Koloniseren met de zweep - Siberië als dumpplaats van zwervers, moordenaars en revolutionairen

----------------

Dwangarbeiders maken zich op voor hun werk. (Foto van Aleksej Koeznetsov, die na twee veroordelingen woonde in onder meer Nertsjinsk en zich bezighield met fotografie.)

Siberië heeft door de eeuwen heen zelden een goede pers gehad. Los van het weinig uitnodigende klimaat stond het immense territorium ten oosten van de Oeral vooral bekend als dumpplaats voor ongewenste elementen in de ruimste zin van het woord.

Verbanning en dwangarbeid waren onder de tsaren niet alleen bedoeld als straf, beide moesten ook een bijdrage leveren aan de kolonisering van Siberië. In theorie zouden moordenaars, brandstichters, kruimeldieven en politieke oproerkraaiers de verre gronden bewerken, mijnen bemannen en al doende worden herboren als nijvere kolonisten. In de praktijk bleek de massale verhuizing van vaak niet al te edel menselijk materiaal de ontwikkeling van Siberië vooral in de weg te zitten.

In zijn boek The House of the dead. Siberian exiles under the tsars schetst Daniel Beer een wijds panorama van Siberië als verbanningsoord onder de tsaren. Van de talloze ongelukkigen die onvrijwillig de Oeral overtrokken, een vaak hels bestaan tegemoet, liet slechts een fractie (Dekabristen, Fjodor Dostojevski, Poolse opstandelingen, revolutionairen) geschreven herinneringen na. Beers boektitel verwijst uiteraard rechtstreeks naar House of the dead (Aantekeningen uit het dodenhuis) van Dostojevski, waarin die zijn ervaringen als dwangarbeider beschrijft. Beer putte verder uit archieven in Sint-Petersburg, Moskou en diverse steden verspreid over Siberië. 

Verbanning naar Siberië (vaak in combinatie met dwangarbeid) nam in de eerste helft van de 19de eeuw een grote vlucht, vooral doordat landloperij strafbaar werd gesteld. Wie lijfeigenschap of dienstplicht dacht te ontlopen door de benen te nemen, kon, wanneer hij werd gepakt, rekenen op een martelende voettocht richting oosten. Zo waren er van de 160.000 mannen en vrouwen die tussen 1826 en 1846 naar Siberië werden gestuurd, 48.500 veroordeeld als zwerver. De route richting het oosten liep lang niet altijd via de rechtszaal. Een boerendorp hoefde een lid van de gemeenschap maar voor te dragen bij de landeigenaar voor deportatie en de kans op een gedwongen vertrek was groot. Zo’n ‘administratieve banneling’ had dan wel weer het geluk dat hij tijdens de reis, die een of twee jaar kon duren, niet geketend was. Dit in tegenstelling tot de misdadigers, die vooraan in de konvooien liepen, die aan elkaar vastzaten, wat niet alleen moeilijk liep, maar ook erg lastig was als iemand voor zijn behoefte even naar de kant moest.     

Beer plaatst het ‘Siberië-beleid' in een historische context. Zo krijgt de lezer nog even in grote lijnen de Poolse strubbelingen uitgelegd en wordt ook de onweerstaanbare groei van de revolutionaire beweging belicht. Duidelijk wordt hoezeer de Poolse opstand van 1863, de moord op Alexander II (1881) en de revolutie van 1905 het aantal bannelingen opstuwden. Ondertussen deed het uitdijende spoorwegennet het besef groeien dat kolonisatie-door-verbanning een achterhaald concept was. Wat zou je onbetrouwbare elementen nog richting Siberië dwingen, wanneer je gemotiveerde boeren met een relatief eenvoudige reis en gratis grond ook die kant op kon krijgen. Wilde Siberië echt tot ontwikkeling komen, dan moest het bevrijd worden van de steeds zwaardere last die het gevangenissysteem vormde. Daarnaast werd tegen het einde van de 19de eeuw het protest tegen het mensonterende strafsysteem steeds sterker - in binnen- en buitenland. Anton Tsjechov met zijn Reis naar Sachalin en Lev Tolstoj met zijn roman Opstanding verschaften de tegenstanders munitie. In het buitenland deed de Amerikaan George Kennan dat met Siberia and the Exile System. In maart 1890 werd in het Londense Hyde Park gedemonstreerd tegen de hardvochtige behandeling van Russische politieke gevangenen, in Amerika werd in de jaren 1890 een miljoen handtekeningen opgehaald.

