geschiedenis

Koloniseren met de zweep - Siberië als dumpplaats van zwervers, moordenaars en revolutionairen

----------------

Dwangarbeiders maken zich op voor hun werk. (Foto van Aleksej Koeznetsov, die na twee veroordelingen woonde in onder meer Nertsjinsk en zich bezighield met fotografie.)

Siberië heeft door de eeuwen heen zelden een goede pers gehad. Los van het weinig uitnodigende klimaat stond het immense territorium ten oosten van de Oeral vooral bekend als dumpplaats voor ongewenste elementen in de ruimste zin van het woord.

Verbanning en dwangarbeid waren onder de tsaren niet alleen bedoeld als straf, beide moesten ook een bijdrage leveren aan de kolonisering van Siberië. In theorie zouden moordenaars, brandstichters, kruimeldieven en politieke oproerkraaiers de verre gronden bewerken, mijnen bemannen en al doende worden herboren als nijvere kolonisten. In de praktijk bleek de massale verhuizing van vaak niet al te edel menselijk materiaal de ontwikkeling van Siberië vooral in de weg te zitten.

In zijn boek The House of the dead. Siberian exiles under the tsars schetst Daniel Beer een wijds panorama van Siberië als verbanningsoord onder de tsaren. Van de talloze ongelukkigen die onvrijwillig de Oeral overtrokken, een vaak hels bestaan tegemoet, liet slechts een fractie (Dekabristen, Fjodor Dostojevski, Poolse opstandelingen, revolutionairen) geschreven herinneringen na. Beers boektitel verwijst uiteraard rechtstreeks naar House of the dead (Aantekeningen uit het dodenhuis) van Dostojevski, waarin die zijn ervaringen als dwangarbeider beschrijft. Beer putte verder uit archieven in Sint-Petersburg, Moskou en diverse steden verspreid over Siberië. 

Verbanning naar Siberië (vaak in combinatie met dwangarbeid) nam in de eerste helft van de 19de eeuw een grote vlucht, vooral doordat landloperij strafbaar werd gesteld. Wie lijfeigenschap of dienstplicht dacht te ontlopen door de benen te nemen, kon, wanneer hij werd gepakt, rekenen op een martelende voettocht richting oosten. Zo waren er van de 160.000 mannen en vrouwen die tussen 1826 en 1846 naar Siberië werden gestuurd, 48.500 veroordeeld als zwerver. De route richting het oosten liep lang niet altijd via de rechtszaal. Een boerendorp hoefde een lid van de gemeenschap maar voor te dragen bij de landeigenaar voor deportatie en de kans op een gedwongen vertrek was groot. Zo’n ‘administratieve banneling’ had dan wel weer het geluk dat hij tijdens de reis, die een of twee jaar kon duren, niet geketend was. Dit in tegenstelling tot de misdadigers, die vooraan in de konvooien liepen, die aan elkaar vastzaten, wat niet alleen moeilijk liep, maar ook erg lastig was als iemand voor zijn behoefte even naar de kant moest.     

Beer plaatst het ‘Siberië-beleid' in een historische context. Zo krijgt de lezer nog even in grote lijnen de Poolse strubbelingen uitgelegd en wordt ook de onweerstaanbare groei van de revolutionaire beweging belicht. Duidelijk wordt hoezeer de Poolse opstand van 1863, de moord op Alexander II (1881) en de revolutie van 1905 het aantal bannelingen opstuwden. Ondertussen deed het uitdijende spoorwegennet het besef groeien dat kolonisatie-door-verbanning een achterhaald concept was. Wat zou je onbetrouwbare elementen nog richting Siberië dwingen, wanneer je gemotiveerde boeren met een relatief eenvoudige reis en gratis grond ook die kant op kon krijgen. Wilde Siberië echt tot ontwikkeling komen, dan moest het bevrijd worden van de steeds zwaardere last die het gevangenissysteem vormde. Daarnaast werd tegen het einde van de 19de eeuw het protest tegen het mensonterende strafsysteem steeds sterker - in binnen- en buitenland. Anton Tsjechov met zijn Reis naar Sachalin en Lev Tolstoj met zijn roman Opstanding verschaften de tegenstanders munitie. In het buitenland deed de Amerikaan George Kennan dat met Siberia and the Exile System. In maart 1890 werd in het Londense Hyde Park gedemonstreerd tegen de hardvochtige behandeling van Russische politieke gevangenen, in Amerika werd in de jaren 1890 een miljoen handtekeningen opgehaald.

