De tekeningen van Sojfertis: simpele beelden van een virtuoos.

————————

X4.jpg

——————-

Wie vanachter zijn computer een overzicht probeert te krijgen van het werk van tekenaar Leonid Sojfertis, heeft een paar problemen. Lang niet al zijn werk is op internet te vinden, en bij wat je wel aantreft, ontbreek niet zelden een jaartal. Tekeningen kom je tegen met verschillende titels, soms – in geval van een karikatuur – met een toegevoegd tekstje, maar even zo vaak ook weer zonder, en vaak zijn er meerdere varianten van een en hetzelfde tafereel. Daarnaast moet het aantal onaffe, maar toch al vaak fraaie schetsjes op losse blaadjes ontelbaar zijn.


Sojfertis (1911-1996) verhuisde in 1934 uit Charkov (waar hij al naam had gemaakt als tekenaar en illustrator) naar Moskou. Hij werkte voor meerdere tijdschriften en behoorde tot de vaste medewerkers van het belangrijkste satirische blad van de USSR, Krokodil. Na de oorlog (over Sojfertis’ werk in de jaren 1941-1945 schreef ik in mijn vorige stukje) verwierf hij zich bij Krokodil zo’n status, dat hij – en dat was uitzonderlijk –  ook tekeningen kon inleveren zonder de gebruikelijke tekstjes of dialogen, die kenmerkend waren voor de cartoons in het blad. De tekst werd dan bedacht door andere medewerkers.

Voor mij is niet vast te stellen welke tekeningen door Sojfertis ‘kaal’ werden aangeleverd en welke met tekst. Duidelijk is wel dat de toegevoegde teksten een tekening niet altijd ten goede kwamen. Zie bijvoorbeeld het tafereeltje hieronder. Op een station verkoopt een kleine dorpbewoonster bessen aan passagiers. Niet een van Sojfertis’ topstukken, maar treffend genoeg. Toch moest er kennelijk nog een boodschap bij, in dit geval over de inefficiëntie van de boerenbedrijven. Onder de rechtervariant staat: - Waar zijn de ouderen? – Die zijn nog aan het vergaderen wanneer met de bessenpluk te beginnen... Je krijgt een extra boodschap onder je neus geduwd, waar je, kijkend naar zo’n tekening, helemaal niet op zit te wachten.

Een uitzondering is dan weer onderstaande tekening, die als onderschrift meekreeg: “Recensie van een toneelstuk”. Omdat je daarmee als kijker niet belerend wordt toegesproken, zit zo’n regeltje je ook niet in de weg.    

Recensie van een toneelstuk

Wat overigens opvalt zijn de zeer spitse neusjes op veel van de karikaturen (zie hieronder). Was dat typerend voor Sojfertis’ bijdragen aan Krokodil? Of voor zijn werk in een bepaalde periode? Ik heb het niet kunnen vaststellen. In het oorlogswerk van Sojfertis kwam ik ze in elk geval niet tegen. En ook op de warmste, ontroerendste tekeningen van voor en na 1941-1945 ontbreken ze. Zou het zo zijn dat Sojfertis zelf ‘zachter’ werd, minder scherp, wanneer hij zonder expliciete, ideologisch getinte boodschap tekende? In elk geval zijn het die zachtere tekeningen die de meeste indruk maken. Hier eerst nog een paar karikaturen. (Van de twee linker heb ik ook de bijbehorende tekst, maar die laat ik mooi weg.)

———————

En hier tekeningen van Sojfertis op zijn best - simpele beelden van een virtuoos (en zoekt u vooral op internet ook zijn werk op; er is nog heel veel meer):


Een leuke vondst was nog onderstaand filmpje, gemaakt door een bezoeker van een tentoonstelling over Sojfertis in de Nazarov Galerie in Lipetsk. Er komen een paar prachtige tekeningen voorbij die ik niet op internet aantrof: bij 08.10, 09.00 (kinderen op weg naar school, mijn favoriet!), 09.30, 17.12 en 19.04. Opvallend genoeg zijn nergens de tekstjes toegevoegd waarmee een aantal tekeningen ooit werden gepubliceerd. Kennelijk werden die door de samenstellers van de tentoonstelling – net als door mij dus – overbodig geacht. Diezelfde mening is kennelijk ook de rondleidster toegedaan: ze praat vol liefde over Sojfertis’ werk, maar bespreekt ze als zelfstandige, ‘tekstloze’ kunstwerken.

———————

En tenslotte: ik hoop dat ik nou eindelijk ergens eens het boekwerk История глазами Крокодила. ХХ век kan vinden. En ook naar een boek (boeken?) gewijd aan Sojfertis ga ik op zoek.    

