literatuur

Lezend (tevergeefs) op zoek naar geborgenheid bij Nino Haratischwili en Vasili Sjoeksjin.

————————

Nino Haratischwili

Boeken in tijden van corona. Terwijl – ik overdrijf – de pest door de straten waart, zit je onder de schemerlamp en sla je de bladzijden om, op zoek naar een beetje geborgenheid. Dan kom het slecht uit dat je juist een boek in handen hebt dat gaat over ontheemding en geweld (Nino Haratischwili) of waarin een van je favoriete schrijvers (Vasili Sjoeksjin) deels van zijn voetstuk valt. 

In 2003 wordt een Russische officier veroordeeld wegens oorlogsmisdaden in Tsjetsjenië: Joeri Boedanov wordt schuldig bevonden aan de ontvoering van en de moord op een Tsjetsjeens meisje. De geweldsdaad in het bergdorpje, tijdens de Eerste Tsjetsjeense Oorlog, staat centraal in De kat en de generaal, de tweede roman van de in Duitsland wonende Georgische Nino Haratischwili. Van het boek verscheen eind vorig jaar een Nederlandse vertaling.

De jaren negentig van de vorige eeuw vormen het decor. In een wijd uitwaaierend verhaal schrijft Haratischwili over de ontheemding en ontwrichting, van mens en maatschappij, in delen van de voormalige USSR, en ook in de emigrantengemeenschap in Duitsland. De grootste ontwrichting (als je die ‘vriendelijke’ term mag gebruiken voor een oorlog) vindt plaats in Tsjetsjenië. In het boek komen de daders en getuigen van de moord op de Tstetsjeense Noera niet meer los van het geweld. Ze dragen het met zich mee, ook nadat de oorlog al is afgelopen, en gaan er uiteindelijk zelf aan ten onder.

De zachtmoedige Aleksandr Orlov gaat tegen zijn wil het leger in (hij moet de familietraditie in ere houden) en komt er zwaar beschadigd uit. Meedogenloos bouwt hij daarna een zakenimperium op, wat hem de mogelijkheid biedt om op zoek te gaan naar rechtvaardigheid voor de nabestaanden van Noera. Dat hij zelf betrokken was bij de moord op de Tsjetsjeense (lang blijft onduidelijk op wat voor manier), geeft zijn poging tot wiedergutmachung een extra laag. Een Duitse  onderzoeksjournalist zit hem ondertussen flink op de huid, met fatale gevolgen.   

De kat en de generaal is niet overal even positief ontvangen. Te belerend en te sentimenteel, zo oordeelde bijvoorbeeld NRC-Handelsblad. Zelf had ik wat moeite met het plot, dat gaandeweg minder geloofwaardig wordt. Haratischwili maakt dat echter meer dan goed met haar schetsen van bijvoorbeeld de emigrantengemeenschap in Duitsland, een verzameling van nostalgici die uit de tijd zijn gevallen. Wie weleens in die kringen verkeert, weet hoe treffend Haratischwili hier te werk is gegaan. Verder kan ik me zo gauw geen boek herinneren dat zo helder beschrijft wat er gebeurt met een samenleving, wanneer daar opeens onder iedereen het vloerkleed wordt weggetrokken, zoals dat de inwoners van de USSR overkwam. NRC-Handelsblad heeft het over “geschiedenislesjes” die door Haratischwili worden opgelepeld, een typering die zwaar overdreven is. Wie een idee wil krijgen van wat Rusland in het laatste decennium van de vorige eeuw is overkomen, beveel ik De kat en de generaal ten zeerste aan. De wonden zijn nog lang niet geheeld en vooral de ‘Tstsetsjeense zweer’ klopt onheilspellend verder. (Overigens werd Joeri Boedanov in 2011, twee jaar na zijn vervroegde vrijlating, in Moskou op straat vermoord.) 

Met enige aarzeling nam ik Sjoeksjin. Een eerlijke biografie (van Sergej Tepljakov) ter hand. Wist ik al niet voldoende over het gekwelde bestaan van een van mijn favoriete Sovjet-schrijvers? Over zijn gekmakende gevechten met de censuur, zijn strijd tegen de alcohol, zijn getormenteerde liefdesleven met vrouwen her en der, over zijn vroege dood op het moment dat hij niet alleen als schrijver, maar vooral ook als acteur en regisseur de weg naar het grote publiek had gevonden? Zijn succes hielp hem weinig bij zijn eeuwige getwijfel; of hij de filmwereld niet vaarwel moest zeggen en moest kiezen voor zijn schrijverschap. Kon hij niet beter weg uit Moskou om terug te keren naar zijn geboortedorp in de Altaj, om daar te schrijven, schrijven, schrijven? Sjoeksjin zat gevangen in schuldgevoel, tegenover zijn gezin dat hij verwaarloosde (als acteur/regisseur was hij voor opnames vaak wekenlang ver weg van huis), en tegenover ‘het Russische dorp’, zijn belangrijkste thema. Hij kaartte de problemen van de dorpen aan, maar deed dat wel vanuit de moderne, grote stad. Het voelde soms als verraad.

Maar tussen al dat bekende kwam ik ook wat nieuws tegen. Twee vrouwen met wie hij veel meer dan een vluchtige verhouding had, vertellen los van elkaar in duidelijke bewoordingen dat hij losse handen had en flink kon slaan. Huiselijk geweld en Sjoeksjin, de auteur van verhalen die overlopen van compassie en mededogen voor de ‘kleine’, kwetsbare mens … Het was wel al bekend (Tepljakov citeert uit eerder gepubliceerde gesprekken met beide vrouwen), maar  ik wist het niet en vond het ontluisterend om te lezen. Ik kan het niet rijmen met de kleur en toon van zijn verhalen.

Hier drie van die verhalen. Ik had de audioversie ooit op cassettebandjes en liep er met een walkman op mee door het huis. Díe versies heb ik niet kunnen vinden, maar deze mogen er ook zijn, vooral die van acteur Michail Oeljanov. Vanaf 16.19 leest hij bijvoorbeeld Osen (Herfst). (U kunt hier meelezen met de tekst.)

Het blijven prachtige verhalen, zoals Sjoeksjin er vele schreef. En ik zal me blijven herinneren hoe ik door die verhalen getroffen werd. En ook zal ik er best nog wel eens een paar herlezen, maar in mijn hoofd hebben ze nu wel een ongrijpbaar rafelrandje.

