet in dienst aan het front in Karelië en daar belandde hij als nog bij de Finnen, zij het gewond en als krijgsgevangene. Begin januari 1942 laten de Finnen Palusalu vrij en kan hij terug naar Estland. In het najaar van 1944 verdrijft het Rode Leger de Duitsers en wordt Estland opnieuw door de Sovjets bezet. Op 12 januari 1945 staat de NKVD bij Palusalu – deserteur uit het Sovjetleger – voor de deur. De sportheld van Estland wordt gearresteerd.

Zoals gezegd, ik kende Kristjan Palusalu en zijn verhaal niet. Zijn naam kwam ik tegen in het boek Сколько стоит человек (Hoeveel kost een mens) van Jefrosinija Kersnovskaja. Zij wordt in 1941 in Bessarabië gearresteerd en belandt in 1944, na vele omzwervingen en ontberingen, in een kamp Norilsk, waar ze aan de slag moet in de bouw. Ze wordt er met een bloedvergiftiging opgenomen in het kampziekenhuis, overleeft ternauwernood, en heeft het geluk dat ze, eenmaal weer op de been, in het ziekenhuis mag blijven werken.

Kersnovskaja doet in haar boek uitgebreid (bijna achthonderd pagina’s) verslag van haar ervaringen in de Goelag, geïllustreerd met eigen tekeningen. Het ziekenhuis telt een aantal Estse gevangenen onder het medisch personeel en die raken plots opgewonden wanneer er een zieke landgenoot wordt binnengebracht: “… de zwaargewicht-worstelaar die de eerste plaats bezette in zijn klasse op de Olympische Spelen in Berlijn in 1936”, schrijft Kersnovskaja. “Zijn lange benen met enorme voeten strekten tot aan de deur.” In een noot (niet toegevoegd door Kersnovskaja) staat: “Kristjan Palusalu (1908-1987) – Estse sportman, tweevoudig olympisch kampioen in het zwaargewicht (Grieks-Romeins en vrije stijl).

De “zwaargewicht-worstelaar”. (Tekening en tekst van Kersnovskaja.)

Van de olympisch kampioen is weinig meer over, maar hij komt er bovenop, schrijft Kersnovskaja, en hij mag in Norilsk aan de slag als trainer van niet-gevangenen. Ik wilde meer weten over Palusalu, die imposante Estse sportheld die de Goelag had overleefd. Ik ging op zoek en vroeg me al snel af: klopt dat wel, die noot bij het verhaal van Kersnovskaja? Was dat Palusalu wel, daar op die behandeltafel in het kampziekenhuis van Norilsk?

Deel 2.

—————-

Later dit jaar verschijnt het boek van Jefrosinija Kersnovskaja bij uitgeverij Pegasus in een Nederlandse vertaling van Margreet Strijbosch.

(Over Kersnovskaja schreef ik al eens een stukje, niet wetende dat het nog tien jaar zou duren voordat ik haar boek eindelijk zou lezen.)