De levenslustige oorlogstekeningen van Leonid Sojfertis

———————

Zul je goed naar oma luisteren? 1944

——————-

Sovjet-kunstenaar Leonid Sojfertis had al naam gemaakt, toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Tijdschriften als Ogonjok en Smena hadden werk van hem gepubliceerd en hij was zelfs al doorgedrongen tot de pagina’s van Krokodil, hét satirische weekblad van de Sovjetunie. Het was dan ook niet vreemd dat hij als tekenaar naar het front werd gestuurd. Als medewerker van de legerkrant Krasny Tsjernomorets maakte Sojfertis (Ilintsy, 1911 - Moskou, 1996) de oorlog van heel dichtbij mee. Odessa, Sevastopol, Novorossijsk, Berlijn…  

De tekeningen die hij maakte, zijn groots in al hun kleinheid. Explosies, bestormingen en ander strijdgeweld; het ontbreekt vrijwel volledig. Het lijkt alsof hij zich voor de gruwelen van de oorlog afschermde, alsof hij bewust een andere kant opkeek in een poging het menselijke te blijven zien en het menselijke, het levenslustige, in zichzelf te bewaren. Zijn oorlogswerk krijgt daardoor iets optimistisch, het weerspiegelt een geloof in medemenselijkheid. (Niet van alle tekeningen weet ik het jaartal. Meerdere tekeningen hebben her en der verschillende onderschriften.) 

Verkeersregelaarster. 1942

Ze hadden een poesje gevonden. 1942

Tante Klava heeft het middageten gebracht. 1943

De trein was gestopt. 1944

Appelboom. Uit de serie Oorlogsjaren

De trein vertrekt. 1944

Op de oever van de Spree. 1945

1942

Concert bij de brigade

—————————

De medemenselijkheid in het oorlogswerk van Sojfertis, het mededogen, spreekt ook uit onderstaande tekeningen, gemaakt in het veroverde, verslagen Berlijn. Een dergelijke compassievolle blik op de vijand – het was bepaald niet vanzelfsprekend, zo onmiddellijk na de oorlog. .

Berlijn, Siegesallee. 1945

Berlijn, Bluemenstrasse. 1945

In de straten van Berlijn. 1945

———————-

Sojfertis schetste ook na 1945 vooral ‘kleine’ taferelen. Doordat de oorlog als indringende achtergrond nu ontbrak, verloren de tekeningen een dimensie. Daarbij deed de combinatie met onderschriften (vooral bij de karikaturen in Krokodil) zijn werk ook niet altijd goed. Over zijn naoorlogse werk – toch ook steeds van zeer hoog niveau – spoedig meer in mijn volgende stukje..   

Links Sojfertis tijdens de Tweede Wereldoorlog

Tussen de ruïnes. 1943

Man en dier - twee vissers op Russisch ijs: zen, zen en nog eens zen.

———————-

———————

Ik dacht eerst: wat komt er nou op die tent afrennen? Een wolf? Een gevaarlijke hond? Maar wat blijft die visser dan zo rustig zitten? Toen klonken zijn eerste zinnen – vooral de tweede wordt vrij duidelijk uitgesproken – en ik begreep dat er een oude bekende aankwam, iemand die al vaker was komen buurten.    

De berusting die doorklinkt in elke zucht, de gelatenheid bij de poging om de gast manieren bij te brengen, de zekerheid dat dit niet het laatste bezoek was – het is allemaal zen, zen en nog eens zen. Hoe de visser netjes zijn tuigje opzij doet. En dan ook nog de gulheid, die vanzelfsprekende bereidheid om te delen … De visser kent zijn plaats, en die is naast de otter *). Zen, zen, zen.

– Komt ie weer.
– Godnondeju, tering, zo kan je toch niet rustig vissen.
(De otter verkent de boel nog even, voor de zekerheid; zie zijn schaduw op het tentdoek op 0.25)
– Kom binnen, kom binnen.
– Dankje. – Alsjeblieft.
– Kijk ‘m rennen.
– Kom maar langs hoor, we hebben zat.

Ook leuk om het interieur van zo’n tentje eens te zien. Dat ding met die rode zijkant, is dat een kacheltje? Met kooltjes?

*) Inmiddels ben ik erop gewezen dat we hier niet te maken met en otter, maar met een nerts.

Het eerste Leninstandbeeld in de DDR: een mythe doorgeprikt - 2.

