Olga Berggolts en het lied over Transvaal

(Eerste publicatie: 17-10-10)

Ik ben pas halverwege, maar beveel het al van harte aan: Ольга. Запретный дневник (Olga. Verboden dagboek). Olga is Olga Berggolts, de dichteres die tijdens het beleg van Leningrad op de radio met haar gedichten de inwoners van de stad – er volgt nu een understatement – een hart onder de riem stak.

Over de inhoud van Verboden Dagboek schrijf ik binnenkort een stukje, hier eerst iets over een detail. Het is augustus 1942. Berggolts ervaart de enthousiaste reacties op haar gedichten deels als een last. Hoe kan ze aan de hooggespannen verwachtingen van de luisteraars (niet alleen de inwoners van Leningrad, ook de soldaten aan het front) blijven voldoen? Ze verzucht: “Kon ik maar iets schrijven als Transvaal … Maar hoe schrijf je zoiets simpels en groots!”

Bij de titel Transvaal openden zich onmiddellijk weidse perspectieven, brede verbanden! Hing bij mijn grootvader aan de muur niet een bordje met de Boerenspreuk Alles sal reg kom? Zong ik in mijn kinderjaren niet ook over Transvaal? Hadden Olga Berggolts, de stem van Leningrad in oorlogstijd, en ik in onze jeugd misschien hetzelfde lied gezongen? (Al ging bij ons de tekst een beetje anders: “Sarie Mareis, die zakte door het ijs”). Dit lied:


Een noot onderaan op de pagina blies het mooie vergezicht weg. Berggolts, zo las ik, doelde op het lied Трансвааль, Трансвааль, страна моя (Transvaal, Transvaal, mijn land). Het is gebaseerd op een gedicht van G. Galina uit 1899: Boer i ego synovja / Een Boer en zijn zonen, geschreven kort na het begin van de Boerenoorlog. In een ‘volkse’ versie en op muziek van A. Goebstjenko werd het populair. Het kreeg vier nieuwe beginregels en daarmee ook een andere titel: Transvaal, Transvaal, mijn land / Je staat geheel in brand. Het beschrijft hoe een oude Boer zijn zonen ‘afstaat’ aan de oorlog.

De Boeren konden net als in Nederland rekenen op sympathie. Er gingen Russische vrijwilligers naar Zuid-Afrika. Galina liet de opbrengst van de bladmuziek van haar origineel ten goede komen aan de Boeren. Konstantin Paustovski schrijft in zijn memoires hoe op de binnenplaatsen van Kiev de orgeldraaiers Transvaal, Transvaal, mijn land speelden. Het lied werd gezongen door Russische soldaten in de Eerste Wereldoorlog, maar de sprong naar de Tweede Wereldoorlog maakte het – voor zover ik weet – niet.

Was het te oud? Zeker niet. Het lied Afscheid van een Slavisch meisje, onlosmakelijk verbonden met de Tweede Wereldoorlog, stamt bijvoorbeeld uit 1912… De ideologie zal een rol hebben gespeeld. De Boeren konden onder de communisten niet meer op veel sympathie rekenen, het zingen van het lied zal niet zijn aangemoedigd.

Het was even zoeken naar bewegende beelden, maar ik vond een uitvoering van Transvaal, Transvaal in de film Kortik (1954). Op een Petersburgse binnenplaats van voor de oorlog treden artiesten op (vanaf 6.25) en vanaf 7.05 zingt één van hen het door Berggolts genoemde lied:

Helaas, de film is op YouTube niet meer beschikbaar. Hieronder een andere versie van het lied, die hopelijk openbaar blijft:

In een versie van Kortik uit 1973 komen de straatartiesten ook weer voor, maar dan wordt Transvaal, Transvaal niet meer gezongen. Was door de Apartheid het lied van de Boeren inmiddels te besmet?.

Abramovitsj en Prochorov: redders van Rusland op de Super Yachting Index

(Eerste publicatie: 13-10-2010)

Kent u The Super Yachting Index? Dat is het jaarlijks overzicht van de grootste plezierboten in de wereld. Recent werd het overzicht van 2009 gepubliceerd. In dat jaar van economische tegenwind werden 213 boten langer dan 30 meter gebouwd, een daling van 18 procent. Het aantal contracten dat voor dergelijke vaartuigen werd afgesloten, daalde van 241 naar 90.

