Vijf kleine bestemmingen voor een wandeling in Sint-Petersburg

(Eerste publicatie: 17-10-2011)

Waarom stuit ik toch steeds op de leukste wandelbestemmingen in Sint-Petersburg, terwijl ik thuis in Hilversum achter de computer zit… Met knarsetandend gemoed zet ik er een paar voor u op een rijtje. (Ik trof ze aan op de onvolprezen site etovidel.net.)

Het meest verassend zijn natuurlijk die plekjes waar je zelf jaren langs bent gelopen, zonder ze op te merken. Ik durf er wat onder te verwedden dat onderstaand stukje stadsfolklore voor alle Petersburg-liefhebbers uit mijn kennissenkring nieuw is:

Reclame uit de Sovjet-tijd, links aan het begin van de Bolsjaja Konjoesjennaja, het best te zien vanaf de Nevski. Of eigenlijk: een wegwijzer, naar het vroegere warenhuis DLT, aan het einde van de straat. 

Een glazen ijsblok als monument, op een plek waar in de oorlog water werd geput. (Politechnitsjeskaja ul. 25):

 

 

 

In Tsarskoje Selo is een kerkhof te vinden (wel even zoeken!) voor de paarden van de tsaren. Dit is uit hetzelfde genre: een huisdierenkerkhof, maar dan in Sint-Petersburg (Rybinskaja ul. Zie hier voor een routebeschrijving.):

 

 

 

 

Een monumentje voor de stekelbaars. En waarom ook niet. Aan de kade van het Obvodni kanaal, ter hoogte van de Blauwe brug. De stekelbaars hielp de inwoners van Leningrad de hongersnood te overleven tijdens het beleg in de oorlog. Men vond een monumentje daarom gepast:

 

 

 

En voor de afwisseling een stukje Sint-Petersburg in Amsterdam: het stadswapen (een zee- en rivieranker, want Sint-Petersburg is een zee- en rivierhaven) op de gevel van het Centraal Station:

Hoe ik oplichter Boris Abarov leerde kennen en met kalasjnikovs in de trein zat - 3

(Eerste publicatie: 14-10-2011)

Ter afsluiting van mijn stukjes over soldaat Boris en soldaat Felix wat herinneringen van direct betrokkenen. (Deel 1 en 2 vindt u hier en hier.)

Dini Bangma (ze werkt nog altijd bij de VPRO) mailde me dat het met die uniformen helemaal niet zo makkelijk was gegaan. Ze kocht er vier bij een legerdump en maakte daar twee passende exemplaren uit, wat gezien het verschillende postuur van beide heren nog knap lastig was. Op de rommelmarkt kocht ze wat Russische parafernalia om het af te maken. “Het wonderlijke was dat Felix en Boris zoooo overtuigend waren in hun uniformen, dat niemand de herkomst ervan in twijfel trok.”  

Felix Kaplan: “Ik heb in het Sovjet-leger gezeten. De verschrikkelijkste tijd van mijn leven. Maar nu was ik een acteur. De enige keer dat ik me als soldaat gedroeg, was in Eindhoven. Er kwam politie op ons af. Toen heb ik de kalasjnikovs uit elkaar gehaald, om te laten zien dat je er niet mee kon schieten. In Antwerpen was er iemand die de kalasjnikovs wilden kopen. En er was ook iemand die begon te schreeuwen: ‘Als ik zo op het Rode Plein loop, word ik naar Siberië gestuurd!’ Hij liep op een agent af, maar die zat in het complot en draaide zich om. De man pakte de agent bij de schouder, draaide hem terug en riep: ‘Ze lopen hier met geweren!’ Ik heb me regelmatig verscholen achter m’n grote pet. We moesten zó lachten!”

Radiomaker Philippe Scheltema: “Het idee ontstond na een brainstorming met Hylke Tromp, toen hoogleraar Polemologie: ‘Hoe zetten we het koude-oorlogscliché van de Sovjet-dreiging zó neer dat het publiek er zich direct mee geconfronteerd voelt en reageert’.” Volgens Philippe verloren Felix en Boris die doelstelling nogal eens uit het oog en gooiden er dan een beetje met de pet naar. “Dat gaf problemen bij de montages, het was soms een heksentoer om er een samenhangend verhaal van te maken. Hilarisch was de reactie van de Sovjet-ambassadeur. Die dreigde onze visumaanvragen af te wijzen.” 