Isaak Levitan - Vladimirka (1892). De Vladimirka was de weg waarover de konvooien naar Siberië liepen.

Beer beschrijft gedetailleerd de omstandigheden tijdens de reis naar Siberië. De veroordeelden organiseerden zichzelf in arteli, wat enige bescherming bood tegen bewakers onderweg en het gevangenispersoneel in de pleisterplaatsen op de lange route. Velen waren bij aankomst zo verzwakt, dat er van enige serieuze fysieke arbeid geen sprake meer kon zijn. De toestanden in de mijnen, de bureaucratische wanorde (de toestroom van Poolse bannelingen na ‘1863’ zorgde voor een onvoorstelbare chaos), het droeve lot van vele vrouwen (vooral op Sachalin), de talloze ontsnapte ‘desperado’s’ die vaak in groepen dorpen onveilig maakten, het komt allemaal voorbij - net als de drie verschillende zwepen die werden gebruikt bij lijfstraffen.

De poel van politieke bannelingen na 1863 en 1881 maakten van Siberië - of althans van de dorpen en stadjes waar zij bijeen zaten - een revolutionair broeinest. Met hun voortdurende strijd tegen de willekeur van de lokale overheden zorgden zij voor een radicalisering ter plekke die het failliet van het strafbeleid nog eens onderstreepte. Van een plek voor quarantaine van opstandige elementen, veranderde Siberië steeds meer in een bron van infectie. Dit was een van de factoren die in 1899 leidden tot hervormingen, maar die bleken halfslachtig. Na de revolutie van 1905 schoot het aantal bannelingen weer omhoog. Pas in april 1917 schafte de Voorlopige Regering verbanning als strafmaatregel af.

*

In 1921 werd de Vereniging van Voormalige Politieke Dwangarbeiders opgericht, met een eigen tijdschrift en een flatgebouw in Sint-Petersburg waar leden huisvesting kregen. In de jaren dertig werd de vereniging opgeheven, 130 leden werden geëxecuteerd, negentig leden belandden in een kamp in Siberië. Daar was inmiddels een op industriële leest geschoeid dwangarbeidsysteem in het leven geroepen, waarbij de verbanningspraktijken onder de tsaren maar bleekjes afstaken.

Sint-Petersburg in het jaar 2017 - deel 3

-----------------


De Tweede Wereldoorlog is voor Rusland een belangrijk (zo niet het belangrijkste) oriëntatiepunt in de eigen geschiedenis. Dáár wordt de meeste trots aan ontleend. Op de Dag van de Overwinning, 9 mei, is dat goed te merken. Ik liet in deel 2 al foto’s zien van de repetitie voor de militaire parade. Die parade zelf liet ik aan me voorbijgaan, ik stond op de feestdag wel op de Nevski Prospekt, toen daar de ‘burgerparade’ voorbijkwam, nog wel voorafgegaan door enig militair vertoon. (De foto's zijn aanklikbaar.) 

Begonnen als een bescheiden burgerinitiatief in Tomsk, is het Regiment der Onsterfelijken in korte tijd uitgegroeid tot een door de overheid gestuurd massa-evenement. In lange optochten worden portretten meegedragen van familie-leden of 'zo maar' onbekenden die in de oorlog zijn omgekomen, of die de oorlog hebben overleefd maar inmiddels zijn overleden. Het is een indrukwekkend schouwspel, als is niet iedereen blij met de wijze waarop de staat zich over dit burgerinitiatief heeft ontfermd.

-----------------

"Dank aan God voor de Overwinning!"

------------

-------------

Zonnebaden bij +4 (of -4) is op dit plekje onder muur van de Petrus-en-Paulusvesting niet ongebruikelijk. Het opschrift links waarschuwt voor vallende granietblokken.