Wij zijn natuurlijk vooral geïnteresseerd in het Russische aandeel in de lijst en daarover worden we keurig geïnformeerd door het tijdschrift Forbes: “In 2008 werden veertien superjachten aan personen met het Russisch staatsburgerschap geleverd. In 2009 slechts tien. In 2008 was de gemiddelde lengte van die afgeleverde jachten 84 meter, in 2009 50,4 meter.”

Het Russische aandeel zou nog dieper zijn gezonken, als we Roman Abramovitsj en Michail Prochorov niet hadden. Abramovitsj voegde de Eclipse (162,5 meter - foto boven) en de Luna (115 meter) aan zijn vloot toe, Prochorov de Palladium (96 meter). Met de Eclipse heeft Abramovitsj nu de langste van de wereld. Dit tot grote ergernis van sjeik Mohammed bin Rashid al Maktoum, die inmiddels het voorste deel van zijn jacht Dubaï (nu nog 162 meter) aan het oprekken is.

Ook het Nederlandse aandeel interesseert ons. En dan past bescheidenheid. Op het Russische lijstje van Forbes staan slechts twee Nederlandse werven (Oceanco en Feadschip). Taalkundig staan we er iets beter voor, in het overzichtje tel ik vijf Russische woorden van Nederlandse origine: jacht, kajoet, sjljoep, forsjtevn en trjoem. Over trjoem – mijn favoriete Russische woord – misschien binnenkort een keertje meer.

De Solemar van Prochorov

De Solemar van Prochorov

Michail Prochorov leidde onlangs een journalist van CBS rond in zijn huis. Hij showde ook een model van zijn jacht Solemar (61 meter, niet bij de eerste honderd). Waar de Solemar nu lag, wist Prochorov zo gauw niet. “Ik ben niet zo’n reiziger. Ik word snel zeeziek”. Wat hij vooral leuk leek te vinden aan de Solemar, was de mogelijkheid om er met zijn jet-ski vanaf te springen. Verder valt op dat hij yacht uitspreekt op zijn Nederlands/Russisch ("my small jacht") en niet op z’n Engels:

Forbes geeft een overzichtje van de Russische boten in The Super Yachting Index, met foto’s, beschrijvingen en wat technische gegevens.

Tante Tonja uit Odessa - 2

(Eerste publicatie: 6-10-2010)

Vervolg (aflevering 1 hier).

Een jaar later vroeg ik mijn reisbureau – ik werkte in de zomer als reisleider - om weer een reis naar Odessa. En zo liep ik opnieuw door de Moldavanka, met de foto’s op zak, op zoek naar de binnenplaats van tante Tonja.

Ik dacht dat ik de weg nog wist, maar dat viel tegen. Uiteindelijk liet ik een foto aan twee mannen zien. “Ah, tante Tonja”, zeiden ze en wezen me naar een binnenplaats verderop. Ik herkende de smalle trap, liep naar boven en klopte aan. Tante Tonja reageerde zonder enige verbazing. “Kuda ty propal!, waar zat je nou!” Dit keer raakte ik haar adres niet meer kwijt.

Weer een reis naar Odessa, het kwam er voorlopig niet van. Ik maakte me er vanaf – zo voelde dat – door haar een pakketje met een warm vest en vitamines te sturen. Af en toe schreef ik, een heel enkele keer schreef zij. Dat ze blij was met elk bericht, maar verdrietig dat ik niet kwam. Dat alles maar duurder werd en dat ze niet goed wist hoe ze de winter door moest komen. Dat ze een bewijsje had gekregen, haar ‘reabilitatsija’, dat ze onschuldig in het kamp had gezeten.

In augustus 1991, net in de dagen van de staatsgreep, was ik toch weer in Odessa. Tante Tonja was verhuisd en had nu telefoon! Ze vertelde, toen ik haar belde, dat ze die nacht geen oog had dichtgedaan van de legertrucks die door de straat reden.