Het bezoek aan Den Helder (zonder wapens, maar met een lege camera + gigantische telelens op de buik van Boris) eindigde op het bureau. Nadat een gepensioneerde marineman (!) de soldaten vriendelijk de weg richting haven had gewezen, ontstond er een opstootje. Philippe: “Een hysterische jonge vrouw waarschuwde de politie en De Telegraaf. De Militaire Inlichtingen Dienst werd er nog bijgehaald. Die haalden hun schouders op en vertrokken, zonder zelfs maar vragen te stellen. MISLUKTE GRAP VPRO, kopte De Telegraaf.”   

En dan Boris Abarov, de charmeur die iedereen moeiteloos om zijn vingers wond. Zijn naam kwam ik jaren later pas weer tegen in het boek Meesters, marodeurs van Hella Rottenberg. De Volkskrant-journaliste doet daarin nauwgezet uit de doeken hoe er op gewetenloze wijze gesold was met de nalatenschap van kunstverzamelaar Nikolaj Chardzjiëv, die in 1996 op 92-jarige leeftijd in Amsterdam overleed.

De collectie van Chardzjiëv, een verwoed collectioneur van Russische avantgarde, was vele miljoenen waard. In samenwerking met een Nederlands notariskantoor werd de nalatenschap door Abarov geplunderd. Aan een schimmige deal met de stichting die de collectie diende te beheren, hield de Russische emigrant (die ten tijde van zijn acteurswerk voor de VPRO de eindjes maar moeizaam aan elkaar knoopte) uiteindelijk miljoenen over, en ook de flat van Chardzjiëv in Moskou.

Zeven maanden voor de dood van Chardzjiëv was diens vrouw, Lidia Tsjaga, overleden na een val in hun Amsterdamse woning. Artikelen in de Russische pers wijzen met een beschuldigende vinger naar Abarov. Bewijzen voor moord of doodslag zijn er echter niet en tot een rechtszaak is het nooit gekomen.

Abarov vertrok naar Moskou, waar hij zijn vak van acteur weer oppakte. Ook als zanger is hij actief (u kunt hem hier [linkje werkt niet meer] horen). Of onderstaande foto in de flat van Chardzjiëv is gemaakt, weet ik niet.

Hoe ik oplichter Boris Abarov leerde kennen en met kalasjnikovs in de trein zat - 2

(Eerste publicatie: 12-10-2011)

download (3).jpg

Zo arriveerden Boris Abarov en Felix Kaplan, verkleed als Sovjet-soldaten, mét kalasjnikov over de schouder, in Antwerpen. De paus werd rond die dagen ook in de stad verwacht en de autoriteiten waren daardoor wat zenuwachtig. Voor de zekerheid liep een agent in burger mee, wat wel handig bleek. We hadden nog geen twee stappen gezet of daar stopte een politie-auto. Twee agenten sprongen naar buiten, maar werden door onze stille gerustgesteld.

Het effect van twee Sovjet-soldaten in de straten bleek boven verwachting, net als bij eerdere  opnames in Nederland. Of het nu op de lapjesmarkt in Utrecht was of op het Zeeuwse strand, hun verhaal ging er in als koek. Ze waren, zo vertelden Boris en Felix bereidwillig, na een legeroefening in Oost-Berlijn per ongeluk op de trein naar West-Berlijn gestapt en vandaar verder gereden, en nu maakten ze van de gelegenheid gebruik om maar eens een beetje rond te kijken. Vragen als (in Zeeland): “Kunnen er duikboten onder die dam door?” werden vriendelijk beantwoord. Dat ze redelijk Nederlands spraken, zelfs dat zorgde niet voor argwaan. “Ja, dat hebben ze natuurlijk in het Russische leger, prima taallessen”, hoorde ik iemand zeggen. Alleen bij de marinehaven in Den Helder – ik was er niet bij die dag - daar ging het mis. De alerte politie pakte de VPRO-ploeg op, waaraan door De Telegraaf nog een berichtje werd gewijd.