Isaak Levitan - Vladimirka (1892). De Vladimirka was de weg waarover de konvooien naar Siberië liepen.

Beer beschrijft gedetailleerd de omstandigheden tijdens de reis naar Siberië. De veroordeelden organiseerden zichzelf in arteli, wat enige bescherming bood tegen bewakers onderweg en het gevangenispersoneel in de pleisterplaatsen op de lange route. Velen waren bij aankomst zo verzwakt, dat er van enige serieuze fysieke arbeid geen sprake meer kon zijn. De toestanden in de mijnen, de bureaucratische wanorde (de toestroom van Poolse bannelingen na ‘1863’ zorgde voor een onvoorstelbare chaos), het droeve lot van vele vrouwen (vooral op Sachalin), de talloze ontsnapte ‘desperado’s’ die vaak in groepen dorpen onveilig maakten, het komt allemaal voorbij - net als de drie verschillende zwepen die werden gebruikt bij lijfstraffen.

De poel van politieke bannelingen na 1863 en 1881 maakten van Siberië - of althans van de dorpen en stadjes waar zij bijeen zaten - een revolutionair broeinest. Met hun voortdurende strijd tegen de willekeur van de lokale overheden zorgden zij voor een radicalisering ter plekke die het failliet van het strafbeleid nog eens onderstreepte. Van een plek voor quarantaine van opstandige elementen, veranderde Siberië steeds meer in een bron van infectie. Dit was een van de factoren die in 1899 leidden tot hervormingen, maar die bleken halfslachtig. Na de revolutie van 1905 schoot het aantal bannelingen weer omhoog. Pas in april 1917 schafte de Voorlopige Regering verbanning als strafmaatregel af.

*

In 1921 werd de Vereniging van Voormalige Politieke Dwangarbeiders opgericht, met een eigen tijdschrift en een flatgebouw in Sint-Petersburg waar leden huisvesting kregen. In de jaren dertig werd de vereniging opgeheven, 130 leden werden geëxecuteerd, negentig leden belandden in een kamp in Siberië. Daar was inmiddels een op industriële leest geschoeid dwangarbeidsysteem in het leven geroepen, waarbij de verbanningspraktijken onder de tsaren maar bleekjes afstaken.

Plots komt één van de bekendste foto's van Prokoedin-Gorski tot leven ...

----------------


Het is leuk om te zien hoezeer het werk van fotograaf Prokoedin-Gorski, na de herontdekking van zijn foto’s in de jaren negentig van de vorige eeuw, deel is gaan uitmaken van Ruslands cultuur-historisch bewustzijn. Prokoedin-Gorski emigreerde na de revolutie van 1917 naar het Westen en zijn prachtige kleurenfoto’s belandden uiteindelijk in de Library of Congress in Washington. Via digitale routes hebben zij allang weer hun weg teruggevonden naar Rusland. 

Vaak worden ze gebruikt om te laten zien hoezeer een bepaalde locatie door de jaren heen is veranderd – of juist hoe weinig.