—————————

—————-

Het is op het oog een grammofoonplaatje van niks; zo’n blauw wiebeldingetje dat vroeger wel werd weggegeven als extraatje bij een tijdschrift. Maar de foto op de voorkant (van een standbeeld van Lenin) en de titel op de achterkant van het hoesje (Um ein Standbild schlagen Herzen/Een standbeeld doet harten sneller slaan) duiden op een serieuzere achtergrond. Het plaatje is ook nog eens tweetalig: Seite 1 is in het Duits, Seite 2 in het Russisch. Het was ook geen hobbyclub of buurtsuper die het singletje uitbracht, nee, het kwam uit de ideologische koker van – schraapt u even de keel – de Kreisleitung der Sozialistische Einheitspartei Deutschlands VEB Mansfeld Kombinat Wilhelm Pieck. Speel je het plaatje af, dan krijg je de geschiedenis te horen van het Leninstandbeeld in het Oost-Duitse stadje Eisleben, of althans, de geschiedenis zoals die samen met de communistische kameraden uit de Sovjetunie werd geconstrueerd.


Het Leninstandbeeld arriveerde in 1943 uit Rusland in Eisleben, waar het in de ovens van de Mansfeld-fabriek moest worden omgesmolten, maar dat gebeurde niet. Volgens de officiële Oost-Duitse en Sovjet-versie die na de oorlog in omloop werd gebracht, was dat te danken aan de gezamenlijke inzet van Russische dwangarbeiders en lokale communisten, die elkaar vonden in de strijd tegen de fascisten. Zij wisten het beeld met gevaar voor eigen leven te verbergen en vlak voordat Sovjettroepen begin juli 1945 Eisleben overnamen van de Amerikanen, verrees het op het centrale plein. (Voor meer details: zie deel 1.)  

Duitse soldaten bij de omvergehaalde Lenin in Poesjkin

Het waren Sovjetmedia die als eerste met een flink opgepoetste beschrijving kwamen van wat zich in de oorlog bij die ovens had afgespeeld. In Oost-Duitsland kon men niet achterblijven en in opdracht van de partijleiding gingen onderzoekers van het Institut für Marxismus-Leninismus naar Eisleben om daar aan de hand van ooggetuigenverslagen de strijd om het Leninbeeld vast te leggen voor het nageslacht. Dat bleek nog niet mee te vallen, want de getuigenissen bleken een stuk laconieker dan wat op grond van de ronkende artikelen in de Russische pers had mogen worden verwacht. Het beeld was, zo kregen de onderzoekers te horen, gewoon te groot gebleken voor de ovens. Het was ergens in een hoek van het fabrieksterrein beland en had daar rustig het einde van de oorlog afgewacht.

Die al te prozaïsche versie werd terzijde geschoven, de mythe van de vroege samenwerking van Russische arbeiders en Duitse communisten werd het officiële verhaal. Het onderstreepte immers nog maar eens dat de DDR helemaal niet was ontstaan als gevolg van een verloren oorlog, maar het resultaat was van het antifascistisch verzet van de Duitse arbeidersklasse en de overwinning van het Rode Leger. In een brochure die over het standbeeld verscheen (getiteld, net als dat blauwe singeltje: Um ein Standbild schlagen Herzen) stond dat als volgt omschreven: “Das Denkmal zeugt von der politisch-moralischen Kraft des proletarischen Internationalismus, von Taten deutscher Patrioten, die gegen Faschismus, Militarismus und Hitlerkrieg kämpfen und zur heutigen unverbrüchlichen Freundschaft zwischen der DDR und der UdSSR beitrugen.” 

Dat lokale communisten (ik neem aan geholpen door niet-communisten, die wel begrepen zullen hebben dat je die Russen maar beter te vriend kon houden) het Leninbeeld vlak voor de intocht van de Russische troepen op het plein van Eisleben plaatsten, is feitelijk juist. En drie jaar later, op 1 mei 1948, werd het beeld door de USSR officieel geschonken aan de DDR. Het was het eerste standbeeld van Lenin in het nog jonge land. 

De herkomst van het beeld was op dat moment overigens nog niet duidelijk; er waren tijdens de oorlog nogal wat Leninbeelden in de USSR gesneuveld. Dat het om het standbeeld uit het plaatsje Poesjkin (vlak bij Leningrad) ging, werd pas onomstotelijk vastgesteld toen de maker ervan, Matvej Manizer, in 1958 met een delegatie Eisleben bezocht. Daar, zo wil een enkele bron, zag hij tot zijn verrassing plots zijn eigen werk staan. Dat is ook weer een prachtverhaal, maar ik geloof er niks van. Er waren tegen die tijd allang artikelen over het beeld in de Russische pers verschenen, met foto’s en al. Manizer zal ter plekke hooguit officieel hebben bevestigd dat dit inderdaad zijn Lenin uit Poesjkin was. Twee jaar later kwamen de Oost-Duitsers op hun beurt met een geschenk, als dank voor die mooie Lenin die ze van de Russen hadden mogen houden. Poesjkin kreeg een standbeeld cadeau van Ernst Thälmann (een kopie van zijn standbeeld in Weimar), de Duitse communist die in 1944 in het concentratiekamp Buchenwald werd geëxecuteerd.