In Antwerpen werd het opeens pijnlijk. Een vrouw van een jaar of zeventig stapte op onze vrienden af. Het bleek een Russin. Mogelijk was zij in de oorlog in Duitsland beland en daarna met een Belgische dwangarbeider getrouwd. Hoe dan ook, de vrouw raakte hevig ontroerd bij het zien van haar ‘landgenoten’ in Sovjetuniform. Ze smeekte hen om mee te komen voor een kopje thee. Ik weet niet meer hoe we – het klinkt onvriendelijk – van haar af zijn gekomen, maar we waren er allemaal een beetje ontdaan van.

Het doel van de verkleedpartij was serieus: radiomaker Philippe Scheltema wilde achterhalen hoe vijandig of niet-vijandig de Nederlandse/Belgische man-in-de-straat stond tegenover het Oostblok, en dan met name tegenover de USSR. Dat bleek vooral niet-vijandig te zijn. Of het door de uniformen kwam of niet, vooral werd door de omstanders de rol van Rusland in de Tweede Wereldoorlog benadrukt. Het krediet dat de Sovjetunie daarmee had opgebouwd, bleek veertig jaar later nog lang niet opgesoupeerd.

Helaas kan ik me de diverse reacties niet meer gedetailleerd herinneren. Ik ga bij de VPRO eens informeren wat er in de archieven nog is terug te vinden van de avonturen van soldaat Boris en soldaat Felix. Dat moet een mooi tijdbeeld opleveren. Wat ik me nog wel kan herinneren is de slotzin van een bedankbriefje dat ik schreef aan de behulpzame politie van Hilversum, die ons een vergunning voor het wapenvervoer had verstrekt: “Volgend jaar hopen wij met een T34-tank voor de poorten van Den Briel te verschijnen. Mogen wij dan weer op uw hulp rekenen?”

Boris Abarov en Felix Kaplan verdwenen van mijn radar. Abarov kwam plots weer bovendrijven, toen ik in 1999 het boek Meesters, marodeurs - De lotgevallen van de collectie Chardzjiëv van Hella Rottenberg las. Zij noemt hem daarin een Russische schelm, een kleine mafioso, die geen last heeft van zijn geweten.

Hier deel 1 en deel 3.

Hoe ik oplichter Boris Abarov leerde kennen en met kalasjnikovs in de trein zat - 1

(Eerste publicatie: 9-10-2011)

Bent u wel eens met twee kalasjnikovs in uw tas de trein ingestapt? Ik wel.

Dat zat zo. Het was 1985 en ik werkte als freelancer bij de VPRO radio. Onder leiding van Philippe Scheltema maakte ik, samen ook met Joanka Prakken, een half uurtje radio. Ons programma heette Euroburo, een knipoog naar het in die tijd nog veelgehoorde woord politburo. Euroburo ging over Oost-Europa en moest – zo zag Philippe Scheltema dat -  een bijdrage leveren aan de ontspanning tussen Oost en West.

Nederland ging, wat de Sovjetunie betrof, volgens Philippe gebukt onder een grimmig vijandsbeeld. Om daar wat aan te kunnen doen, moest je eerst dat beeld duidelijk naar boven krijgen. Daar had Philippe het volgende op gevonden: je stuurt twee Russische emigranten de straat op verkleed als Sovjet-soldaten en registreert de reacties van de voorbijgangers.

Een mooi plan. De emigranten waren snel gevonden (toneelregisseur Boris Abarov en tennisleraar/schrijver Felix Kaplan) en ook het uniform was geen probleem. Maar er ontbrak nog iets. Kalasjnikovs! Twee Sovjet-soldaten in een winkelstraat met een kalasjnikov over de schouder, dan zou je de mensen pas echt aan het praten krijgen! Waar we die dingen vandaan hebben gehaald, weet ik niet meer, maar op een gegeven moment stonden er bij de VPRO twee kalasjnikovs in de kast. Ik zeg het maar meteen: namaak, maar wel zo gelijkend op echte dat we er een politievergunning voor moesten aanvragen. Je kon er niet mee schieten, maar wel mee dreigen.