Krochino (1909 - 2013)

Jaroslavl (1911 - 2009)

Een andere manier om werk van Prokoedin-Gorski te gebruiken, kwam ik onverwacht tegen bij Otava Jo (Отава Ё), een groep uit Sint-Petersburg die volksmuziek speelt met een modern kleurtje. In een recente clip gebruiken ze een van de bekendste foto’s van Prokoedin-Gorski, van drie meisjes in het dorp Topornja. Hij staat boven aan dit stukje. De clip is opgenomen op een andere locatie en ook de kleren zijn niet hetzelfde, maar het effect is prachtig.

Het begint eigenlijk al bij 1.30. De beelden die volgen (tot 1.45) verwijzen overduidelijk naar Prokoedin-Gorski, al had ik dat bij de eerste keer kijken niet meteen door. Maar dan, op 3.57, daar komt de oude meester echt tot leven. Wanneer de drie ‘moderne’ meisjes weglopen, is het net of je op zijn plaats staat. Zou hij zich indertijd hebben afgevraagd of de foto was gelukt? Dat was ie!

En natuurlijk moest ik meteen denken aan de prachtige film Inventaris van het Moederland, van Ben van Lieshout. Ook hij wekt oude foto's van Prokoedin-Gorski tot leven, en ook bij hem komen - te midden van veel meer - de drie meisjes met de bessen voorbij.

--------------

(Bij het schrijven van dit stukje kwam ik aardig wat foto’s van Prokoedin-Gorsky tegen - in een ‘verse’, digitale vorm zonder verticale kleurenstroken rondom - die ik nog niet eerder gezien had. Sommige daarvan zijn adembenemend. Iets voor een volgende stukje.)

Aleksandr Borisov - schilder boven de poolcirkel. Deel 2: wanneer kwasten barsten van de kou.

------------------

Wie een stukje schrijft over Aleksandr Borisov de schilder, moet opletten dat hij niet wordt afgeleid door Aleksandr Borisov de ontdekkingsreiziger, Aleksandr Borisov de etnograaf en Aleksandr Borisov de spoorwegbouwer.

Ik heb niet helemaal goed opgelet.

Aleksandr Borisov de schilder kruiste mijn pad in het Museum van de Artistieke Bestudering van het Noordpoolgebied (Музей художественного освоения Арктики) in Archangelsk. Het was aan het einde van een koude dag in de oude havenstad, die zich met zijn vele vervallen Sovjet-gebouwen en bar slechte wegen nog niet voor me had gewonnen. Weinig enthousiast stapte ik het museum binnen – het stond nu eenmaal op ons programma. We begonnen in een zaal met werk van Borisov, van wie ik niet eerder had gehoord. Er volgde nog een zaal, en nóg een zaal, het museum, zo leek het, hing bijna helemaal vol met Borisov. En hij won mij wél voor zich. (Later ontdekte ik pas - ik let zelden op bij groepsexcursies - dat het museum naar Borisov is vernoemd: Музей художественного освоения Арктики им. А.А. Борисова. Niet zo vreemd dus, dat er veel werk van hem te vinden is.)

Aleksandr Borisov (1866-1934) was de eerste schilder die zich boven de poolcirkel begaf, en dat deed hij met een missie: “De hele wereld de ongewone schoonheden tonen van de poolwereld … haar stille geheim onthullen en dat in brede kring delen.” 

Aleksandr Borisov - Zonsondergang (1906)

Aleksandr Borisov - Dal van de rivier de Matotsjka, Nova Zembla (1896)

Borisov, geboren in het dorp Gloeboki Roetsjej (provincie Archangelsk), had zijn zinnen gezet op een verblijf op Nova Zembla. In 1894 was hij al eens mee geweest met een expeditie naar de Noordelijke IJszee, twee jaar later was hij op het schiereiland Kola (de blauwe route op de kaart hieronder). 56 studies die de laatste reis opleverde, werden door kunstverzamelaar Pavel Tretjakov aangekocht als volwaardige schilderijen. In de winter van 1897-1898, Borisov was inmiddels afgestudeerd aan de Kunstacademie van Sint-Petersburg, volgde een trainingsexpeditie door de toendra (groene route). Onder meer leerde hij rauw rendiervlees eten en wendde hij aan schilderen bij bijna 40 graden onder nul. Bij dat laatste sta je niet stil, wanneer je Borisovs werk bekijkt. Zelf schreef hij daarover:

“Werken was erg moeilijk: ik moest de kwasten afsnijden, de haren korter maken, de verf aanbrengen had nauwelijks zin. Door de felle kou verandert de verf in dik deeg, dat niet op de kwast blijft zitten en dat niet op het doek is uit te smeren. Het gebeurde wel dat tijdens mijn ‘poolwerken’ zelfs de terpentine, het enige waarmee ik de verf vloeibaar zou kunnen maken, niet hielp, omdat het in die helse kou zelf begon te kristalliseren. Ik heb studies die ik schilderde bij -28,8 graden, drie-vier studies bij -37,5.  Daarbij moest ik de kwast in mijn vuist houden, bedekt door de mouw van mijn hertenlerenjas, en uit alle macht tegen het doek drukken om de verf erop te krijgen. De kwast barst en gaat kapot, je versteende handen weigeren dienst …”      

Helaas vermeldt Borisov niet over welke studies hij het hier heeft.

In 1898 laat Borisov scheepsbouwer Fan-der-Flit (Фан-дер-Флит) * in Sint-Petersburg een boot ontwerpen die hem naar Nova Zembla moet brengen. De boot, met een eivormige bodem (het vaartuig wordt zo niet door ijs geplet, maar omhooggeduwd), wordt gebouwd aan de Witte Zee en wordt Metsjta (Droom) gedoopt. Nadat in 1899 al voorraden zijn overgebracht, volgt in de winter van 1899-1900 het echte verblijf op Novaja Zembla (rode route). Bij punt 3 (zie kaart) wordt een onderkomen gebouwd, met onder meer een badhuisje, een atelier en een stal voor een paar koeien. 

Een verblijf als schilder is voor Borisov niet genoeg. Hij wil Nova Zembla beter in kaart brengen – en dat kost hem bijna zijn leven. Tijdens een expeditie langs de oostkust van het eiland (punt 4) komt de Metsjta vast te zitten in het ijs en bijna tweehonderd kilometer meegevoerd naar het zuiden. De boot wordt verlaten. De bemanning schiet zeehonden en lijdt geen honger, maar beleeft wel benauwde momenten wanneer het ijs scheurt. Na een week worden ze gered door een paar Nentsy, leden van het jagersvolk dat beter thuis is in de poolstreken.


In april volgt een nieuwe expeditie (punt 5). Borisov maakt een topografische kaart van Nova Zembla, doet meteorologische observaties en verzamelt planten en monsters van mineralen.

Maar het is zijn schilderwerk dat hem bekendheid bezorgt. Hij exposeert in verschillende Europese steden. Zijn oeuvre raakt verspreid (het Russische Museum in Sint-Peterburg bezit onder meer enkele portretten van Nentsy), maar het overgrote deel bevindt zich in het museum in Archangelsk: zo’n vierhonderd werken.

A. Borisov - Konstantin Vylka (1900)

A. Borisov - Maksim Pyrerka (1900)

Het huis aan de Noordelijke Dvina

In 1909 koopt Borisov een prachtig huis nabij Krasnoborsk, aan de oever van de Noordelijke Dvina. Hij schrijft er boeken over zijn reizen en over de Nentsy en schildert het landschap in de omgeving. Bezeten is hij van het idee om het noorden economisch te ontwikkelen. Daartoe, zo is zijn stellige overtuiging, dient een spoorlijn aangelegd te worden die het Europese noorden van Rusland verbindt met Siberië. Met geld van Borisov onderzoekt een groep ingenieurs in 1915 de mogelijkheden van een lijn van de Ob via Kotlas naar Soroka (het huidige Belomorsk). Er worden zelfs al stations getekend.