1959. © cc

In 1991 vonden de Duitsers het wel welletjes, met die Lenin in Eisleben. Het beeld werd gedemonteerd en naar het Historisch Museum in Berlijn gebracht. Daar is het tot op de dag van vandaag te zien is. De Russen toonden zich niet beledigd: Ernst Thählmann staat in Poesjkin nog gewoon op zijn plek.   

Eén vraag heb ik nog niet kunnen beantwoorden. In de Sovjet-artikelen wordt een zekere Valja naar voren geschoven, een dwangarbeidster die, volgens die artikelen, een heldenrol speelde bij de strijd om het standbeeld: met gevaar voor eigen leven, en ontbloot bovenlijf, weerstond zij de Duitse bewakers bij de smeltovens. En dan is er nog Valentina Sjestakova, ook een dwangarbeidster, die volgens Russische artikelen samenwerkte met de communisten in Eisleben. Is dit één en dezelfde persoon, zoals ik schreef in deel 1? Het moet haast wel (Valja is een korte variant van Valentina), maar zeker weten doe ik het niet. Die Valentina Sjestakova heeft trouwens wel echt bestaan – als we de media van recentere datum wél mogen geloven: zij bracht begin deze eeuw een bezoek aan Eisleben. Zij vertelde bij die gelegenheid aan Duitse journalisten dat het roemruchte verhaal over het Leninbeeld niet meer dan een mythe was, mede door haar in stand gehouden. Een gesprek met haar moet in 2000 in de Berliner Zeitung zijn gepubliceerd, maar dat heb ik niet boven water gekregen.

Dat Sjestakova heeft bijgedragen aan de holle mythe, is volstrekt begrijpelijk. Dwangarbeiders die na de oorlog uit Duitsland terugkeerden in de Sovjetunie, wachtte geen warm welkom. Zij werden vaak gezien als collaborateurs en kampstraffen waren geen uitzondering. Door haar ‘heldenrol’ in 1943 in Eisleben is Sjestakova vermoedelijk heel wat ellende bespaard gebleven.

 ——————-

Voor wie zich verder in deze geschiedenis wil verdiepen, is het (niet door mij gelezen) boek van Andreas Stedtler uit 2006 ongetwijfeld de moeite waard: Die Akte Lenin. Ein Rettungsgesichte mit Haken. (192 bladzijden.)  

Deel 1.

Het eerste Leninstandbeeld in de DDR: een mythe doorgeprikt - 1.

—————————-

© cc

——————-

“Uit de menigte gevangenen maakte zich een vrouw in lompen los. Ze stapte op de bewaker af en schreeuwde:
- Schiet dan, antichrist!
Haar ogen stonden vol tranen. In haar woede scheurde ze haar vest kapot en met haar ontblote borsten tegen het machinegeweer gedrukt, herhaalde ze:
- Schiet maar, schiet dan, fascistisch varken!”

Dit vurige fragment komt uit het Sovjet-tijdschrift Smena (1954, nummer 16). Er wordt een voorval beschreven uit oktober 1943. In het Duitse plaatsje Eisleben (in de toenmalige provincie Saksen) hangt een bronzen gevaarte aan een hijskraan. Het wordt uit een goederentrein geladen, om in de lokale hoogovens te worden omgesmolten. De vrouw die naar voren is gestapt, is een dwangarbeidster uit Rusland. Ze heeft in dat gevaarte aan de kraan de stichter van de Sovjet-staat herkend. Daar in de lucht hangt een bronzen beeld van Vladimir Lenin! De held van de arbeiders aller landen laten verdwijnen in een fascistische oven om te worden omgesmolten tot kanonnen? Dat nooit!

En het gebeurt ook niet, aldus het van proletarisch heldendom dampende artikel in Smena. Met hulp van Duitse communisten, leden van de Antifaschistische Arbeitergruppe Mitteldeutschlands, wordt het beeld van de vuurdood gered en verborgen op het fabrieksterrein. Twee jaar later, op 2 juli 1945, marcheren Sovjetsoldaten Eisleben binnen. En wie staat daar pontificaal op het stadsplein om de troepen te begroeten? Vladimir Lenin.