De opnames waren steeds op zaterdag. Ik nam dan de wapens op vrijdag mee naar huis, om daarmee de volgende ochtend richting verzamelpunt te reizen. En zo zat ik op een mooie ochtend in de trein van Utrecht CS naar Amsterdam Amstel, met in mijn groene sporttas twee echte namaak-kalasjnikovs. Op Amstel verzamelden we, we gingen die dag met Felix en Boris straatopnames maken in Antwerpen.

Philippe Scheltema, Boris Abarov, Felix Kaplan, ondergetekende

Philippe Scheltema, Boris Abarov, Felix Kaplan, ondergetekende

Hier deel 2 en deel 3.

Jasnaja Poljana-prijs voor Iskander en Katishonok

(Eerste publicatie: 4-10-2011)

Min of meer bij toeval, via de Face Book-pagina van collega Nicole de Boer, belandde ik op de site van tv-zender Kultura. Het berichtje dat ik daar las, maakte dat mijn dag al niet meer stuk kan: Fazil Iskander en Elena Katishonok zijn onderscheiden met de Jasnaja Poljana-prijs.

Iskander, mijn literaire held uit de jaren negentig, Katishonok mijn ontdekking van dit jaar. Wat leuk om die twee zo samen in de schijnwerpers geplaatst te zien.

Fazil Iskander (Soechoemi, 1929) werd in de categorie Moderne Klassieken onderscheiden voor zijn verhalencyclus Sandro iz Tsjegema (Sandro uit Tsjegem). De verhalen vormen samen een prachtige schelmenroman, die zich grotendeels afspeelt op het Abchazische platteland. De mengeling van folklore, humor, liefde en bitterheid (de rampen van de twintigste eeuw gaan niet aan Tsjegem voorbij) is onweerstaanbaar.

Een aantal verhalen uit de Tsjegem-cyclus heb ik vertaald. Ik ging ermee langs talloze uitgevers en vond uiteindelijk een gewillig, zij het voorzichtig, oor bij De Geus in Breda. Eén verhaal, dat wilden ze wel proberen. Zou dat aanslaan, dan stond de deur open voor meer. Zo belandde Tali, het wonder van Tsjegem in de Nederlandse boekwinkels.

Ik ging in Moskou bij Iskander op bezoek om hem de vertaling aan te bieden. Hij zette zijn handtekening in vijf exemplaren, die vervolgens bij boekwinkel Pegagus in Amsterdam in de winkel kwamen te liggen. Een wat naïeve poging van mij om de verkoopcijfers op te krikken. Als iemand zo’n vertaling-met-handtekening heeft liggen, kijk eens goed op de omslag: op een paar exemplaren moeten vaag wat jamvlekken zitten, van de eettafel van Iskander.

Het is bij die ene vertaling gebleven en ik zette een punt achter mijn pogingen om Sandro uit Tsjegem naar Nederland te halen.

En dan Elena Katishonok , onderscheiden in de categorie XXIste Eeuw voor haar Zhili-byli starik so staroechoi (Er leefden eens een oude man en een oude vrouw). Over deze majestueuze familiekroniek schreef ik eerder dit jaar, en ook twee andere boeken van haar kwamen aan bod (hier en hier). Dit moet vertaald worden!, dacht ik steeds tijdens het lezen. Maar ik begin er niet meer aan.

(De literaire prijs Jasnaja Poljana, genoemd naar het landgoed van Lev Tolstoj, bestaat sinds 2003. Ze wordt uitgereikt aan schrijvers van wie het werk gericht is op “humanistische en morele waarden in de bedding van de tradities van de klassieke Russische literatuur en het werk van Lev Tolstoj”.)

De weggemoffelde vliegtuigramp met het voetbalelftal van Pachtakor

(Eerste publicatie: 1-10-2011)

Op 7 september van dit jaar verongelukte het complete eerste ijshockeyteam van Lokomotiv uit Jaroslavl. Twee dagen later was ik in de stad – een verblijf dat al gepland stond. Het verdriet van de stad maakte grote indruk op me. Ik schreef er hier over.