Borisov overlijdt in 1934. De spoorlijn is er niet gekomen, wel nog, op initiatief van de schilder, het kuuroord Solonicha, nabij Kransoborsk. Het huis van Borisov aan de Noordelijke Dvina is tegenwoordig een cultureel centrum, met veel aandacht voor jonge kunstenaars.     


* Eigenaar van de werf was Aleksandr Fan-der-Flit (1870-1941), nakomeling van een – u raadde het al – Nederlandse familie. Meer over hem leest u hier (Russisch.)   

Hier deel 1.

Aleksandr Borisov - schilder boven de poolcirkel. Deel 1: de ijsbreker Krasin.

--------------------

Foto: Vitold Moeratov

Het moest er maar eens van komen: een bezoek aan de ijsbreker Krasin, al jaren aangemeerd aan de Neva-kade in Sint-Petersburg. Er was elk uur een rondleiding en je deed er verstandig aan, zo had ik gelezen op de site, om je een kwartiertje voor aanvang te melden. Aan boord, bij de kassa, deed ik mijn ‘Ik-zie-er-misschien-wel-uit-als-een-buitenlander-maar-ben-gewoon-een-Rus-hoor-act’. In mijn beste Russisch vroeg ik om een kaartje. De bedoeling is dan dat ik word aangezien voor een Rus en het gewone tarief betaal. Maar dit keer had ik geen succes. “Bent u Russisch staatsburger?”, vroeg de dame van de kassa met een lichte frons. Dat moest ik ontkennen, waarop zij mij onverbiddelijk het speciale, honderd roebel hogere buitenlandertarief in rekening bracht.

Na mij kocht een man een kaartje die dezelfde vraag kreeg: of hij Russisch staatsburger was. “Wilt u mijn papieren soms zien?”, vroeg hij licht gepikeerd. De dame ging in de verdediging: “Deze man die voor u was, spreekt ook accentloos Russisch en die is toch geen Rus!” Dat compliment stak ik, samen met mijn kaartje, toch maar even mooi in mijn zak.


Ik had trouwens best wat later kunnen komen. Behalve die echte Rus zat er bij de kassa alleen nog een verliefd paartje op een bankje. Die hadden zo veel aandacht voor elkaar, dat ik me afvroeg of ze misschien gewoon toevallig dat bankje hadden gevonden en verder helemaal niet op de hoogte waren van wat voor rondleiding dan ook. Maar toen we door de kassadame het dek op werden gedirigeerd, gingen ook zij mee.

Nauwelijks stonden we op het dek, of daar kwam een streng ogende dame in een mooie, rode ijsbreker-Krasin-bodywarmer op ons af.

Ik dacht: met haar ga ik geen grapjes maken. Ik kreeg er niet eens de kans toe. Ze had slechts de functie van een administratieve tussenschakel en droeg ons meteen over aan een collega die de rondleiding ging verzorgen.


Even later vlogen de Nederlandse woorden (trap, trjoem, kajoet) me om de oren. Gedreven door taalkundig patriottisme wilde ik als een echte wijsneus iets opmerken over de herkomst van die maritieme termen (dat ik buitenlander was hoefde ik niet meer te verbergen), toen er een woord voorbijkwam dat ik niet verstond. Komins? Konings? Komings? Het ging over de hoge, glimmende drempel van een deur. De gids vertelde dat je daar, volgens de scheepvaart-etiquette, netjes overheen hoort te stappen. Dat deden we, toen er achter me nog twee verlate deelneemsters aan de rondleiding kwamen aangesneld. Ik wees ze op de drempel en zei: “Daar mag u niet op stappen, u moet er netjes overheen!” De twee hielden zich keurig aan de etiquette en gingen met ons mee het binnenste van het schip in.         