Een eerlijke biografie is een prima gids voor wie benieuwd is naar de mens achter de schrijver en filmmaker Vasili Sjoeksjin (1929-1974). Jammer voor mij is wel dat er relatief veel aandacht in besteed wordt aan Sjoeksjins werk als acteur en regisseur, terwijl hij voor mij in de allereerste plaats schrijver is. Ik kan me vergissen, maar ik denk ook dat Sjoeksjin uiteindelijk vooral als schrijver zal worden herinnerd.

——————-

Van een heel andere orde is het boek Оскорблённые чувства (Gekrenkte gevoelens) van Alisa Ganijeva. De in Dagestan geboren Ganijeva heeft in korte tijd een plekje veroverd in het Moskouse literaire establishment, als criticus, radio- en tv-presentator en ook als schrijver. De Engelse krant The Guardian gaf haar in 2015 een plaatsje op de lijst van dertig invloedrijkste Moskovieten jonger dan 30 jaar. Gekrenkte gevoelens is Ganijeva’s eerste boek zonder Kaukasisch kleurtje. Het speelt zich af in een Russische provinciestad, waar de lokale elite met touwtjes van corruptie aan elkaar vastzit. Iedereen heeft wel wát op z’n geweten en is daardoor kwetsbaar. En wanneer één jongedame, gekwetst in de liefde, voor verklikker gaat spelen, vallen de ambtenaren, directeuren en de kleine luyden om hen heen als dominostenen om.

Gekrenkte gevoelens is bedoeld als aanklacht tegen het regime van Poetin, las ik in een recensie, waarbij Ganijeva zich denkt te voegen bij Gogol en Saltykov-Sjtsjedrin – en daarbij te hoog grijpt. Dat is onzin, zo veel pretenties straalt het boek helemaal niet uit. Het is aangenaam verteerbare satire, een mengeling van een lichte detective met, vooruit, maatschappijkritiek. In de verte (heel in de verte) deed Gekrenkte gevoelens me denken aan Vladimir Vojnovitsj; soms even laconiek, maar lang niet zo scherp. Ik las het met plezier, en kwam zo even bij van Sjoeksjin en Haratischwili. (Hier nog een lezenswaardige recensie van de hand van Roman Sentsjin.)

Met weinig plezier daarentegen las ik Памяти, памяти / Pamyati, pamyati (ik weet niet hoe je dat moet vertalen) van Marija Stepanova. Uit de artikelen die ik erover las, meende ik al af te leiden dat het boek niet aan mij besteed zou zijn. Maar die artikelen waar tegelijkertijd zo lovend, dat ik dacht: laat ik het toch maar proberen. Pamyati, pamyati gaat deels over de geschiedenis van Stepanova’s familie, maar vooral over de manier waar op het menselijk geheugen werkt. Het is veel meer een filosofisch traktaat dan een familieroman. “De geschiedenis is lek geraakt, het geheugen stroomt naar buiten, en wat we daarmee nu moeten, is aan onszelf om te beslissen”, aldus een recensie van Radio Svoboda, geciteerd op de achterflap. En volgens een tweede recensie voegt Pamyati, pamyati de pre-revolutionaire cultuur, de Sovjet- en joodse wereld samen in het lot van één familie. Ik heb het er niet uit gehaald en heb het boek na 150 pagina’s (van 400) weggelegd.

—————-

Mooie boeken: Aksjonov (twee keer), Karel van het Reve, en hoe MI6 de KGB voor schut zette.

———————-

Vorig jaar verbleef ik een paar dagen in Kazan, aan de Wolga. Ik wist dat er een klein museum was, gewijd aan de schrijver Vasili Aksjonov, in het huis waar hij in de jaren 1938-1948 had gewoond. Maar ik had nog nooit iets van hem gelezen, dus nou ja, wat had ik daar te zoeken… Ik liet het museum links liggen, en daar heb ik nu spijt van. Ik las inmiddels een aantal van zijn verhalen en andere werken, verzameld in een stevige bundel met de titel Звездный билет (naar een van zijn bekendste novelles) en vond het – deels – fascinerend. De complete bundel lezen (bijna 1100 pagina’s) is voor een eerste kennismaking met Aksjonov niet nodig; ik raad in elk geval de eerste twee verhalen van de bundel aan, Коллеги/Kollegi uit 1959 en Звездный билет/Zvjozdny bilet uit 1961, en het laatste, Скажи изюм/Skazji izjoem uit 1983. (De drie titels zijn ook los te vinden.)

Het is intrigerend om te zien hoe Aksjonov (1932-2009) in die eerste twee verhalen binnen de ideologische Sovjet-lijntjes kleurt, maar daarbij toch voldoende ‘wrijving’ weet op te roepen. Op een – naar de maatstaven van nu gemeten – zeer brave manier schets hij hét thema van zijn jonge jaren: een generatie die volwassen wordt in het post-Stalintijdperk, tijdens de zogeheten dooi, en op zoek is naar de zin van het bestaan. Is dat het streven naar persoonlijk geluk? Het nastreven van de grote, zuivere Sovjet-idealen? Of kan dat beide tegelijkertijd? Het is een teken van gedegen schrijverschap dat Aksjonov die vraagstukken met een boeiend plot weet op te dienen, zonder dat de lezer van nu afhaakt, geërgerd door alle ideologische ballast. Daarbij helpt het wel, wanneer die lezer enige weet heeft van de maatschappelijke en historische context van toen; je moet verder kunnen kijken dan het verhaal zelf –  Sovjetlezers deden dat van nature.     

Aksjonov schrijft met alle oprechtheid over zijn eigen generatie, en dat maakt zijn vroege werk zo boeiend. “De samenleving maakte zich los uit de modder en Stalins verschrikkingen en Aksjonov was de belangrijkste stilist van al die veranderingen”, schreef de Literatoernaja Gazeta naar aanleiding van zijn 75ste verjaardag.