De volgende dag nam ik een taxi naar de Prospekt Dobrovolskogo. Dat was even wat anders dan de Moldavanka! Tante Tonja had een eigen flatje gekregen, met een keukentje en – voor het eerst in haar leven – een douche. Wrang genoeg had ze dat aan haar kampverleden te danken. Als slachtoffer van het Stalinbewind had ze voorrang gekregen.

Goed ging het verder niet met haar. Ze was mager geworden, had suikerziekte, tekenen ging steeds moeilijker. Gelukkig had ze goede buren die haar hielpen.

Haar laatste brief schreef ze op 25 januari 1994. Het handschrift was minder vast. “Ik kreeg je brief waar ik heel, heel blij mee was. Ik ben snel bij iedereen langs geweest en heb hem voorgelezen. Ik had de herfst op je gewacht, ik hoorde niks van je en dacht dat je je oma uit Odessa vergeten was.“ Ze vroeg om hulp, heel voorzichtig. Medicijnen tegen de suikerziekte. “En doe er tulpenbollen bij, die kan ik dan hier planten”. Tekenen kon ze niet meer, haar hand trilde te veel. “Doe je papa en mama de groeten. Moge God jullie gezondheid geven. Ik kus je mijn best kind. Je verre oma Tonja."

In haar laatste brief had ze zich onbewust van tante tot oma verheven.

De reis in augustus 1991 was mijn laatste naar Odessa. Ik zette een punt achter mijn werk als reisleider. Wanneer oma Tonja is overleden, weet ik niet.

Hier deel 1.

Tante Tonja uit Odessa - 1

(Eerste publicatie: 4-10-2010), deel 2: hier

Tante Tonja uit Odessa kon goed tekenen. Dat redde haar in de kampen van Norilsk. In ruil voor wat eten maakte ze tekeningetjes voor andere gevangenen.

Haar vader kwam uit België. In Odessa werkte hij bij de tram. Toen de tsaar vertrok en de communisten kwamen, ging hij naar zijn vaderland. Vanuit België stuurde hij geld. Contacten met het buitenland, geld ontvangen, het was voor vrouw en kind geen aanbeveling.

Eerst kwamen ze voor Tonja’s moeder. Toen werd ook Tonja opgepakt.

Tante Tonja kwam ik bij toeval tegen, in de zomer van 1988. Ik was als reisleider in Odessa, had een middag vrij en zwierf door de Moldavanka, de morsige wijk met zijn binnenplaatsjes, waar het oude Odessa nog te vinden zou zijn. Ik maakte een foto van een duiventil, toen er een grijze vrouw op me afstapte. “Komt u voor de zaak van de duiven?” Ik weet niet voor wie ze me aanzag, maar toen ze begreep dat ze met een buitenlander van doen had, nodigde ze me uit. “Wilt u zien hoe ik woon?”

Het was een schamel onderkomen bovenaan een smalle trap. Het rook er smoezelig. Er liep een mager hondje rond dat ik onopvallend bij me vandaan probeerde te houden. “Kijk, zo verdien ik wat bij”, vertelde de vrouw die ik later tante Tonja noemde. Ze liet een paar borrelglaasjes zien met een bloemmotiefje. Ze kocht de glaasjes blanco, schilderde er bloemetjes op en verkocht ze met een beetje winst.

Ze kon goed tekenen en had naar een kunstopleiding gewild. Haar arrestatie maakte dat onmogelijk.

Als vanzelf begon tante Tonja te vertellen over het kamp en over hoe haar leven door de Stalinterreur was verpest. Het leek alsof ze voor het eerst, tegenover een buitenstaander, haar verhaal kwijt kon. Af en toe legde ze een hand op mijn knie en zei ze: “Het is echt gebeurd, hoor!” Ze diepte haar bewijsje van vrijlating op uit een la. Er kwamen tranen toen ze uit haar hoofd het gedichtje opzegde dat ze in het kamp had geschreven voor haar vader, die ze nooit meer zou terugzien. Fel en bitter zei ze: “Als hier op een feestdag de vlaggen uithangen, blijven bij mij de ramen dicht”.