Een trouwe lezeres reageerde met een linkje naar een documentaire, getiteld: Taina gibeli Pachtakora, vrij vertaald: Het geheim van de ramp met Pachtakor. Er sprong een klein luikje open in mijn geheugen. Veel kwam er niet door naar buiten, maar de documentaire vulde dat snel aan. Met verbazing zat ik te kijken: hoe is het mogelijk dat een dergelijke ramp voor de buitenwereld vrijwel verborgen kon worden gehouden? Andere omgekomen sportteams (Torino, Manchester United, Lokomotiv Jaroslavl – om er een paar te noemen) verwierven meteen een (wrange) heldenstatus, tot troost – neem ik aan – van de nabestaanden. De familie van de voetballers van Pachtakor is die troost jarenlang onthouden – met dank aan het humane Sovjet-regime. 


Op 11 augustus 1979 vliegt het elftal van Pachtakor uit Tasjkent naar Minsk, waar twee dagen later de competitiewedstrijd tegen het lokale Dinamo op het programma staat. Pachtakor heeft een veelbelovend team, is de trots van Oezbekistan en heeft in Michail An, aanvoerder van Jong USSR, een groot talent in de gelederen. Boven Dnjeprodzerzjinsk in de Oekraïene botst het toestel op meer dan 8 kilometer hoogte op een ander burgertoestel. Uiteraard zijn er geen overlevenden.

Pas een volle week later maakt de centrale pers melding van het ongeluk, en nog slechts indirect. Sovetski Sport wijdt onder het kopje Afscheid van kameraden een paar gortdroge regels aan de begrafenis van het team, “omgekomen bij een vliegtuigongeluk”. Het zijn de beelden van die begrafenis (vanaf 35.15), afkomstig uit een privé-archief, die me het meest verbazen in de documentaire. Er is, zo blijkt, in Tasjkent massaal afscheid genomen van het team. Omdat over ongelukken in de USSR niet werd bericht, bleef ook de begrafenis buiten het officiële beeld. Uiteindelijk moest er wel íets worden bericht (zie het stukje in Sovetski Sport), want tja, een verdwenen voetbalteam uit de hoogste afdeling, dat gaat opvallen.

De nabestaanden die aan het woord komen, zijn verbitterd. Ze kregen een overlijdensakte waarop stond dat het ongeluk “buiten het werk” had plaatsgevonden, terwijl de spelers op weg waren naar Minsk voor een officiële competitiewedstrijd. Bovendien is het grootste deel van het dossier over de strafzaak niet openbaar. Nog altijd zijn de nabestaanden op zoek naar ‘de waarheid’. Wat was de oorzaak van het ongeluk?

De documentaire wijst – in de beste Russische tradities – uitgebreid op allerlei theorieën en geruchten. De situatie in het luchtruim zou onoverzichtelijk zijn geweest vanwege een vlucht van secretaris-generaal Brezjnev, die voorrang moest krijgen. Het toestel zou uit de lucht zijn geschoten tijdens een militaire oefening. Uiteindelijk blijft maar één versie overeind: een fout van de luchtverkeersleiding.

Begin jaren tachtig was ik in Tasjkent. Ik hield me in die jaren al redelijk intensief bezig met de USSR/Rusland en ook met voetbal. Het is geen seconde bij me opgekomen om de begraafplaats te bezoeken of een kijkje te gaan nemen bij het stadion. Het was nog maar een paar jaar na het ongeluk, maar de link Tasjkent – Pachtakor, met het bijbehorende drama, heb ik toen niet gelegd.

Het ongeluk van Pachtakor wordt al lang niet meer verzwegen. Hieronder een lied ter ere van het team, met beelden van de begraafplaats en ook van het Russisch elftal (nog onder leiding van Guus Hiddink) dat een minuut stilte in acht neemt. [Het filmpje heb ik nog niet teruggevonden.]

VITSJ van Vsevolod Benigsen: een knuppel in het hok van dissidenten en liberalen.

(Eerste publicatie: 26-9-2011)

Vorig jaar schreef ik een lovend stukje over Genatsid, het prozadebuut van Vsevolod Benigsen. Ik las daarna nog Rajad, zijn volgende boek, wat me niet kon boeien. Ik besloot Benigsen links te laten liggen. Tot zijn naam opdook in een aantal bozige artikelen – waarop Benigsen reageerde - en er zelfs een rondetafel aan hem (en aan het boek Zelenyi sjater van Ljoedmila Oelitskaja) werd gewijd. Aanleiding voor die reuring was Benigsens nieuwe boek VITSJ (ВИТЧ). Ik besloot ook dat dan nog maar te lezen.