De vroeger jaren zestig staan bekend als een periode van hoop en optimisme, maar de  aanhoudende communistische retoriek kan veel van Aksjonovs leeftijdgenoten, en een aantal van zijn personages, al niet meer inspireren. Zelf keert hij zich gaandeweg af van de toch weer steeds strakkere officiële lijn en wanneer in de tweede helft van de jaren zestig de duimschroeven echt worden aangedraaid, met onder meer processen tegen dissidenten, belandt hij als vanzelf in het kamp van het ‘verzet’. In Скажи изюм beschrijft hij een onderdeel van die strijd. Hij voert een groep fotografen ten tonele, die in eigen beheer, buiten de censuur om, een album willen publiceren. Het kat-en-muisspel met de KGB, de verhoudingen tussen de fotografen onderling en de sfeer binnen de intellectuele underground van eind jaren zeventig worden pakkend en met humor beschreven. Jammer alleen dat het verhaal gaandeweg iets te absurdistisch wordt. Скажи изюм is een sleutelroman en geeft indirect de gebeurtenissen weer rond de literaire almanak Metropol. De betrokkenheid bij die almanak kostte Aksjonov uiteindelijk zijn staatsburgerschap, dat hem in 1980 werd ontnomen terwijl hij in de VS verbleef. Tien jaar later kreeg hij het weer terug.

—————————

Tijdens zijn jaren in Amerika gaf Aksjonov aan enkele universiteiten colleges over Russische literatuur. Een aantal van die colleges verscheen afgelopen jaar in de bundel Лекции по русской литературе/Lektsii po roesskoj literatoerje, een zeer prettig leesbaar boek, dat je – aan de hand van een ingewijde – meeneemt naar het literaire Rusland van de jaren zestig. Aksjonov is een gouden bron, die met ‘hoorbaar’ plezier vertelt over de ontwikkelingen die hij mede gestalte gaf. En weer zijn daar die jaren van hoop, met de spannende boeken die verschenen, de Westerse muziek (jazz!, Yves Montand!) en kunst (Picasso!) die opeens, zij het mondjesmaat, toegankelijk werden voor de jonge generatie. Tal van schrijvers komen aan bod, met velen was Aksjonov bevriend, met velen hoopte hij op echt betere tijden. Mooi zijn de ironische, maar niet onvriendelijke portretten die hij schetst van de dichters Jevtoesjenko en Vosnesenski, die de status kregen van popsterren, maar te lang bleven hangen in hun rol van ‘angry young men’. Solzjenitsyn, de dorpsschrijvers, de literaire tijdschriften, ze komen allemaal aan bod, net als de strijd tegen de grijze bureaucraten van de Schrijversbond en de hogere apparatsjiki binnen de partij. Die strijd wordt uiteindelijk verloren, ook door Aksjonov.

———————

Het is ook in die jaren zestig dat een jonge medewerker van de KGB gedesillusioneerd raakt, zijn geloof in de communistische idealen verliest en zich ‘bekeert’ tot de Westerse normen en waarden: Oleg Gordievsky. Hij werkt zich op tot ‘rezident’ in Londen, de hoogste KGB-post in de Engelse hoofdstad, maar is dan allang dubbelspion. Jarenlang speelt hij informatie door aan de Engelsen, die waardevoller wordt naarmate hij stijgt in de rangen. Gordievsky wordt verraden door een CIA-medewerker en wordt teruggeroepen naar Moskou. Het net sluit zich, maar onder de ogen van de KGB ziet hij nog net kans MI6 te waarschuwen (door met een westers boodschappentasje bij een bakkerij te gaan staan – een jaren eerder afgesproken teken). Een ook al jaren eerder bedacht ontsnappingsplan wordt in werking gezet… Ik heb niks met thrillers en spionageboeken, maar dit is een geval apart. Een geweldig verhaal.

———————-

Is het nodig om een boek van Karel van het Reve aan te bevelen? Voor mijn generatiegenoten die de Sovjetunie hebben meegemaakt, beslist niet, maar hoe zit dat met de jeugd van tegenwoordig? In Karel van het Reve voor gevorderden zijn uiteenlopende stukken van de Leidse professor samengevoegd: lofzangen op Willem Elsschot en Toergenev, de beroemde Huizinga-lezing van 1978 waarin hij de literatuurwetenschap fileert, monkelende schimpscheuten aan het adres van Freud en Dostojevski en schetsen uit zijn tijd als correspondent in Moskou. Uiteraard zijn het vooral zijn ‘Russische’ teksten die mij aanspreken. “’s Middags een pakje verstuurd. Het pakjespostkantoor in Moskou is minstens zo interessant als de grote Landbouwtentoonstelling, waar ik trouwens nooit ben geweest.” Waarna een sublieme beschrijving volgt van de wijze waarop hij een pakje naar Amsterdam verstuurd krijgt, waarbij door de kordate juffrouw achter het loket bruine lak, een laken en een naaimachine worden ingezet. Van het Reve leerde in Moskou Andrej Amalrik kennen en bouwde met de jonge dissident een bijzondere relatie op. Het hoofdstuk over hem raakte me flink, mede doordat ik Amalrik een tijdje heb meegemaakt – al was dat zeer oppervlakkig – tijdens diens verblijf in Utrecht. Amalrik komt in Spanje bij een auto-ongeluk om het leven. Van het Reve beschrijft een mortuarium in Madrid, met vele dodenkamers. “Op elke deur hangt een kaartje met de naam van de dode. Daar heb ik Andrej voor het laatst gezien. Zijn naam was de Spanjaarden kennelijk te moeilijk. Er stond alleen maar ‘ruso’. “

Volgens mij is dit boek helemaal niet bestemd voor ‘gevorderden’. De titel zou moeten luiden: Karel van het Reve voor beginners. Jongelui, op naar de boekhandel!

————————            

Stagnerend Rusland, opstand in Norilsk, heimwee naar Leningrad – drie boeken.

—————————

Arnout Brouwers maakte onlangs in de Volkskrant, in een artikel over de ‘nieuwe’ Ruslandstrategie van minister Blok, gewag van een veelal westers gerichte bevolking in Rusland, “die – los van de greep van het Kremlin – het land ingrijpend aan het veranderen is”. Vladimir Inozemtsev zal dat, getuige de sombere analyse in zijn boek Nesovremennaja strana (Niet-modern land) een veel te optimistische bewering vinden. 