Het 3,20 meter hoge standbeeld in het Deutsches Historisches Museum in Berlijn. © cc

Ik trof diezelfde Lenin een paar jaar geleden aan in de hal van het Deutsches Historisches Museum in Berlijn. Daar staat hij sinds 1991. Er zal een verklarende tekst bij staan, maar ik herinner me niet dat er melding werd gemaakt van bovenstaande mythe. Want een mythe is het, in eendrachtige samenwerking geconstrueerd door de propagandamachine van de Sovjetunie en Oost-Duitsland.

Eerst maar even de feiten, voor zover die onder alle propaganda-stof nog te achterhalen zijn. De bewuste Lenin werd gemaakt door de vooraanstaande Sovjet-beeldhouwer Matvej Maniser – u kent hem misschien van de beelden in het Moskouse metrostation Plosjtsjad Revoljoetsii. In 1929 kreeg zijn Lenin een plek in het plaatsje Poesjkin, vlak bij Leningrad (het huidige Sint-Petersburg). De Duitse Wehrmacht trok hem daar in 1943 van zijn sokkel en vervoerde hem naar Eisleben om te worden omgesmolten. Dat is nooit gebeurd. Eisleben viel na de oorlog korte tijd onder gezag van de Amerikanen. Die vertrokken, omdat Eisleben in de Sovjet-zone kwam te liggen. Toen soldaten van het Rode Leger het stadje binnentrokken, zagen zij daar ‘hun’ Lenin op het stadsplein staan. In 1991 werd het beeld verwijderd en naar Berlijn gebracht.

De oorlogsavonturen van de bronzen Lenin vormden voor de Sovjet-pers een kans voor open doel. In 1950 verscheen onder de kop Geschiedenis van een standbeeld een qua omvang en toon nog vrij bescheiden artikel in het weekblad Ogonjok (nummer 16). Drie communisten, Anton en Valja uit Rusland en Robert uit Duitsland, hadden het beeld voor omsmelting behoed. “Wij zullen de figuur van Lenin neerzetten op het centrale plein, wanneer Hitler-Duitsland is verslagen”, zeiden de communisten, aldus Ogonjok. ”Die heuglijke dag maken wij nog mee.”

Anton haalde het einde van de oorlog niet, Robert en Valja wel. Het is vermoedelijk diezelfde Russin Valja die een centrale rol kreeg toebedeeld in een artikel dat vier jaar later verscheen in het tijdschrift Smena (1954, nummer 8). Daarin wordt een stuk luider door de propaganda-toeter geblazen; proletarische passie en pathos spatten je tegemoet. Valja krijgt nu ook haar volledige naam, Valentina Sjestakova, en zij is het (zie het citaat boven aan dit stukje) die bij de goederentrein met ontbloot bovenlijf afstapt op de Duitse bewaker, het “fascistische varken”.     

Het eendrachtige, internationale verzet van Russische arbeiders en Duitse communisten tegen de fascisten, tegen de achtergrond van een Leninstandbeeld – het was te mooi om waar te zijn. Wat vertelde Valentina Sjestakova toen zij in 2000 nogmaals in Duitsland was? En hoe werd het verhaal over het standbeeld in Oost-Duitsland verteld? En welk Duits standbeeld staat er tot op de dag van vandaag op Lenins plek in Poesjkin, vlak bij Sint-Petersburg? Dat verneemt u spoedig in deel 2.

——————-

Dissident Amalrik - een aardige querulant in Utrecht.

——————-

Het was een beetje afzien geweest, de maanden ervoor, maar de beloning mocht er wezen: we werden uitgenodigd bij Andrej Amalrik thuis, in Utrecht, waar we door zijn zeer charmante vrouw werden onthaald op wodka en hapjes. Van Amalrik zelf kreeg ieder van ons een heus getuigschrift. Daarin stond vermeld dat de ontvanger, “Egbert M. Hartman” in mijn geval, zich tijdens de colleges van Andrej Aleksejevitsj Amalrik uitstekend had gedragen en dat hij beschikte over min of meer voldoende kennis van het leven in de Sovjetunie. De datum: 31 mei 1977.

Amalrik, een van de bekendste dissidenten in die tijd, was het jaar daarvoor met veel fanfare aangekomen in Nederland. Na flinke buitenlandse druk had hij toestemming gekregen om de Sovjetunie te verlaten. Zijn bestemming was Utrecht, waar de universiteit hem had uitgenodigd om college te komen geven. Amalrik dankte zijn bekendheid vooral aan zijn essay Haalt de Sovjetunie 1984? Zijn actieve verzet tegen de rechteloosheid in zijn land had hem kampstraf en verbanning opgeleverd.