Benigsen neemt in VITSJ de dissidenten uit de jaren zeventig op de hak. Een aantal van hen mag vertrekken naar Duitsland. Het blijkt een opzetje van de KGB. Het vliegtuig brengt de groep naar een gesloten stad in de USSR, waar ze, volledig geïsoleerd, simpele baantjes en woonruimte krijgen. Ze mogen verder doen en laten wat ze willen: boeken schrijven, schilderen, een krant uitbrengen, tot de buitenwereld dringt het toch niet door.

De dissidenten blijken een zielig stelletje egoïsten. Dommig principieel hebben ze zich jarenlang vastgebeten in hun strijd tegen een verderfelijk regime. Nu ze in een vacuüm zijn beland, richten ze hun pijlen vooral op elkaar. Erger nog wordt het, wanneer midden jaren tachtig de teugels worden gevierd. De groep ervaart dat als een belediging en eist binnen de gesloten stad een strenger regime. Wanneer de USSR ophoudt te bestaan en iedereen mag vertrekken, nemen de nog in leven zijnde dissidenten de bewaking over. Ze laten zich hun rol van vrijheidstrijders niet zo maar afnemen!

 Benigsen gaat nog iets verder. De dissidenten waren dragers van het Immunodeficiëntie Virus van een Talentvol Mens, ВИТЧ in de Russische afkorting, wat maar één letter scheelt met de Russische afkorting (ВИЧ) voor HIV. Dragers van dat virus zakken creatief en artistiek weg in grijzige impotentie. Ze verliezen zich in een strijd tegen de machthebbers, terwijl ze zich beter zouden kunnen bezighouden met hun eigenlijke ‘opdracht’: schrijven, schilderen, enzovoort. Via de dissidenten uit de jaren zeventig heeft dat virus zich in Rusland kunnen verspreiden onder de rest van de intelligentsia, die daar bepaald nog niet van genezen is.

Tja, als je zoiets opschrijft in Rusland, krijg je gedonder. Ik ga hier niet die hele discussie samenvatten. Ik lees literatuur om ontroerd te worden, niet om meegezogen te worden in een kampenstrijd over de positieve en negatieve aspecten van de dissidentenbeweging in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Ik beperk me tot Benigsens verdediging. Volgens hem zijn de liberalen van nu, die zich zien als erfgenamen van de dissidenten en zijn boek afbranden, net zo onbuigzaam en ineffectief als de dissidenten indertijd. Hun manier van denken is typisch Sovjet: niet tot compromissen in staat. (Volgens mij is dat typisch Russisch, maar laat u mij er alstublieft buiten.)

Benigsen: “Ik heb niet geschreven over kunstenaars als de uit de USSR verjaagde Vojnovitsj of Ljoebimov, die zijn staatsburgerschap verloor – die dachten juist buiten de Sovjet/anti-Sovjet-sjablonen om – maar over diegenen die in plaats van scheppend bezig te zijn, hun van god gegeven gave (als die er was) opofferden voor een strijd met de macht.”

Leest u Genatsid en laat de rest van Benigsen maar zitten, tenzij u met een studie over dissidenten bezig bent, natuurlijk. 

Het sportmuseum in het Moskouse Loezjniki stadion - terug naar de USSR

(Eerste publicatie: 17-9-2011)

Het staat niet op de lijst van Moskouse topattracties en daar zie ik het in de nabije toekomst ook niet op verschijnen, maar ik heb me er toch vermaakt: het sportmuseum in het immense Loezjiniki stadion. U ziet het hier links van Lenin, die een beetje boos staat te wezen. Het stadion was vroeger naar hém vernoemd…

 

Het was even zoeken naar de ingang. Duister halletje in, trappetjes op, aanbellen bij een smalle voordeur, en net toen ik dacht: dit wordt niks vandaag, hoorde ik wat geschuifel en daar deed een vriendelijk dame de deur van het slot. Ja hoor, het museum was hier, en komt u binnen. Over betalen werd niet gesproken, terwijl de website van het museum toch duidelijk 100 roebel noemde voor een kaartje (250 roebel als je buitenlander bent).