De deur met de hoge drempel

De deur met de hoge drempel

Terwijl we de vertrekken van de kapitein bewonderden (mooie meubels!), vroeg ik aan onze gids of het klopte dat er aan boord een tentoonstelling te zien was van de schilder Aleksandr Borisov. Want dáárvoor had ik me aan boord van de Krasin begeven – die hele ijsbreker interesseerde me verder weinig. Het klopte, van die tentoonstelling, maar die ging wel om 17.00 uur dicht. Het was inmiddels 16.20 uur … Na afloop van de rondleiding, zei de gids, zou ik nog tijd genoeg hebben. Dat betwijfelde ik, want hoe lang ging die nog duren, met dat verliefde stel dat op elke plek twintig foto’s van elkaar maakte? Maar zo waar, om 16.35 uur stonden we weer op het dek en ging een mevrouw - ook in zo’n rode Krasin-bodywarmer - me voor naar een kleine tentoonstellingsruimte. Omzichtig stapte ik over de coamings (zo schrijf je dat – komt uit het Engels) heen. Ik had mijn hoofddoel van die dag bereikt.


Met het werk van Aleksandr Borisov (1866-1934) had ik een paar dagen eerder kennisgemaakt in Archangelsk. Wat een verrassing was dat geweest! Archangelsk ligt er begin mei (kale bomen, natte sneeuw) niet op z’n voordeligst bij en plots stond ik daar in sfeervolle, mooi vormgegeven zalen tegenover prachtige schilderijen. Vreemd, dat ik nog nooit van Borisov had gehoord.

Meer over hem in deel 2.   

Aleksandr Borisov - Poolnacht in het voorjaar (1987)

Hoelang laten Ruslands almachtigen Aleksej Navalny zijn gang nog gaan?

-------------------

Mijn fascinatie met corruptie-bestrijder Aleksej Navalny groeit met elk filmpje dat hij op YouTube zet. Maar tegelijkertijd neemt ook mijn onbehagen toe, of beter gezegd: mijn vrees. Hoe lang laten de almachtigen van Rusland, die het land vooral zien als wingewest en die bij een politieke omwenteling moeten vrezen voor hun financiële en misschien zelf fysieke welzijn, hem nog zijn gang gaan? Hoe veilig is hij nog?

Navalny is verwikkeld in een ‘video-fitty’ met super-oligarch Alisjer Oesmanov, die hij beschuldigt van omvangrijke corruptie en belastingontduiking. Zo zou premier Medvedev zijn zelfs naar Russische maatstaven bizarre rijkdom grotendeels te danken hebben aan steekpenningen van Oesmanov. Op de beschuldigingen van Navalny reageerde de oligarch met twee nogal knullige, in elk geval zeer neerbuigende video’s, waarin hij niet of nauwelijks op de aantijgingen ingaat en de corruptiebestrijder dreigt met rechtszaken.

Hieronder het antwoord van Navalny op Oesmanovs tweede reactie. Die werd gisteren op YouTube gezet. Het aantal,kijkers gaat nu al richting de twee miljoen. Inhoudelijk kan ik het niet beoordelen (financiële machinaties zijn niet mijn sterkste punt), maar: petje af voor de moed van Navalny. Het lijkt me daarbij erg naïef om alle hoop voor een rechtvaardig en corruptie-vrij Rusland op hem te vestigen, maar: wat een vent.


In de hoogste Russische kringen slaat men zich ongetwijfeld voor de kop. Waarom hebben ze niet in een eerder stadium met Navalny afgerekend, toen hij nog niet de naam en reputatie had van nu? Achter de tralies gezet, vergiftigd, doodgeschoten in de hal van z’n flat? Een recente aanval met ontsmettingsvloeistof, waarbij hij oogschade opliep, heeft hem – getuige zijn gevecht met Oesmanov – in elk geval niet kunnen afschrikken.