Amalrik in gevangenschap

Amalrik, historicus van opleiding, sprak alleen maar Russisch. Min of meer vanzelfsprekend belandde hij daardoor bij het Instituut voor Slavische taal- en letterkunde. Hij zou daar een reeks colleges gaan geven over het dagelijks leven in de Sovjetunie. Op het instituut ontdekte men al snel dat er een querulant in huis was gehaald. Compromisloos op je strepen staan is misschien een prima eigenschap bij een gevecht met de KGB, in een Nederlandse omgeving ligt dat anders. Amalrik en zijn vrouw kregen een wooneenheid voor buitenlandse medewerkers toegewezen op het studentenflatcomplex aan de Van Lieflandlaan. Arthur Langeveld, indertijd verbonden aan het (lang geleden opgeheven) instituut: “Bij die woning begon het al, die vond hij te klein, vooral de studeerkamer, want daar kon zijn bibliotheek niet in. Later bleek dat hij misschien twintig boeken had.” De woning werd tenslotte toch geaccepteerd en daar kreeg ik een klein jaar later dat getuigschrift uitgereikt.

Dat was voor het bijwonen, tot aan de laatste dag, van Amalriks colleges. Het voelde als een beloning, want het was, alles bij elkaar, een hele zit geweest. Het eerste college, in een grote zaal van het Academiegebouw, trok nog een massa belangstellenden, ook van buiten Utrecht. Menigeen verwachtte ongetwijfeld een vlammend politiek betoog, een grondige analyse van de internationale verhoudingen in het kader van de Koude Oorlog of anders spannende herinneringen uit een Russisch werkkamp, maar dat was niet het onderwerp dat met Amalrik was afgesproken. Ook had lang niet iedereen begrepen dat Russisch de voertaal zou zijn. Er moest, zo bleek, getolkt worden. Simultaan, verlangde Amalrik, want anders ging het allemaal wel erg lang duren. Langeveld, aangewezen als tolk, weigerde dat. “Simultaan tolken kon en kan ik helemaal niet.”

Echt tot leven kwam dat eerste college niet en een week later was de zaal al een stuk minder gevuld. Het aantal toehoorders werd met de week kleiner, getolkt werd er op een gegeven moment ook niet meer en uiteindelijk bleef slechts een klein clubje getrouwen over. Die kwamen niet zozeer omdat Amalriks verhalen zo boeiend waren, maar vooral omdat ze die bijna lege zaal zo pijnlijk voor hem vonden. “Ga jij straks nog naar Amalrik?”, vroegen we elkaar in het keukentje van ons kleine instituut. En dan knikten we maar van ja. En daar zaten we dan weer, terwijl we ons best deden om er iets van te begrijpen – we waren tweedejaars en ons Russisch stelde nog niks voor.   

Amalrik, aldus Langeveld, was iemand die van een kilometer afstand het conflict rook en er dan ook meteen op afging. “Amalriks roeping was niet college geven in Utrecht, maar actie voeren tegen de Sovjets.” En zo bleek de dissident op een dag, zonder dat de vakgroep van iets wist, vertrokken te zijn naar Athene om zich daar vast te ketenen aan het hek van de Sovjetambassade. Hij verzuimde zodoende zijn college, tot woede van professor Van de Baar, die op het instituut ‘Amalrik’ in zijn portefeuille had. Langeveld: “Nu was het Van de Baar die het conflict rook en er volop in ging.” Amalrik had een riant salaris (hij kreeg betaald als hoofddocent) en daar stonden verplichtingen tegenover, meende Van de Baar, die een directe beëindiging van Amalriks tijdelijke aanstelling op zijn plaats vond. Zo ver kwam het niet en de dissident maakte zijn reeks colleges af, voor uiteindelijk een man of vijf à tien.

Langeveld: “Ik mocht Amalrik eigenlijk wel, maar ik was blij dat hij bij ons weg was. Als hij niet querulant was, was hij meestal erg aardig. Later heb ik gemerkt dat dissidenten bijna zonder uitzondering moeilijke mensen waren, maar toen wist ik dat natuurlijk nog niet, en Amalrik was wel de allermoeilijkste.”

Het getuigschrift dat ik samen met de rest van het trouwe ploegje toehoorders bij Amalrik thuis aan de Van Lieflandlaan kreeg uitgereikt, was een mooi stukje huisvlijt. Ik vermoed er de hand in van echtgenote Guzel, want het bloemetje dat erop staat getekend, prijkt ook onder de opdracht in haar boek dat ik diezelfde dag van haar kreeg: “Guzel Amalrik. Ter herinnering aan de avond bij ons.” De datum heb ik er zelf bijgezet.