Ik liet foto’s zien uit Nederland, van mijn familie en van mijzelf met een nest hondjes van een huisgenoot. Die laatste moest ik van haar achterlaten. Ik maakte een paar foto’s en beloofde die op te sturen. De volgende dag reisde ik door naar Moskou. Daar schrok ik me een ongeluk: ik kon het adres van tante Tonja niet meer vinden! En ik zou pas de volgende zomer, een jaar later, weer terug kunnen naar Odessa.

Hier deel 2.

(Het verhaal van tante Tonja kwam weer boven toen ik op de site van een Russische fotograaf foto’s tegenkwam van binnenplaatsen in Odessa. Deze lijkt op die van tante Tonja:)

Past ex-burgemeester Loezjkov in mijn verzameling voetballers?

(Eerste publicatie: 30-9-2010(

Eigenlijk wilde ik geen aandacht meer besteden aan de ontslagen Moskouse burgemeester Joeri Loezjkov. Toen kwam ik dit beeld links van ‘m tegen, en ja…

Meteen vroeg ik me af of het beeld van Loezjkov in mijn verzameling zou passen. Het antwoord was een onverbiddelijk nee. U moet weten, ik heb een verzameling porseleinen en metalen voetballertjes, alle gekocht in Rusland, negen in totaal. Dit is mijn topstuk, 9,8 centimeter groot:

Graag breid ik mijn verzameling uit, maar er zijn grenzen! Een voetballer met een tennisracket… Bovendien, de beeldhouwer (de verschrikkelijke Zoerab Tsereteli – wie anders) heeft Loezjkov neergezet als linkspoot, terwijl iedereen weet dat Loezjkov, die weleens een balletje trapt en zich dan graag laat filmen, rechts is.

En verder, die benen, dat zou nog kunnen (we denken aan Theo Laseroms, Gerd Müller, Roberto Carlos), maar dat bovenlijf… Dat is geen voetballer, meneer Zoereteli, en ook geen tennisser, dat is Yuri van Gelder.

Even tussendoor, hier het echte bovenlijf van Loezjkov:

Het beeld van de voetbaltennisser is te vinden in het Moskouse museum van Tsaretoeli, waar ik eigenlijk best eens een kijkje zou willen nemen. Jelena Batoerina, de vrouw van Loezjkov, schijnt er ook te staan. Hebben ze daar een museumwinkel? Ik denk dat ik de verleiding niet zou kunnen weerstaan. Alleen zet ik Loezjkov dan niet bij mijn voetballertjes, maar naast Poetin. Die heb ik in een judopakje bovenop een wereldbol.

Siberische husky's in Petersburg. En afweergeschut. En paddestoelen.

(Eerste publicatie: 9-9-2010)

Wandelend door de stad moet je een beetje geluk hebben met wie en wat je zoal tegenkomt.

Ik was op zoek naar een bijzonder gedenkteken voor de vrouwen van Leningrad tijdens het beleg in de Tweede Wereldoorlog. Ik had het adres (Ulitsa Kronverkskaja 16), dus dat was snel gevonden. De iele vrouw staat op veertien meter hoogte als het ware in de schijnwerper van luchtafweergeschut. Veel vrouwen (de mannen waren naar het front) speelden in die verschrikkelijke jaren een belangrijke rol bij de verdediging van de stad.

Net was ik weer op weg naar de metro, toen er een schoolklas aankwam met allemaal een bloem in de hand. Die gaan naar het monument, begreep ik. En inderdaad, ze deden hun bloem in een halve plastic fles onder het monument en waren, daartoe luidkeels aangespoord door de juf, een ogenblikje stil.

Daarmee was mijn geluk voor die dag niet op. Bij de metro zag ik een mevrouw op het gras met een paar opvallende honden. “Siberische husky’s”, zei ze. Nee, ze trainde ze niet, ze waren voor de verkoop. Op mijn logische volgende vraag was het antwoord: 40.000 roebel (zo’n 1.000 euro). Ze meende een klant in mij te ontwaren – dat had ze helemaal mis – en zei nog dat de vacht van die beesten nooit stinkt. “Zelfs niet als ‘ie nat is”. Ik veinsde bewondering. “En blaffen doen ze niet, alleen maar janken!” Jeetje, dacht ik, want mij leek dat geen aanbeveling.