Econoom en politicoloog Inozemtsev windt er, in heldere en bedachtzame taal, geen doekjes om: het niet-moderne Rusland raakt technologisch en economisch hopeloos achterop en is in een tijd van globalisering steeds minder bij machte om te concurreren. Rusland, vervuld van revanchisme en heimwee naar het verloren Sovjet-imperium, zit vastgepind in de groep van verliezers. De schuldige (Inozemtsev spreekt in dit verband van landverraad) is een elite, die zich niet verantwoordelijk voelt voor de staat (государство), maar die de staat gebruikt als verdienmodel. Die elite, niet geïnteresseerd in de ontwikkeling van een kennis-economie, zet onvoldoende in op innovatie en isoleert zich van de buitenwereld. Ze is slechts bezig met de verdeling van de overvloedige opbrengsten uit grondstoffen en heeft geen enkele baat bij verandering. Stabiliteit is het toverwoord en wat dat betreft kunnen de machthebbers en hun trawanten, aldus Inozemtsev, rustig slapen.

Kenmerkend voor een moderne maatschappij is, nog steeds volgens Inozemtsev, een effectieve interactie tussen overheid en individu, en ook op dat gebied blijft Rusland achter. De Russische burger beschikt niet over kanalen om de machthebbers onder druk te zetten. Problemen worden opgelost middels corruptie en connecties. Vakbonden hebben geen invloed, politieke partijen zijn lege hulzen. Georganiseerde protestacties zijn schaars en hebben nauwelijks effect. Inozemtsev spreekt in dit verband van een geatomiseerde, individualistische samenleving. Een opvallende diagnose (‘individualistisch’ is een etiket dat meestal juist, en zeker door Rusland, op het Westen wordt geplakt), maar eentje die de spijker op de kop slaat. 

Een uitgebreide Russische bespreking van Inozemtsevs boek vindt u hier.

———————

Van een heel andere orde, geschreven in wat minder toegankelijk Russisch, is Vosstanie (Opstand) van journalist/schrijver Nikolaj Kononov. Daarin wordt het loodzware levenspad beschreven van Sergej Solovjov, een van de leiders van de befaamde opstand van gevangenen in Norilsk in 1953. Solovjov liet bij zijn overlijden in 2009 nauwelijks documenten na en had zich eerder ook slechts mondjesmaat uitgelaten over zijn verleden. Kononov maakte gebruik van memoires van anderen en kreeg ook hulp van Memorial, de onvolprezen organisatie die de schijnwerpers op de Stalin-terreur gericht blijft houden. Kononov hanteert een vrij ongebruikelijk procedé: hij verplaatst zich in Solovjov en schrijft in de ik-persoon. Solovjov raakt in de Tweede Wereldoorlog krijgsgevangen, sluit zich aan bij het Russisch Bevrijdingsleger van generaal Vlasov, weigert mee te doen aan acties tegen partizanen, belandt in concentratiekamp Natzweiler, ontsnapt, leeft na de oorlog enkele jaren in Charleroi, keert terug naar de USSR in de ijdele hoop zijn familie terug te zien, wordt in 1949 voor zijn desertie veroordeeld tot 25 jaar kamp, is een van de aanstichters van de mislukte opstand in Norilsk, belandt in Kolyma, waar een vluchtpoging mislukt; nadat hij zich met twee maten maanden heeft schuilgehouden in oude mijnschachten, wordt hij gepakt. In 1955 wordt hij opnieuw tot 25 jaar veroordeeld, en die straf zit hij uit. Zo ver gaat Kononov in zijn boek (aangeduid als ‘documentaire roman’) niet mee met Solovjov; hij zet een punt na diens mislukte vluchtpoging in Kolyma. Vosstanie staat op de korte lijst van de literaire premie NOS.

Een bespreking van Kononovs boek vindt u hier, een interview met de schrijver hier.

———————-

Wie twijfels zet bij het nut van culturele en wetenschappelijke contacten met Rusland, dient onverwijld het zeer prettig leesbare Van Leningrad naar Sint-Petersburg. Nederlandse herinneringen aan een wonderlijke stad aan te schaffen. Onder redactie van Arthur Langeveld en Wil van den Bercken (die beiden ook een bijdrage leverden) schrijven enkele vooraanstaande Ruslandkenners over de tijd die zij, steeds in het kader van wetenschappelijke of culturele contacten, doorbrachten in Ruslands tweede stad, variërend van enkele maanden tot meerdere jaren. De kennis die zij van land en taal opdeden, is nog altijd onbetaalbaar.

In het kader van mijn studie verbleef ook ik langere tijd in Rusland, en al was dat niet in Leningrad, maar in Voronezj, de verhalen in het door Pegasus uitgegeven boek zijn voor mij een feest van herkenning. Stikjaloers ben ik op Hella Rottenberg, die tijdens een 1-mei-demonstratie een portret van Leonid Brezjnev mocht dragen! Ik liep ooit mee in een demonstratie in Voronezj, samen met medebewoners van mijn studentenflat. Wij riepen – we hadden al een borreltje op – onze eigen leuze: “Leve de eendrachtige samenwerking tussen de Sovjet-arbeiders en de Hollandse bourgeoisie!”, gevolgd door een luidkeels: hoera! Ook leuk, maar het zinkt in het niet, potverdorie, bij dat Brezjnev-portret van Hella. Mooi ook om over het contrast te lezen tussen het verstilde Leningrad uit de studietijd van Langeveld en Van den Bercken, en het steeds woeligere Sint-Petersburg tijdens het verblijf aldaar van Aai Prins. En wist u dat de gordijnen in het eerste onderkomen van het NIP, het Nederlands Instituut, de goedkeuring konden wegdragen van niemand minder dan Jan des Bouvrie?

Een ding viel me wel een beetje tegen, bij de beschrijving van de studentenflats waar men indertijd verbleef: het gemiep van mijn ‘lotgenoten’ over het feit dat men in Leningrad zijn of haar kamer met een of twee anderen moest delen. Nou ja, zeg! Wij, in Voronezj, deelden ons bescheiden aantal vierkante meters met z’n vieren!   

“Leve de eendrachtige samenwerking tussen de Sovjet-arbeiders en de Hollandse bourgeoisie! Hoera!” (Mocht Hella mij een foto kunnen leveren waarop zij Leonid Brezjnev torst, dan wordt die hier natuurlijk onverwijld geplaatst.)