Navalny, die zich nadrukkelijk presenteert als presidentskandidaat, heeft met zijn Fonds voor de Strijd tegen Corruptie toestemming gevraagd voor een demonstratie op 12 juni. Niet alleen in Moskou, nee, in 212 steden verspreid over het land.  

Sint-Petersburg in het jaar 2017 - deel 3

-----------------


De Tweede Wereldoorlog is voor Rusland een belangrijk (zo niet het belangrijkste) oriëntatiepunt in de eigen geschiedenis. Dáár wordt de meeste trots aan ontleend. Op de Dag van de Overwinning, 9 mei, is dat goed te merken. Ik liet in deel 2 al foto’s zien van de repetitie voor de militaire parade. Die parade zelf liet ik aan me voorbijgaan, ik stond op de feestdag wel op de Nevski Prospekt, toen daar de ‘burgerparade’ voorbijkwam, nog wel voorafgegaan door enig militair vertoon. (De foto's zijn aanklikbaar.) 

Begonnen als een bescheiden burgerinitiatief in Tomsk, is het Regiment der Onsterfelijken in korte tijd uitgegroeid tot een door de overheid gestuurd massa-evenement. In lange optochten worden portretten meegedragen van familie-leden of 'zo maar' onbekenden die in de oorlog zijn omgekomen, of die de oorlog hebben overleefd maar inmiddels zijn overleden. Het is een indrukwekkend schouwspel, als is niet iedereen blij met de wijze waarop de staat zich over dit burgerinitiatief heeft ontfermd.

-----------------

"Dank aan God voor de Overwinning!"

------------

-------------

Zonnebaden bij +4 (of -4) is op dit plekje onder muur van de Petrus-en-Paulusvesting niet ongebruikelijk. Het opschrift links waarschuwt voor vallende granietblokken.

------------

De bibliotheek van de Kunstacademie. Over mijn bezoek daar schreef ik een apart stukje

--------------

Op de achtergrond het nieuwe stadion van FC Zenit, waarover ik eerder schreef.

-------------

------------

Mijn verblijf in Rusland telde dit keer ook enkele dagen in Archangelsk

Foto genomen vanaf een nieuwere brug die er iets beter bijlag.

Archangelsk

Archangelsk

Dit was de laatste aflevering van drie. Hier deel 1 en deel 2.

Sint-Petersburg in het jaar 2017 - deel 2

------------


Ik liep richting de Nevski Prospekt, op weg naar huis, toen ik bij het oversteken van het St. Isaakplein even moest inhouden; rechts kwam een pelotonnetje soldaten aanzetten. Ik dacht: laat ik daar eens achteraan lopen. En zo belandde ik op het Paleisplein, waar ik met mijn neus in de generale repetitie viel voor de militaire parade van 9 mei, de Dag van de Overwinning. 

Langs de Mojka en Millionnaja stond van alles aan militair spul opgesteld. Soldaten waren de boel aan het poetsen, de banden aan verven (voor een mooie zwarte glans) en vier man met een vlaggetje aan hun geweer oefenden de paradepas. Ondanks de stuurse blikken op een paar foto’s hier, was de sfeer zeer ontspannen. Je kon overal dichtbij komen en fotograferen was geen enkel probleem. Pas toen de boel echt in beweging kwam, moest je netjes op de stoep blijven. En toen ging het ook echt los, met brullende tanks en vliegtuigen die overkwamen. Een paar dagen later hoefde ik niet meer naar de echte parade - ik had alles al gezien. (De foto's zijn aanklikbaar.)

Zij deden niet mee aan de parade, maar hielden de toeschouwers op de stoep.

Zij marcheerden niet mee, maar stonden net als ik op de stoep voor de Hermitage.

--------------

De militairen hadden geluk met het weer. Dit is om de hoek, de Nevski Prospekt, een paar dagen eerder.

In deel drie meer over de viering van 9 mei, en ook een paar foto's uit Archangelsk. Hier deel 1 en deel 3.