IMG_6009.jpg

Toen kwam er een alleraardigst meisje aangelopen, die ik meteen een plaatsje bovenaan dit stukje toebedacht. Haar vriendje bleef van een afstandje toekijken. “Houdt ‘ie niet van honden?” “We hebben al een herder”, zei het meisje. “Deze zijn veel slimmer”, zei de husky-mevrouw.

En vlakbij huis kwam ik ook nog eens deze mevrouw tegen. Ze was tweeëneenhalf uur onderweg geweest (“de trein van 8 uur 22") en de oogst was rijk. Eerst wilde ze niet op de foto, ze was er niet op gekleed, maar ze trok haar jasje recht en toen mocht het toch. Ik benijd haar huisgenoten. De geur die daar de komende dagen in huis hangt…

De ramen van het huis van Mathilda Ksjesinskaja, de geliefde van Nicolaas II

(Eerste publicatie: 16-9-2010)

“U komt ook voor de excursie?” Het klonk vriendelijk, maar aarzelend, en dat kon ik wel begrijpen. Met mijn 1 m. 92, duidelijk niet-Russische voorkomen, en ook nog eens van het mannelijk geslacht, week ik overduidelijk af van de overige deelnemers aan de wandeling.

Ik ging mee met een wandelexcursie door een stukje van de Petersburgse wijk Kolomna. Zulke excursies – je hebt er wekelijks tal van – zijn een serieuze zaak. Grote afstanden leg je niet af, daarvoor zijn de verhalen en toelichtingen te gedetailleerd. Zo ook nu. Het duizelde me al na vijfhonderd meter. Anna Pavlova, Fokin, Lesgaft, Nizjinski, Komissarzjevskaja, Ksjesinskaja, de Nederlander Van der Pals en de vierde zoon van Alexander II, allen hadden hier gewoond of waren er op bezoek geweest.

Hier staat onze gids Lidija Ivanova (links) voor het huis van ballerina Mathilda Ksjesinskaja aan de Anglijski prospekt. Ze ontving er kroonprins Nicolaas II, met wie ze een gedoemde verhouding had. Geloof het of niet, maar ’s avonds kwam ik in een boek over Sint-Petersburg dit citaat tegen uit haar memoires:

“Veel gelukkige dagen heb ik in dit huis beleefd. De Kroonprins kwam meestal ’s avonds aangereden, tegen het eten, hij was de hele dag erg druk… Ik wist ongeveer om welke tijd de Kroonprins naar me toekwam en dan ging ik bij het raam zitten. In de verte hoorde ik het regelmatige getrappel van de hoeven van zijn prachtige paard op het stenen plaveisel, dan werd het geluid plots onderbroken – dat betekende dat de draver als aan de grond genageld voor mijn deur stilstond.”

Had ik dat fragment eerder gelezen, dan had ik natuurlijk ook even de ramen van het huis gefotografeerd.

Een eindje verderop, op nummer 8-10, woonde de Nederlandse industrieel en consul honoraire Hendrik van Gilse van der Pals, geldschieter van Diaghilev. Zijn huis is tegenwoordig in handen van het Russische leger. En bij hem om de hoek zat die vierde zoon van Alexander II. En die keek weer uit op de chocoladefabriek van Georges Bormann.


De chocoladefabriek

De chocoladefabriek

Na twee uur nam ik afscheid van Lidija Ivanova. Ze keek me vriendelijk aan, maar ook een beetje vorsend. Even was ik bang dat ze me zou gaan overhoren.

Mozaïek van Frolov: in kerk, metro en mausoleum

(Eerste publicatie: 15-9-2010)

De keus was: naar huis met de metro of naar het museum van Alexander Poesjkin. Het werd een bezoekje aan de Kerk van de Verlosser op het Bloed, waar ik toevallig net langsliep. De kerk (Russen noemen haar Verlosser op het Bloed) is gebouwd op de plaats waar tsaar Alexander II op 1 maart 1881 bij een aanslag dodelijk gewond raakte. Het is één van de bekendste gebouwen van Sint-Petersburg, maar ik was er nog nooit binnen geweest.