Lermontov zingen met een bijl op schoot - niet doen

———————

————————-

Prachtig!, was het eerste wat ik dacht toen ik bovenstaande mannen hun lied hoorde inzetten. Prachtig!, dacht ik bij de eerste maten. Maar gaandeweg, naarmate zij zich daar op hun stoeltjes door hun tekst heen werkten, begon er iets te knagen…

Gezongen wordt hier het gedicht Vychozjoe odin ja na dorogoe , van Michail Lermontov, een van de bekendste werken uit de Russische literatuur. Het zijn regels vol vertwijfeling, over een voorvoelde, bijna gewenste dood. De tekst en de Nederlandse vertaling van Marko Fondse staan onder aan dit stukje.

Is dit een gedicht (over de vertwijfeling van een enkeling) dat je moet laten zingen door een groep van tien mannen, meerstemmig, die erbij zitten alsof ze, op het nonchalante af, even pauzeren tussen de alledaagse bezigheden door? Met een bijl – links – op je schoot? Het oogt alles bij elkaar als een pose. Duidelijk is bovendien te horen dat er een galm aan het geluid is toegevoegd. Akoestisch gezien zitten ze niet onder de douche, maar het scheelt niet veel. Het klopt niet. De opname komt van een YouTube-kanaal. Ik heb daar even rondgekeken en steeds, bij elk lied, is er die toegevoegde, lichte galm.  

Ja, de stemmen zijn echt mooi, de harmonieën fraai, ze komen snijdend bij je binnen. Maar het is een soort vocale krachtpatserij die je wegvoert van de tekst. Lermontov wordt hier weggeblazen. Ik moest denken aan het tegenovergestelde, aan een van mijn favoriete Russische zangers, Oleg Pogoedin. Dit leek me nu precies het soort tekst voor hem. En zie, hij heeft het op zijn repertoire staan (even doorklikken naar YouTube):

Oordeelt u zelf. Kiezen we voor Pogoedin of voor de jongelui buiten op hun stoeltjes? Voor mij is de keuze niet moeilijk.

Er zijn meer uitvoeringen. (De muziek is overigens van Elizaveta Sjasjina, 1805-1903). Nog iemand die het gedicht met gepaste ingetogenheid brengt, is Anna German. Ook mooi, maar is het storend dat een gedicht dat zo nauw verweven is met de zieleroerselen van een jongeman, gezongen wordt door een vrouw? Of maakt dat niet uit? Wringt dat alleen wanneer je het gedicht en Lermontovs geschiedenis kent? 

————————-

Hebben we het over op muziek gezette gedichten, dan kan ik het zeer door mij geliefde Letnii sad van Anna Achmatova niet ongenoemd laten. Ze kijkt erin terug op een leven, zoals alleen zij dat kan. Ik ken er maar één muziekversie van, gezongen door Valentina Ponomarjova (muziek: Joelija Silajeva, 1964). Het begint goed (al vraag ik me wel af waarom er zo veel lucht moet worden meegeblazen bij die eerste woorden), maar dan gaat het toch nog mis. Waarom wordt er niet een simpele gitaar of viool aan toegevoegd, in plaats van die kille, kunstmatige, elektronische klanken? En die idiote uithalen aan het eind … Alsjeblieft zeg. Dat kan je de arme aanwezigen bij je crematie (ik heb geen plannen, maar ik vind draaibaarheid bij die gelegenheid wel een passend criterium voor smaak) toch niet aandoen?

Hier Anna Achmatova die het gedicht zelf voorleest.

———————-

Hieronder eerst het gedicht van Lermontov, gevolgd door dat van Achmatova

Heel alleen ben ik op weg getogen;
't Stenig pad blinkt door de nevelglans.
't Niets speurt God. De nacht is onbewogen.
Ster met ster spreekt aan de hemeltrans.

Heel de hemel een plechtstatig wonder!
Hoe de aarde slaapt in 't klaarste blauw...
Maar wat drukt mij dan, waar lijd ik onder?
Wat toch maakt dat ik zo smacht en rouw?

Ik verwacht toch niets meer van het leven;
noch voel ik om het verleden spijt.
Werd mij vrijheid nu en rust gegeven
in te slapen in vergetelheid!

 Nee, niet met de slaap van graf en koude...
Maar zo in te slapen en voorgoed,
dat de borst nog zachtjes rijzen zoude
en de leefkracht sluimert in 't gemoed;

dat een zoete stem, mijn oor betoovrend,
mij bij nacht en dag van liefde deunt;
en een eik, met altijd groenend lover,
donker, ruisend naar mij overleunt.

Vertaling: Marko Fondse

Выхожу один я на дорогу;
Сквозь туман кремнистый путь блестит;
Ночь тиха. Пустыня внемлет богу,
И звезда с звездою говорит.

В небесах торжественно и чудно!
Спит земля в сиянье голубом...
Что же мне так больно и гак трудно?
Жду ль чего? жалею ли о чем?

Уж не жду от жизни ничего я,
И не жаль мне прошлого ничуть;
Я ищу свободы и покоя!
Я б хотел забыться и заснуть!

Но не тем холодным сном могилы...
Я б желал навеки так заснуть,
Чтоб в груди дремали жизни силы,
Чтоб, дыша, вздымалась тихо грудь;

Чтоб всю ночь, весь день мой слух лелея,
Про любовь мне сладкий голос пел,
Надо мной чтоб, вечно зеленея,
Темный дуб склонялся и шумел.

Michail Lermontov (1841)

————————

I want to see the roses in that singular garden,
Framed by the loveliest trailing in the world.

Where the statues remember my youth
And I remember them under the flooded Neva.

In the fragrant stillness among the regal lindens,
I imagine the creaking mast of the ships.

And the swan sails on through the centuries,
Marvelling at the beauty of its double.

And in a deathly sleep rest thousands of footsteps
Of enemies and friends, friends and enemies.

And the pageant of shadows is endless,
From the granite vase tot he palace doors.

There my white nights are whispering
About an exalted and secret passion.

And all is lustrous with pearl and jasper
But the source of the light is a mystery

Vertaling: Nina Templeton O’Leary / Natasha Templeton

Я к розам хочу, в тот единственный сад,
Где лучшая в мире стоит из оград,

Где статуи помнят меня молодой,
А я их под невскою помню водой.

В душистой тиши между царственных лип
Мне мачт корабельных мерещится скрип.