------------

De bibliotheek van de Kunstacademie. Over mijn bezoek daar schreef ik een apart stukje

--------------

Op de achtergrond het nieuwe stadion van FC Zenit, waarover ik eerder schreef.

-------------

------------

Mijn verblijf in Rusland telde dit keer ook enkele dagen in Archangelsk

Foto genomen vanaf een nieuwere brug die er iets beter bijlag.

Archangelsk

Archangelsk

Dit was de laatste aflevering van drie. Hier deel 1 en deel 2.

De gaten van Moskou, waar eens veertig maal veertig kerken stonden

---------------

In Moskou voel ik me nooit echt thuis – en in een kerk evenmin. En in Moskouse kerken? Dat lijkt me dus zeer onwaarschijnlijk, maar zeker weten doe ik dat niet. Want in al die jaren dat ik in de Russische hoofdstad kom, bezocht ik – als mijn geheugen mij niet ernstig bedriegt ­– slechts één keer een kerk. Dat was de Basiliuskathedraal op het Rode Plein, die er aan de buitenkant een stuk indrukwekkender uitziet dan binnen.

Misschien was het tussen mij en de Moskouse kerken (en, wie weet, daarna ook nog tussen mij en de stad zelf) nog iets geworden, had ik er honderd jaar geleden door de straten gelopen. De kans dat ik dan een godshuis was binnengestapt, was in elk geval aanzienlijk groter geweest dan nu. Het aantal kerken dat sindsdien is vernietigd, is enorm.

Moskou stond ooit bekend als de stad van veertig maal veertig kerken. De blinkende koepels zorgden voor een prachtig uitzicht vanaf de Mussenheuvels – hoe vaak wordt dat niet in oude boeken beschreven. Er is nog maar weinig van over. De jonge historicus Pavel Gnilorybov maakte een wandeling langs plekken waar ooit een kerkgebouw stond. Ze gingen tegen de grond voor de bouw van de metro, om plaats te maken voor het verkeer of gewoon omdat de atheïstische overheid dergelijke nesten van obscurantisme niet langer in de hoofdstad wilde zien. De eerste kerk ging in 1922 tegen de vlakte, de laatste in 1972. Het precieze aantal is niet bekend, Gnilorybov houdt het in een artikel op 350 tot 450. Daar past wel een kanttekening bij. Volgens Orlando Figes telde Moskou ooit iets meer meer dan tweehonderd kerken, en dat was tot aan de brand van 1812.    


Loopt u door Moskou en ziet u ergens een onbestemde, open ruimte, dan zou het heel goed kunnen dat daar ooit een kerk stond. Gnilorybov beperkt zich tot acht van zulke plekken – het is meer dan genoeg om er tranen van in je ogen te krijgen. Hadden alleen al díe kerken er nog gestaan, dan had ik Moskou vast in mijn hart gesloten. En stel je eens voor, het huidige Moskou met ál zijn oude kerken nog op hun plek. Alleen het geluid al van de klokken … 

---------------

Eerder schreef ik over een andere korte film van Pavel Gnilorybov, over de dorpjes binnen de stadsgrenzen van Moskou. 

De geschiedenis van een oude Moskouse flat – getekend en beschreven in een adembenemend kinderboek voor volwassenen.

----------------------

Het is 1927 en ik tel vijf primussen. Ze staan in de Moskouse flat waar eens dokter Moeromtsev met zijn gezin woonde. Een aantal gezinsleden woont daar nog steeds, maar ze hebben, gedwongen, gezelschap gekregen van vijf andere families: “Муромцевых уплотняли несколько раз” (letterlijk vertaald: de Moeromtsevs zijn meerdere keren aangestampt. Oftewel: er zijn meerdere families in die ene flat komen wonen). De voordeur, de gang, het sanitair en de keuken worden nu door zeer velen gedeeld. De flat is een kommoenalka geworden.

De primussen staan, op eentje na, in de keuken, waar meerdere bewoners koken en hun was ophangen. Alleen de oude Vera Sjoejskaja, een dame uit een vooraanstaand geslacht en ook ingekwartierd, weet zich enigszins af te zonderen. Haar primus staat op haar eigen kamertje, wat vroeger, voor het gezin van dokter Moeromtsev, het voorraadkamertje was. Ze heeft als enige een icoon aan de muur.  