Het werd een kleine reis terug in de tijd: een Sovjet-museum, waar de laatste twintig jaar niets was veranderd; een sportmuseum in het belangrijkste stadion van het land, en geen bewegend beeld te zien. Wel rijen vitrines en een boel prachtige trofeeën, bijna alles helaas achter glas, wat fotograferen lastig maakte.

Ik besloot op zoek te gaan naar Nederlandse sporen. Ik vond er twee. Deze speldjes, van een schaatsinterland USSR-Nederland. Er staat geen jaartal op, maar enige research (niet erg diepgravend) leverde op: 1976, Assen (waardoor er dus eigenlijk Nederland-USSR zou moeten staan).

In de allerlaatste vitrine zag ik een molentje en dacht: raak! En inderdaad, met het embleem van de KNVB erop kwam dit onmiskenbaar uit Nederland. Maar wat was de aanleiding voor dit schitterende cadeau? Het Russische kaartje in de vitrine gaf geen uitsluitsel, daar stond (de KNVB moet het de museumdirectie maar niet kwalijk nemen): GESCHENK VAN DE NEDERLANDSE KONINKLIJKE VOETBAL CLUB, MOSKOU 1964. Wat was er in 1964? In elke geval geen interland tussen de twee landen. Wel bestond de voetbalbond van de USSR 40 jaar. Zou er een KNVB-delegatie op het feestje zijn geweest?   

En dan nu een quizvraag: welk land won in 1980 in Moskou het Olympisch hockeytoernooi bij de dames? Nee, dat weet u niet meer. Het was Zimbabwe. Dat zag ik buiten, toen ik een rondje liep om het stadion. Op de zuilen staan alle olympische kampioenen van 1980. Hier geen enkel Nederlands spoor, het zilver van Gerard Nijboer op de marathon was dat jaar onze beste prestatie. Waarbij dient te worden aangetekend dat Nederland geen hockeyteams had afgevaardigd. De dames van Zimbabwe zagen hun kans schoon. 

Bij de winnaars van het goud bij het dameshandbal zag ik de mooiste naam staan die ik tijdens deze reis in Rusland ben tegengekomen: Aldona Nenenene. Waarna ik met een tevreden gevoel de metro opzocht.

Update: NOS-collega Ayolt Kloosterbroer informeerde bij sporthistoricus Jurryt van de Vooren naar de achtergrond van het KNVB-molentje. Het antwoord volgde in een ommezien. Jong Oranje speelde in 1964 enkele oefenwedstrijden in de USSR, het zal toen zijn als cadeautje zijn overhandigd aan de collega's van de Sovjet-voetbalbond. Jurryt stuurde bijgaand kranteknipseltje mee.

De straatnaambordjes aan de Tsjechovstraat in Jaroslavl - Rusland is leuker dan Nederland.

(Eerste publicatie: 21-9-2011)

Ik ben door de Tsjechovstraat in Jaroslavl gelopen en heb er alle straatnaambordjes met huisnummer gefotografeerd. 

Begonnen ben ik aan de even zijde, bij de laagste nummers. Aan het einde van de straat ben ik overgestoken en vervolgens ben ik teruggelopen aan de oneven zijde. Sommige nummers heb ik niet gevonden. Of de straatnaam ontbrak. Beide kwam ook voor:

De belangrijkste conclusie na deze fotowandeltocht: Rusland is leuker dan Nederland. (Probeer zo’n reeks in Nederland te fotograferen – gaat niet lukken.)

Ik vermeld nog dat ik me aan beide zijden beperkt heb tot de straatkant. Russische adressen gaan vaak nog een stukje de ‘diepte’ in. Er staan dan nog flatgebouwen verder van de straat af, achter de voorste rij huizen, die dan ook nog aan de (in dit geval) Tsjechovstraat liggen. Ongetwijfeld had ik daar nog veel meer bordjes kunnen fotograferen (Ul.Tsjechova 29A/Korpoes B, enzovoort), maar je moet een keer van ophouden weten.

In alle bescheidenheid vind ik verder dat we hier te maken hebben met een kunstobject. Verheffend, ontregelend en – over het ontbreken van enkele nummers – less is more, het zijn slechts enkele termen die komen bovendrijven bij het bekijken van de straatnaambordjes aan de Tsjechovstraat in Jaroslavl.

Volgend jaar ga ik naar Kazan.