Andrej Amalrik kwam in 1980 in Spanje bij een auto-ongeluk om het leven. Samen met onder anderen zijn vrouw, die ongedeerd bleef, was hij op weg naar Madrid, waar een conferentie werd gehouden over de Helsinki-akkoorden. Guzel overleed in 2014 op 72-jarige leeftijd.

——————-

Aanvulling. Anne Scheepmaker deelde nog een herinnering aan Andrej Amalrik. Samen met echtgenoot (en vertaler/slavist) Nico toog zij met Amalrik naar V&D in Utrecht voor de aanschaf van een boekenkast - voor in die woning aan de Van Lieflandlaan. Amalrik liet zijn oog vallen op een mooi exemplaar, maar wat bleek: die had een levertijd van zes weken. Dat wilde er niet in bij de dissident, die ter plekke veel stampij maakte - om uiteindelijk zonder een kast de hebben gekocht het warenhuis te verlaten.

Irina Ratoesjinskaja: uniek chroniqueur van een post-stalinistisch vrouwenkamp.

——————

DgeXgVVX4AAcwBF.jpg

——————-

Wie van de huidige lichting studenten Russisch of Ruslandkunde weet wat чифир/tsjifir is? Ik vermoed dat het woord minder bekend is dan in de tijd dat ik mij op het Instituut voor Slavische Taal- en Letterkunde aan de Zuilenstraat in Utrecht probeerde te bekwamen in het Russisch. We hebben het dan over de tweede helft van de jaren zeventig.

Tsjifir kwam je vroeg of laat tegen in de boeken die dissidenten schreven over hun ervaringen in de werkkampen van de USSR, waar zij soms jaren doorbrachten, al dan niet te midden van ‘gewone’ misdadigers. Andrej Amalrik, Vladimir Boekovski, Irina Ratoesjinskaja, het waren namen die geen toelichting behoefden. Maar tegenwoordig? Zijn zij nog gekend? Worden hun boeken nog gelezen?

Ik vroeg me dat af, terwijl ik bezig was in een het boek Sery – tsvet nadezjdy / Grijs is de kleur van de hoop*) van dichteres Ratoesjinskaja, en ook toen onlangs het bericht kwam dat Boekovski was overleden. Op de site van NRC-Handelsblad kreeg hij aanvankelijk de verkeerde voornaam: Charles. Het leek me symbolisch voor de vergetelheid die de dissidenten ten deel is gevallen. Ongetwijfeld – ik heb het niet gecheckt – stond Boekovski ooit op de voorpagina van dezelfde krant. Zijn vrijlating, in 1976, was wereldnieuws.

Het was een raar toeval; nog geen dag nadat ik had gehoord van Boekovski’s overlijden kwam ik zijn naam tegen in het boek van Ratoesjinskaja, de dissidente met een weinig begerenswaardig record: geen andere vrouw werd zo zwaar gestraft voor “anti-Sovjet-agitatie en -propaganda”, volgens artikel 70 uit het Sovjet-Wetboek van Strafrecht. In 1983 kreeg ze zeven jaar kamp met streng regime aan de broek, met daarna vijf jaar verbanning; zeven + vijf, zoals de dissidenten dat zelf laconiek noemden. Haar voornaamste misdaad: het schrijven en verspreiden van “lasterlijke documenten in dichtvorm”. Twee typemachines werden “als instrument van misdadige activiteit” in beslag genomen.

Ratoesjinskaja (1954-2017) belandde via het doorvoerkamp van Potma in een kamp in Barasjevo (in de deelrepubliek Mordovië), in een speciale, kleine afdeling voor vrouwelijke politieke gevangenen. Dat haar straf onder partijleider Michail Gorbatsjov uiteindelijk flink bekort zou worden, wist zij op dat moment uiteraard niet. Sterker nog, begin 1984 wordt een  artikel aan het Wetboek van Strafrecht toegevoegd, waarmee overtreding van de kampregels bestraft kan worden met een verlenging van de opsluiting. Vanaf dat moment hangt haar permanent een oneindig verblijf achter prikkeldraad boven het hoofd. 