De geschiedenis van de Moskouse flat, zijn bewoners, de meubels en de spulletjes zijn te volgen in het adembenemende kinderboek История старой квартиры (De geschiedenis van een oude flat). Het is gemaakt door schrijfster Aleksandra Litvina en illustratrice Anja Desnitskaja. Het verhaal begint in 1902, wanneer de familie Moeromtsev de woning betrekt, en eindigt in 2002. De geschiedenis buiten heeft zijn weerslag op het leven achter de voordeur. Praskovja Simonova, tramcondructrice, heeft vanwege uitmuntende arbeid, mooie stof gekregen. Ze naait er een jurk van. Sonja verwijt Klava dat ze zich met haar vriendje Zajtsev te veel afzondert van het collectief. En die Zajtsev is maar een onderontwikkeld figuur. “Maar hij leest gedichten van Jesenin voor!”, verdedigt Sonja zich. Aan de muur in de keuken hangt een foto van Jesenin. Wordt daar – het is 1937 – bij een van de inwoners ’s nachts een telegram bezorgd? Maar er klinken laarzen in de gang – geen telegram. De volgende morgen, zo vertelt Toma (alle verhaaltjes bij de tekeningen worden vertelt door kinderen), is iedereen in de flat stil en somber. Op de tekening van 1937 zien we hoe Lilja Orlik gezichten wegknipt van familiefoto’s …
 


De oorlog (niet iedereen keert terug), de dood van Stalin (de een is bang, de ander blij), de dooi, de dissidenten, de perestrojka en Gorbatsjov, alles komt voorbij, en bij elke periode staat dan weer zo’n prachtige tekening, volgestouwd met mensen, meubels en spulletjes. Een waskom, schooluniform, voedselpakketje voor het front, radio, naaimachine, thermos, voedselbonnen, ski’s, kerstversierselen, laarzen, bandrecorder … Steeds op de volgende pagina worden die spullen nog eens apart getekend en toegelicht. En kijk ook naar de meubelen; hoe de boekenkast uit de werkkamer van dokter Moeromtsev een tweede functie krijgt: die van afscheiding om een extra ‘kamer’ te creëren. De mooie, rode canapé gaat mee tot 2002.

Prachtig is de tekening van een bruiloft in de jaren zeventig. De lange eettafel gaat door een deur heen, de twee uiteinden staan in twee verschillende kamers. En eind jaren tachtig blijken de Moeromtsevs een verre tante te hebben in Parijs! Die komt op bezoek, wat voor veel opwinding zorgt. Mama heeft een potlood klaarliggen waarmee de tante bij de familiefoto’s in een oud album de namen kan schrijven.


We zijn dan al in de tijd beland waaraan ik zelf herinneringen heb. In Leningrad bezocht ik eens een vergelijkbare woning, samen met mijn toenmalige docente Russisch. Die gaf les in Nederland, maar kwam oorspronkelijk uit Rusland. Ik ging met haar langs bij een oude buurvrouw. Ik vertelde iets over mijzelf, in mijn beste Russisch: “Ik ben student. Ik woon op een studentenflat. Ik woon daar met vijftien studenten.” Mijn docente voegde daar, ter verduidelijking voor de oude buurvrouw, onmiddellijk aan toe: “Ze wonen allemaal op een eigen kamer!”  

Schrijfster Litvina en tekenares Desnitskaja hadden bij hun verhaal geen bestaande flat voor ogen. Wel putten ze deels uit eigen herinneringen. Ze zien hun boek vooral als middel om met kinderen over de geschiedenis te praten. En mochten er geen kinderen in de buurt zijn: ook voor volwassenen is het een boek om van te smullen. 

Timothy Snyder geeft college: de rechte lijn van denker Ivan Ilin (1883-1954) naar Ruslands misdaden in Oekraïne.