 

Tussen drommen toeristen, allen met het hoofd omhoog, schuifelde ik wat rond. Het duurde twee minuten voor het tot me doordrong: dat zijn geen muurschilderingen, helemaal tot bovenin de koepel, maar mozaïeken. Meteen viel het kwartje: Vladimir Frolov! De bijbelse taferelen en heiligen kwamen uit zijn werkplaats. Ruim veertig jaar later tekende diezelfde Frolov voor de gewijde taferelen die in het Moskouse metrostation Majakovskaja en Novokoeznetskaja de communistische heilstaat verbeelden:

Ik ging op zoek naar de initialen van Frolov, vond zes lettercombinaties, maar geen enkele leek op ВФ (VF). Ik begon te twijfelen, wees een suppoost op de letters en vroeg hoe dat nou zat met die Frolov. Waarmee ik ook meteen mijn onkunde blootlegde op het gebied van de mozaïekkunst. De initialen waren van de makers van de tekeningen, Frolov voerde zo’n tekening vervolgens uit in mozaïek. Ik liep de kerk nog eens helemaal door en zag nu bij de ingang de ‘ondertekening’ van het atelier.

Frolov en zijn mannen werkten negen jaar aan de mozaïeken. Had ik op mijn weblog niet ergens een filmpje staan over het atelier? Thuis zocht ik het op. Het adres: Bolsjoj prospekt V.O. 64/5. Bijna bij mij op de hoek! Ik nam er een kijkje, al wist ik uit het filmpje al dat er weinig meer te zien was: een paar verbleekte werkjes die ooit dienst deden als een soort uithangbord.

Het atelier werd in 1918 al gesloten. Frolov werkte verder in het atelier van de Kunstacadamie (ook bij mij in de buurt). In 1929 werd hij ook nog eens zijn huis uitgezet, dat op hetzelfde adres zat als zijn atelier. Ondertussen wisten de machthebbers hem nog wel te vinden voor nieuwe opdrachten. De rode vaandels in het Leninmausoleum zijn van Frolov en dus ook die mozaïeken in de Moskouse metro. Frolov, geboren in 1874, overleed in 1942 tijdens het beleg van Leningrad. Her en der in de stad is nog werk van hem te zien, onder meer op de vermaarde apotheek van Pehl aan de 7de Linija (het houdt niet op: ook bij mij in de buurt). Dat gebouw is een apart verhaal waard, maar daar kom ik voorlopig niet aan toe. Mijn verblijf in Sint-Petersburg loopt ten einde.

Even is het clublied van Zenit belangrijker dan het Russische volkslied

(Eerste publicatie: 12-9-2010)

Het was weer een dampende voetbalmiddag in stadion Petrovski, de thuishaven van ons geliefde FC Zenit. We speelden tegen Tom Tomsk. Die waren helemaal uit Siberië gekomen. Ze deden erg hun best, maar waren natuurlijk kansloos. Wij wonnen met 2-0.

Ze spelen hier tegenwoordig eerst het volkslied. Dat is een beetje raar en de toeschouwers weten er ook niet goed raad mee. Echt enthousiast zingen ze niet mee.

Vergelijk dat eens met de manier waarop het clublied van Zenit wordt meegezongen! Dat gebeurde vroeger vóór de wedstrijd, met muziek. Nu meteen na de aftrap, zonder muziek, maar met de tekst die meeloopt op het scorebord. Je ziet ook mensen naar die tekst kijken en niet naar het veld.

Onze zanginspanningen werden meteen beloond. Precies op de laatste noot van het clublied (op 1.54) schiet een van die gasten van Tomsk de bal in eigen doel. Dan zeggen wij: dat dwing je af.

De dame naast me zwaaide dolblij naar al haar jongens op het veld (2.20). Ze zou ze het liefst adopteren, maar dat mag niet van de UEFA.

Nog een beetje clubfolklore op 1.06: in het clublied wordt dan even Spartak genoemd, onze grootste rivaal. Dan moet je fluiten en/of boeeee roepen.