Ratoesjinskaja deelt in Barasjevo een barak met zo’n tien andere vrouwen. De moed en standvastigheid die zij tonen tegenover de kampleiding en de KGB is indrukwekkend. Voortdurend verzetten zij zich compromisloos tegen alles wat zij als onrechtvaardig en onwettig beschouwen – en achter het prikkeldraad van een Russisch  kamp is dat nogal wat. Zo weigeren ze, om maar een kleinigheid te noemen, badges met hun naam te dragen. Er is geen enkele wet die hen daartoe verplicht en ze zien het als een vernedering. De leiding reageert met bijna routinematig opgelegde sancties en de verblijven in strafcellen volgen elkaar in hoog tempo op. De vrouwen reageren daar weer op met hongerstakingen (ook wanneer een barakgenote naar de strafcel moet), en ook die stakingen zijn aan de orde van de dag. Vijftien etmalen in een strafcel, in combinatie met een hongerstaking, met ongedierte, bij strenge vorst, met barsten in de ramen en een haperende verwarming (Ratoesjinskaja beschrijft hoe ze, in dunne gevangeniskleding, op de vloer ligt, de verwarmingsbuis omklemd om maar iets van warmte te voelen) – het is moeilijk voorstelbaar. In totaal brengt ze 331 dagen in zo’n strafcel door.

De onverzettelijkheid die makkelijk tot de fysieke ondergang had kunnen leiden, was, paradoxaal genoeg, het voornaamste middel van gevangenen als Ratoesjinskaja om overeind te blijven. “Wanneer een hond over een stok springt, wordt die stok gaandeweg steeds hoger gehouden”, schrijft ze over haar verhouding met de KGB. Wie zich verlaagt tot een compromis, lijdt een morele nederlaag die pijnlijker is en moeilijker te verdragen dan lichamelijke ontberingen. Onderga alle vernederingen stoïcijns, laat geen haat toe. “Geloof niks, vrees niks, vraag om niks”, dat credo van Russische gevangenen, ook genoemd door Aleksandr Solzjenitsyn en Varlam Sjalamov, was voor Ratoesjinskaja een ijzeren richtlijn tijdens haar verblijf in Barasjevo.

De barak van Ratoesjinskaja en haar lotgenotes was afgescheiden van de rest van het kamp, maar er is genoeg contact voor haar om een beeld te krijgen van het bestaan van de gewone gevangenen. Veel kampjargon komt voorbij en zo ook tsjifir: ongenadig sterke thee met een geestverruimende werking. De benodigde hoeveelheid losse thee was alleen betaalbaar voor wie voldoende geld het kamp binnen kon (laten) smokkelen. Ook in omgekeerde richting was er verkeer mogelijk. Ratoesjinskaja weet steeds weer informatie naar buiten te krijgen over haar fysieke toestand, over de hongerstakingen en de strafcellen. Ook gedichten vinden hun weg naar de buitenwereld. Tot woede van de KGB, die het vermoeden krijgt dat er in de barak een geheime zender verborgen moet zitten. Om niemand in gevaar te brengen vermeldt Ratoesjinskaja niet hoe haar smokkelroute werkte en van wie ze daarbij hulp kreeg.

2747560_detail.jpg

Er zijn lichtpuntjes tijdens de kampjaren, zoals de solidariteit van de barakgenotes en ook de steun die al dan niet heimelijk komt van gevangenen elders in het kamp. Wanneer de leiding weer eens een sanctie heeft bedacht en een aantal vrouwelijke gevangenen heeft opgetrommeld om het simpele moestuintje naast de barak van de ‘politieken’ te vertrappen, weigert een van hen dat. Ook de bewaking toont zich af en toe betrokken. Zo kan tijdens een transport een beschreven papiertje in de zak verdwijnen van een soldaat, om uiteindelijk bij Ratoesjinkaja’s echtgenoot in Kiev te belanden.         

De berichten uit het kamp vormden een belangrijke voeding voor protesten her en der in de wereld tegen de harde onderdrukking van andersdenkenden in de USSR. Ratoesjinskaja laat er geen twijfel over bestaan dat die protesten letterlijk van levensbelang zijn geweest. De internationale druk draagt bij aan haar vervroegde vrijlating op 9 oktober 1986, twee dagen voor de topontmoeting van partijleider Gorbatsjov en president Reagan in Reykjavik. Ratoesjinskaja verbleef sinds 1987 (het jaar waarin haar het Sovjet-staatsburgerschap werd ontnomen) in de Verenigde Staten en Engeland. Ruim tien jaar later kreeg ze het Russische staatsburgerschap terug en verhuisde ze met haar man en twee kinderen naar Moskou. Daar overleed ze in 2017.   

 ————————-

*) Grijs is de kleur van de hoop verscheen eind jaren tachtig buiten de USSR en werd in vele talen vertaald – ook in het Nederlands, door Margriet Berg en Marja Wiebes. Begin dit jaar verscheen het voor het eerst in Rusland. Het is het enige boek over een kamp met streng regime voor vrouwelijke politieke gevangenen in de post-stalinistische USSR. De nieuwe Russische uitgave bevat naast de kampherinneringen ook gedichten, documenten over haar strafzaak, informatie over haar medegevangenen en een nawoord van haar echtgenoot.