--------------------

Het duurt een paar minuutjes voor hij op gang komt, maar dan heb je ook wat: een pakkend college van historicus Timothy Snyder,  een glashelder, beklemmend betoog over de invloed van de Russische denker Ivan Ilin (1883-1954) op de politiek van het Kremlin gedurende de afgelopen vijf jaar. "No matter what we are doing, we are innocent."  


Toevallig las ik zeer onlangs Snyders The Bloodlands. Ik dacht dat ik in grote lijnen wel wist wat zich zoal heeft afgespeeld in de jaren 1939-1935 in Polen, Wit-Rusland en Oekraïne ... Aanbevolen, met klem.

-------------

Zo heeft u voorlopig wat te doen. Zelf ben ik er even tussenuit - in Tbilisi en omstreken zoeken naar geïllustreerde Sovjet-uitgaven van Tsjechov uit de jaren vijftig. 

Tekens van leven op berkenbast. Niet uit de Middeleeuwen – uit de Goelag.

berkenbast kaartjes Goelag Sovjetunie

Het is zomer en dan duiken ze weer op: berichtjes over nieuwe vondsten van briefjes, ingekerfd op stukjes berkenbast, opgegraven in vooral Novgorod. De briefjes stammen uit de Middeleeuwen en zijn een goudmijn voor historici en taalkundigen. Ik groef ooit mee, in de zomer, en was erbij toen er weer zo’n breekbaar rolletje berkenbast met een tekstje uit de vochtige grond werd gehaald.

Een opgegraven briefje in Novgorod

Een opgegraven briefje in Novgorod

Ik moest natuurlijk onmiddellijk denken aan die Middeleeuwse briefjes, toen ik de afbeelding boven aan dit stukje tegenkwam. Het is de voorkant van een klein album voor gedichtjes, vervaardigd van berkenbast, niet in de Middeleeuwen, maar in de vroege jaren vijftig van de vorige eeuw. Het is gemaakt door Ona Bereznaité, toen ze in ballingschap zat in Inta in Zuid-West Siberië. Het wordt bewaard in het Museum van verzet en verbanning in Palanga in Litouwen.

Het album bevat maar één gedichtje, gedateerd 2 juli 1953. Dat doet vermoeden dat Ona daarna niet lang meer in Inta heeft gezeten. Het is in het Oekraïens en opgedragen aan Анна/Anna, de Oekraïense variant van Ona, neem ik aan. Anna/Ona krijgt de raad om zich niet over te geven aan droeve gedachten, die kosten alleen maar energie. Denk aan bloemen, dan valt geluk je ten deel, en heb geduld.

berkenbast Ona Bereznajte gedichtje Goelag berkenbast

Ona – ik weet verder niks over haar - was handig en creatief. Er zijn meer werkjes van haar bewaard gebleven: een gehaakt servetje, een napje voor zakdoekjes en een etuitje voor een kam. Op dat etuitje (zie de laatste foto van de korte reeks hieronder) is vermoedelijk een kleine kaart van Litouwen afgebeeld met de rivier de Neman.

Het zou me niet verbazen als Ona een klein centje bijverdiende met haar creaties. Of ze dienden als ruilmiddel. Dat was een reddingsboei voor creatieve gevangenen en bannelingen. (Eerder schreef ik al over zo iemand: tante Tonja uit Odessa.)

Het Virtuele Museum van de Goelag, waar ik Ona’s werkje aantrof, bevat nog meer boodschappen op berkenbast. Hieronder een ansichtkaart van Nikolaj Glazov, een arts die gevangenzat in een kamp in Komi. Op de achterkant schrijft hij aan zijn dochter: “Ritoesenka, wees lief en gehoorzaam je goede mama. Papa-Kolja. 3/V/37.” De tekening is gemaakt door een medegevangene met de initialen E. E. (zie in de rechterbovenhoek), die in 1937 of 1938 is geëxecuteerd.

ansichtkaart Goelag berkenbast eend

 