И лебедь, как прежде, плывет сквозь века,
Любуясь красой своего двойника.

И замертво спят сотни тысяч шагов
Врагов и друзей, друзей и врагов.

А шествию теней не видно конца
От вазы гранитной до двери дворца.

Там шепчутся белые ночи мои
О чьей-то высокой и тайной любви.

И все перламутром и яшмой горит,
Но света источник таинственно скрыт.

Anna Achmatova (1959)

Criticus Dmitri Bykov, het Reformatorisch Dagblad en mijn leeslijst

———————-

Foto: M. Nakoykher (Creative Commons)

Foto: M. Nakoykher (Creative Commons)

———————-

Zal ik dan maar eens beginnen met Een kleine demon van Fjodor Sologoeb, uit 1907? Zet ik dat boven aan het lijstje van beslist nog te lezen boeken? Dat lijstje van me is aardig opgeschud en aangevuld, bij lezing van het eerste deel van Dmitri Bykovs 100 lezingen over de Russische literatuur van de 20ste eeuw. Literair criticus, dichter en veelschrijver Bykov (1967) wijdt telkens één lezing aan één boek uit elk jaar van de vorige eeuw, in deel 1 loopt dat tot en met 1950. De lezingen werden alle uitgezonden door tv-zender Dozjd, in boekvorm beslaan ze elk zo’n tien á vijftien pagina’s.  

Sologoeb, zo begrijp ik van Bykov, beschrijft in Een kleine demon het verstikkende bestaan van Ardalon Peredonov, leraar op een school in de provincie. Hij is ervan overtuigd dat iedereen in zijn omgeving deel uitmaakt van één grote samenzwering en geeft voortdurend iedereen aan.  “Peredonov is niet alleen het toonbeeld van Russische provinciale domheid, maar ook van onverzadigbare kwaadaardigheid”, aldus Bykov, die voor de leraar en het leven om hem heen een prachtig, onvertaalbaar verzamelwoord gebruikt: peredonovsjtsjina. De kleine demon is volgens Bykov een boek van “peilloze wanhoop”. Heb je last van depressies, lees het boek dan vooral, adviseert hij, want je denkt daarna: zo slecht gaat het nou ook weer niet met mij. Nu heb ik gelukkig geen last van depressies, maar Een kleine demon ga ik wel lezen.    

Links deel 1 van de serie lezingen, rechts deel 2, dat ik nog niet heb gelezen.

Links deel 1 van de serie lezingen, rechts deel 2, dat ik nog niet heb gelezen.

Bykov zet aan de ene kant aan tot lezen, maar komt ook met genoeg titels voor de dag waarvan je na zijn toelichting weet: dat hoef ik niet in huis te halen. Dat hij bij elk van dat soort boeken toch steeds weer met interessante details en achtergronden op de proppen komt, maakt zijn 100 lezingen … zo leuk. Zo kwam ik Vladimir Kirsjon weer tegen, een abject figuur die ten tijde van de Stalinterreur vrolijk meedeed aan de openbare verkettering van ‘volksvijanden’, zelf de kogel kreeg en eigenlijk alleen nog bekend is door de tekst die hij schreef van het lieftallige liedje Ja sprosil u jasenja. Over hem schreef ik eerder een stukje met daarin, begrijp ik nu van Bykov, een duidelijke fout. Iedereen – ik dus ook – schrijft maar dat Ja sprosil u jasenja uit een toneelstuk van Kirsjon komt met de titel Verjaardag. Maar, aldus Bykov, “Kirsjon heeft helemaal geen toneelstuk Verjaardag geschreven, wél een toneelstuk getiteld De grote dag”. En daaruit komt dat bekende lied. De grote dag ga ik niet lezen, maar de fout in dat eerdere stukje van me over Kirsjon heb ik inmiddels hersteld.     

Wie heb ik, dankzij Bykov, naast Sologoeb nog meer aan mijn leeslijst toegevoegd? In elk geval Sofja Petrovna van Lidija Tsjoekovskaja. Tsjoekovskaja kende ik vooral als steun en toeverlaat van Anna Achmatova en ook vanwege haar hulp aan dissidenten in de jaren zestig en zeventig. Ook de titel Sofja Petrovna kende ik, maar nu ga ik het lezen ook. Ze schreef het in 1939, in een tijd dat Achmatova nieuw geschreven gedichten uit het hoofd leerde en daarna voor de veiligheid verbrandde. Tsjoekovskaja bewaarde het schrift waarin ze Sofja Petrovna had geschreven, maar kwam er pas eind jaren vijftig mee voor de dag. Het ging van hand tot hand in samizdat en werd in de jaren zestig in het buitenland uitgegeven. In de USSR gebeurde dat pas in 1988. Volgens Bykov is Sofja Petrova “het enige rechtstreekse verslag uit de terreur”. Sofja Petrovna is een eenvoudige typiste. Haar zoon word gearresteerd om niets en zij accepteert zijn en haar eigen lot gaandeweg gelaten. En zo waren de meeste mensen, aldus Bykov. “Dat is het meest waardevolle aan het verhaal van Tsjoekovskaja, los van het feit dat het een rechtstreeks verslag is uit 1939. Het gaat over een vertegenwoordiger van de meerderheid. Er zijn twee van dat soort teksten in de Russische literatuur, de tweede is Een dag uit het leven van Ivan Denisovitsj [van Aleksandr Solzjenitsyn].” Sofja Petrovna is “een eeuwig document, een onthutsend portret van een tijdperk”.      

En verder, wat komt er nog meer op mijn stapel?… Petersburgse dagboeken van Zinaïda Gippius, De dagen van de Toerbins van Michail Boelgakov en Egyptische postzegel van Osip Madelsjtam. Alle drie dankzij die bijna onuitputtelijke bron, Dmitri Bykov.

Fjodor Sologoeb

Fjodor Sologoeb

Overigens, toen ik opzocht of Een kleine demon in het Nederlands is vertaald (dat is het), stuitte ik op een recensie uit 1972 uit het Reformatorisch Dagblad. Daarin staat onder meer: “Negatief in dit boek is ook het wel functionele, maar daarom niet minder hinderlijke en verwerpelijke, taalgebruik; naast enkele vloeken komen er nogal wat ruwe termen in voor, die het knap geschreven boek ontsieren, zelfs wanneer men in aanmerking neemt, dat de Russen nog immer hun gesprekken graag doorspekken met rauwe kreten en de grofste verwensingen, die zelden „correct" in het Nederlands zijn over te brengen. Ook negatief is het verweven in het verhaal van een aantal tamelijk erotische en flagellantistische passages, zonder welke de eenheid in de compositie geen enkele schade zou hebben ondervonden. Desondanks is dit boek de moeite van het lezen wel waard, maar voor een select publiek.”

En wie wil er nou niet tot een select publiek behoren.

Vampiers in een pionierskamp: een mooi vakantieboek van Aleksej Ivanov

—————————

njYMQaT2tbI.jpg

Nooit gedacht dat ik nog eens plezier zou beleven aan een boek waarin vampiers een belangrijke rol spelen, terwijl ik gewone sprookjes al niet trek. Aleksej Ivanov kreeg het voor elkaar met zijn Пищеблок / Pisjtsjeblok. Ik nam het met een zekere aarzeling ter hand. Kon Ivanov zo kort na het indrukwekkende, omvangrijke, tweedelige Tobol (over Siberië ten tijde van Peter de Grote) alweer met iets lezenswaardig voor de dag komen? Kon Pisjtsjeblok niet alleen maar tegenvallen?

‘Pisjtsjeblok’ vertaal ik maar even als kantine, in dit geval van een pionierskamp aan de Wolga, in de buurt van Koejbysjev, het huidige Samara. We schrijven de zomer van 1980. In Moskou zijn de Olympische Spelen gaande, die in het kamp op de televisie worden gevolgd. Pisjtsjeblok is niet alleen veel korter dan Tobol (ruim 400 niet al te dik bedrukte pagina’s), maar ook ‘kleiner’; hier geen weidse panorama’s of historische vergezichten, geen veldslagen (nee, uiteraard niet), geen Zweedse gevangenen, geen bezeten architect, geen tsaar, geen gouverneur, geen gruwelijk geweld – nee, alleen maar een bijna aandoenlijk zomerkamp, dat veel van Ivanovs Russische lezers bekend zal voorkomen. Want wie van de wat oudere onder hen heeft niet een paar zomerweken doorgebracht in een dergelijke omgeving, met het hijsen van de vlag in de morgen, de competitietjes, de muurkant, vluchtige vriendschappen en verliefdheden en kasja en kompot in het pisjtsjeblok.   

Het is opmerkelijk hoeveel registers Ivanov als schrijver kan opentrekken. Het wat logge en (voor niet-Russen) bepaald niet eenvoudige Russisch uit Tobol, dat naadloos aansluit bij het zware historische thema ervan, heeft in Pisjtsjeblok plaatsgemaakt voor een laconiek taaltje, vaak gewoon straattaal, waarmee de jongens en meisjes hun plaats in de pikorde bevechten. En ondanks dat gevecht is het kamp aan de Wolga toch vooral een kneuterig geheel. Het voetbalelftal traint, het koor oefent, de muurkrant moet gevuld en ’s nachts wordt de strijd aangegaan met de muggen. De ideologische rituelen, met het gehamer op het ‘collectief’, mogen inmiddels (het is 1980) veel aan zeggingskracht hebben verloren, ze zorgen nog wel voor structuur.

Voor één pioniertje, de fysiek kwetsbare Valerka (die ook nog eens een bril draagt), hebben alle woorden over het collectief, over vriendschap en gemeenschapszin nog wel degelijk betekenis. Hij neemt bijna alles letterlijk, zoekt naar echte vrienden, en juist hij wordt verraden na een kwajongenstreek en door zijn brigade, zijn collectief, publiekelijk veroordeeld. Bijna wordt hij zelfs naar huis gestuurd. Maar wat hem redt is dat hij inmiddels ontdekt heeft dat er meerdere vampiers in het kamp zijn, die zich overdag voordoen als gewone pioniertjes, maar ’s nachts bloedzuigend steeds meer jongens en meisjes in hun netten vangen.

Valerka weet een van de kampleiders te overtuigen van zijn verhaal en samen met hem – een echte vriend – gaan ze de strijd aan met de vampiers. Die leider is het ook die hem in bescherming neemt en hem in het kamp weet te houden.

Het is verleidelijk om in de confrontatie met de vampiers – tegen de achtergrond van allerlei Sovjet-symbolen in het kamp - een metafoor te zien, zoals dat in enkele recensies gebeurt. Beschrijft Ivanov niet gewoon de strijd van de communistische machthebbers met de burgers? Is de communistische ideologie een bloedzuiger geworden? Ik heb me daar bij het lezen geen moment mee beziggehouden. Pisjtsjeblok is gewoon een vermakelijk boek, vol met Sovjet-nostalgie en vol met vrolijke, af en toe nogal grove taal van straatschoffies. En de ontknoping van de strijd tegen de vampiers, in de kantine en op een boot op de Wolga, vond zelfs ik spannend.

Blijft dat verrassende contrast met het tweedelige Tobol. Bestsellerauteur Galina Joezefovitsj wees er ook op. Pisjtjeblok noemt ze deugdelijk commercieel proza, maar je zet het niet op dezelfde plank als Tobol. Inderdaad, Tobol lees je thuis op de bank of in de studeerkamer, Pisjtsjeblok neem je mee op vakantie.

Recensies (Russisch).
Bron foto’s.

Haal Lenin van de roebel! De dichter en de zanger contra het hoofd van de Staatsbank

—————

 
 

Wat ze daar nou mee aan moesten, de Sovjet-autoriteiten – ze wisten het niet. Dus verboden ze het maar – of toch weer niet. Andrej Voznesenski (1933-2010), behorend tot de Zestigers, een groep schrijvers, dichters en filmers die de grenzen van het toelaatbare probeerden op te rekken, schreef in 1966 een gedicht met de titel: Haal Lenin van het geld! Daarin riep hij de overheid op om de kop van Lenin van de roebelbiljetten te verwijderen.  Ontroerend is het werkje niet, wel curieus:

(Ik heb bij de vertaling geen moeite gedaan om rijm en metrum te behouden. Daarmee gaat weinig verloren.)