Een bloknootje dat toebehoorde aan politieke gevangene Roedolf Aller, met notities (in het Russisch en vermoedelijk Ests) van 23-1-1944 tot en met 30.1.1945:

politieke gevangene bloknoot berkenbast Goelag Estland Siberië

Papier was uiteraard schaars in de kampen. Pen of inkt was er wel, wat voor een duidelijk onderscheid zorgt met de berkenbastjes uit de Middeleeuwen, daar werden de boodschappen ingekerfd. Hieronder een kaartje van 18 mei 1943 van politieke gevangene Antanas Banjoelis uit een kamp in de provincie Krasnojarsk. Zo’n kaart werd niet het kamp uitgesmokkeld, die werd ‘officieel’ verstuurd, met een postzegel- of stempel en een stempel van de militaire censuur. Door die censuur – dat lijkt me om gek van te worden – zijn een paar regels zwartgemaakt. Antanas vraagt zijn familie om voedselpakketjes.

stempel censuur Goelag kampen Siberië
kaartje censuur Goelag berkenbast kampen Siberië

En tenslotte nog kaartje, ook uit Kranojarsk, van 6 december 1944, vermoedelijk verstuurd door Norbert Klaus uit Estland. Hij wijst de geadresseerden op instructies van de NKVD voor het versturen van pakketjes. Ook deze kaart heeft een stempel van de censuur. Op de postzegel is een piloot te zien.   

postzegel berkenbast Goelag Sovjetunie

Beljani op de Wolga : houten waterkastelen voor eenmalig gebruik

bajan houtvlotten Wolga


Een koninkrijk voor bewegende beelden! … Van deze majestueuze vaartuigen, die je rond 1900 nog voorbij kon zien komen drijven over de Wolga. Slechts één kant uit, stroomafwaarts, en elk machtig exemplaar slechts één keer. Bij aankomst werd zo’n beljana – zo heetten ze – afgebroken. Er bleef geen spaan van over.

Bewegende beelden, het had gekund, want beljani (de meervoudsvorm in het Russisch) werden nog tot in de 21ste eeuw gebouwd. Ze dreven vooral over de Volga en haar zijrivieren en vervoerden hout, dat in het lagere stroomgebied schaars was en in het hogere volop aanwezig. Verder dan Astrachan kwamen ze niet. Op de plaats van bestemming werd de lading boomstammen verkocht als bouwmateriaal en de boot zelf als brandhout. ’s Winters werden stroomopwaarts nieuwe beljani gebouwd, nieuwe lading opgetast en wanneer de rivier ijsvrij was, kon de enkele reis beginnen.

hout Wolga

Dat optasten van de boomstammen was nog een hele kunst. Echt stevig waren de bajani niet en tussen de lading en de bodem moest genoeg ruimte overblijven om in geval van lekkage snel bij het lek te kunnen. Was bij het stapelen de rand van de bajan bereikt, dan liet men de lading buiten boord verder uitdijen, wat de gevaartes, samen met hun lengte (honderd meter was geen uitzondering) zo’n indrukwekkend voorkomen gaf. Een beljana werd niet geteerd – beetje zonde voor één reis – en de gebrekkige stevigheid was ook geen toeval: hij moest wel weer makkelijk uit elkaar te halen zijn. Boven op het gestapelde hout werd een dek gelegd van planken met daarop hutjes voor de bemanning. Bij een groot exemplaar kon daartussen nog een loopbruggetje worden gemaakt met een hokje voor de loods.

Rusland houtvervoer bossen Wolga bouwmateriaal Astrachan


Een beljana en zijn opvarenden werden niet helemaal overgeleverd aan de grillen van de stroom. Een lood (ik hoop dat ik het goede woord gebruik) sleepte aan een kabel over de rivierbodem, als een soort rem. Met een enorm roer, een verticaal vlot van boomstammen, kon worden gestuurd. In het weinige materiaal dat ik over deze Wolgakastelen gevonden heb, wordt steeds benadrukt dat bij een beljana de achtersteven met het roer aan de voorkant zat en dat een beljana dus met de achtersteven vooruit voer (кормой вперед). Waarom de achtersteven in dat geval niet gewoon voorsteven werd genoemd, weet ik niet.

Na bovenstaande uitleg kan het voor niemand een verrassing zijn dat er geen enkele bejlana bewaard is gebleven. Voor schaalmodellen kunt u terecht in het Riviervlootmuseum in Nizjny Novgorod.    

rivier hout bossen Rusland bajani Wolga