Я не знаю, как это сделать,
Но, товарищи из ЦК,
уберите Ленина с денег,
так цена его высока!
Понимаю, что деньги – мера
человеческого труда.
Но, товарищи, сколько мерзкого
прилипает к ним иногда…
Я видал, как подлец
мусолил по Владимиру Ильичу.
Пальцы ползали малосольные
по лицу его, по лицу!
В гастрономовской бакалейной
он хрипел, от водки пунцов:
«Дорогуша, подай за Ленина
два поллитра и огурцов».
Ленин – самое чистое деянье,
он не должен быть замутнён.
Уберите Ленина с денег,
он – для сердца и для знамён.

Ik weet niet hoe dat moet,
Maar, kameraden uit het Centraal Comité
Haal Lenin van het geld,
hij is van te veel waarde!
Ik begrijp dat geld de maat is
van mensenarbeid.
Maar, kameraden, hoeveel smerigheid
blijft er soms aan hem kleven …
Ik zag hoe een snoodaard
Vladimir Iljitsj beduimelde.
Zoutige vingers gleden
over zijn gezicht, zijn gezicht!
Bij de kruideniersafdeling
zei hij schor, vuurrood van de wodka:
“Liefie, geef me voor een Lenin
twee halveliters en augurken.”
Lenin is de zuiverste daad,
die mag niet vertroebeld raken.
Haal Lenin van het geld,
hij is voor het hart en voor de vaandels

Voznesenski las het gedicht in 1966 voor tijdens een optreden in de Oezbeekse hoofdstad Tasjkent, kort nadat die stad was getroffen door een zware aardbeving. Hij werd daarop uitgenodigd bij de plaatselijke partijleider Sjaraf Rasjidov, die hem duidelijk maakte dat dergelijke heiligschennis (Lenin gelijkstellen aan twee halve liters en augurken) natuurlijk niet kon. Rasjidov vertelde de dichter dat hij binnenkort in Moskou zou zijn en daar de kameraden van een en ander op de hoogte zou brengen. De partijleider wist in het verre Tasjkent niet dat het gedicht van Voznesenski al een tijdje deel uitmaakte van het theaterstuk Antimiry, dat met veel succes werd opgevoerd in het Tagankatheater in Moskou.

Andrej Voznesenski

Verrassend genoeg verscheen Haal Lenin van het geld! wel in 1967 in het maartnummer van Zvezda Vostoka (Ster van het Oosten), het tijdschrift van de Oezbeekse Schrijversbond. Alle honoraria van dat nummer waren bestemd voor het herstel van Tasjkent. De redactie van het tijdschrift bleek met de publicatie van het gedicht zijn hand te hebben overspeeld en werd ontslagen.

Je kan je bij de onduidelijke status van het gedicht wel iets voorstellen. Ja, het is een loflied op Lenin, zijn ‘zuivere’ beeld mag niet bezoedeld. Maar was dit loflied niet ook een vorm van indirecte kritiek? Dat er onderweg naar het communisme ergens een verkeerde afslag was genomen? Daar hadden die Zestigers vaker een handje van: Lenin op een voetstuk plaatsen en zodoende eigenlijk aan schoppen tegen bijvoorbeeld Stalin (die Lenins erfenis zou hebben bezoedeld), en vervolgens ook tegen de eigentijdse leiders. En het was sowieso vrij brutaal, natuurlijk, een dergelijke onverbloemde oproep richten aan de hoge heren van het Centraal Comité.

Aleksej Poskonov

Het hoofd van de Staatsbank, Aleksej Poskonov, liet het er in elk geval niet bij zitten. Nadat het gedicht van Voznesenski op 24 maart 1967 ook was verschenen in het weekblad Literatoernaja Rossija, wendde hij zich (bijna een maand later) met een klacht tot het Centraal Comité. Volgens Poskonov was het geheel van een “zeer bedenkelijk artistiek niveau” (daarin had hij gelijk) en “ideologisch schadelijk”. Lenins portret op de bankbiljetten weerspiegelde immers de eerbied van het volk voor de grondlegger van de grootste veranderingen en successen van het Sovjetvolk bij de bouw van het socialisme en communisme. De publicatie in Literatoernaja Rossija was dus een “grove fout”, aldus Poskonov, die het Centraal Comité er ook op wees dat Haal Lenin van het geld! op het repertoire stond van het Tagankatheater en of men daar ook maar even naar wilde kijken.

De Afdeling Cultuur van het Centraal Comité kwam op 3 juli met een antwoord, dat Poskonov ernstig moet hebben teleurgesteld. Het hoge partijorgaan zag “geen enkele aanleiding om het lyrische gedicht van de dichter te beschouwen als een concreet, zakelijk voorstel om nieuwe bankbiljetten in te voeren. Wij zijn van oordeel dat bemoeienis van het CC CPSU niet vereist is”.

Was de kous daarmee af, voor het gedicht van Voznesenski? Nou nee. Componist Andrej Petrov nam het op in zijn Pathetisch Poëem, dat bestond uit op muziek gezette gedichten over Lenin. Hij schreef het stuk in 1969 ter ere van de honderdjarige geboortedag van Lenin, het jaar daarop. Hij koos onder meer voor Haal Lenin van het geld! en dat gaf – u raadt het al – gedonder. Maar laten we eerst even luisteren hoe dat klonk, dat gedicht van Voznesenski op muziek van Petrov, in de uitvoering van Edoeard Chil (Эдуард Хиль).

—————-

Edoeard Chil

 Chil herinnerde zich later hoe er kort voor een uitvoering van het Pathetisch Poëem in Moskou iemand op hem af stapte, een rood pasje liet zien en hem vertelde dat Vosnesenski’s gedicht niet gezongen mocht worden. Toen het orkest aan dat gedeelte was toegekomen, zei Chil: “Stop.” Na afloop vroeg Petrov waarom hij het gedicht niet had gezongen, waarop Chil vertelde over de man met het rode pasje. Bij verdere uitvoeringen van het poëem, werd Haal Lenin van het geld! vervangen door een gedicht van Majakovski.

“De censuur heeft nooit toegestaan dat het in een bundel van mij kwam”, zei Vosnesenski in 1998 in een interview. Of dat ooit nog wel is gebeurd, heb ik niet uitgezocht. Verder kan ik het niet laten om een oordeel van Joseph Brodsky te citeren over Vosnesensky’s dichterschap: “Die man bezit het unieke vermogen om met zijn regels een fysieke reactie van misselijkheid op te roepen.”