film

Hoogtijdagen: betoverende beelden van een ecologische ramp op het schiereiland Kola

——————-

————————-

“Mensen moeten naar je film kijken alsof ze voor een schilderij staan. Zo breng je ze naar een plek.” Zo belichtte filmmaker Ben van Lieshout bij de première van zijn documentaire Hoogtijdagen in het Amsterdamse Eye zijn werkwijze. Hij bereikt zijn ‘schilderij-effect’ door met een kleine, handzame camera onopvallend een wereld binnen te stappen en er stil te staan, letterlijk, met een statief. De plek waar hij zijn kijkers in Hoogtijdagen binnenleidt, is het schiereiland Kola, in het hoge Noorden van Europees Rusland. Moermansk is er de bekendste plaats, maar Van Lieshout neemt zijn camera ook mee naar stadjes met namen als Nikel en Afrikanda, ooit door Moskou met grote investeringen tot leven gewekt, inmiddels echter deels vergeten, verlaten en vergaan.

Van Lieshout kwam op het idee voor de documentaire toen hij deelnam aan een filmfestival in Moermansk, getiteld Noordelijk Karakter. Wat was dat dan wel, dat noordelijke karakter, vroeg hij zich af. Hij ging ernaar op zoek, vond er eigenlijk geen antwoord op, maar gaandeweg leidde die zoektocht tot heel wat anders: een portret van een regio, die in haar hoogtijdagen mensen trok in de bloei van hun leven. Diezelfde mensen zijn nu vertrokken of zien om zich heen vooral de ruïnes van de toekomst waar zij ooit aan meebouwden. Zoals de verweerde wetenschapper die in Afrikanda zwijgend naar de resten staart van het instituut dat alle ertsen van de wereld zou gaan bestuderen op hun potentie. Hij kan er niet over uit: “Iets dergelijks heb ik gezien na de oorlog in Leningrad. Maar dat was het gevolg van bombardementen en een bezetter.”            

————————-

Hoogtijdagen is ook het verhaal van generaties. Van de wetenschapper die bitter terugkijkt op zijn leven, van de generatie daaronder; de moeder die meekwam met haar ouders en nu hoopt dat haar kinderen uit het vervuilde gebied zullen vertrekken; van die kinderen, pubers die een studie elders als vluchtroute zien. En dan zijn er de beelden van de jonge schooldirecteur die aan het eind van de dag de schooldeur achter zich dichttrekt en naar huis loopt, te midden van akelig lege, vervallen flats. Hoeveel nieuwe leerlingen zullen zich de komende jaren nog aanmelden? Vriendelijk groet hij de vrouw die het schoolplein netjes aanveegt. Want het leven gaat vooralsnog wel door.

Kijken naar Hoogtijdagen is, inderdaad, schilderijen verzamelen: een begraafplaats aan zee, een reeks uitgediende, in heldere kleuren geschilderde straaljagers als monument, een voorbijglijdend marineschip, de bewegende wimpers onder de helm van de vrouw die een mijnlift bedient. Van Lieshout wordt bij zijn Russische filmprojecten bijgestaan door schilderes Tatyana Yassievich (ze is in de documentaire af en toe met kwast en doek in de weer). Als producent weet ze moeilijk toegankelijke locaties te ontsluiten, ze weet als Russin hoe de hazen lopen. Ik zou graag eens op de voet willen volgen hoe ze dat allemaal voor elkaar krijgt… Van Lieshout zal haar ook weer nodig hebben bij zijn volgende Ruslandproject: een documentaire over een treinwagon met medici, die langs de BAM-spoorlijn medische zorg komen brengen voor de mensen in de dorpen. Ook daar zijn de bewoners, ooit gedreven door enthousiasme en gelokt door hoge lonen, door Moskou vergeten.       

——————-

Hoogtijdagen draait in zeventien bioscopen.
Eerdere films van Ben van Lieshout over Rusland: Inventaris van het moederland en Siberische sketches.

De 25 beste films uit de Sovjetunie - volgens gewone kijkers en critici.

————————

————————

In de bioscoop in het parkje tegenover de studentenflat In Voronezj, waar ik, steeds langer geleden, zeven maanden mocht verblijven, draaide een film: Ring uit Amsterdam (Кольцо из Амстердама). Ik ben nooit gaan kijken, maar de titel – dat is toch bijzonder voor een film die je nooit hebt gezien – is me altijd bijgebleven. Ik meen dat Bert Lanting, een van mijn kamergenoten op de flat, wel is geweest. Hij had er niet veel aan gevonden.

Ik ging in de Sovjetunie sowieso niet vaak naar de film. Mijn Russisch hield niet over en het was steeds een hele tour om het allemaal te verstaan. Toch heb ik door de jaren heen een lijstje van favoriete films uit die tijd opgebouwd, maar ik weet niet meer of ik die dan later zag met ondertiteling, toen mijn Russisch ook veel beter was, of toch meteen al bij verschijning in de USSR. Sommige films heb ik meerdere keren gezien, en dan lopen die herinneringen natuurlijk helemaal door elkaar. Mijn favoriet: Herfstmarathon (Осенний марафон) van regisseur Georgi Danelija, uit 1979.     

Op de site kinopoisk.ru kan je met meerdere filters verschillende lijstjes maken. Zelf heb ik dat niet gedaan, ik kwam er drie tegen bij een Russische blogger: een lijst gebaseerd op het oordeel van kijkers (die cijfers kunnen geven van 1 tot en met 10), een tweede lijst op grond van het aantal uitgebrachte stemmen en een derde volgens het oordeel van filmcritici. Hieronder hebt u ze alle drie. Tussen haakjes staat de naam van de regisseur. De titels van de films heb ik niet vertaald, daar had ik geen zin in.

1.  Gebaseerd op het oordeel van de kijkers:


2. Gebaseerd op het aantal uitgebrachte stemmen:

—————

De derde lijst, gebaseerd op de smaak van de critici, wijkt sterk af van de vorige twee. Regisseur Leonid Gajda, de grote winnaar bij het publiek, ontbreekt volledig. Omgekeerd wordt Sergej Eisenstein, favoriet bij de critici, bij het publiek niet één keer genoemd.  Voor Andrej Tarkovski geldt bijna hetzelfde; tegenover de grote waardering bij de professionele filmkijkers staat een magere 24ste plaats op het tweede lijstje. Verder valt op dat Nikita Michalkov, verworden tot een pedante, hoogst irritante windvaan, dankzij twee wat oudere films door de critici nog niet is vergeten. Afijn, neemt u de lijsten vooral met een korrel zout – dat doe ik ook, want Herfstmarathon, toch met afstand de leukste film uit het Sovjet-tijdperk, is in geen velden of wegen te bekennen.  

3. Het oordeel van de critici:

————————

Gooi geen strijkijzer naar een poes - Otava Jo zingt adviezen uit Republiek SjKID.

—————————-

© Egbert Hartman

© Egbert Hartman

—————

Dankzij het onvolprezen muziekcollectief Otava Jo (Отава Ё) ben ik weer even op mijn plaats gezet. Je denkt iets van Rusland te weten, je bemoeit je al meer dan veertig jaar met dat land, en dan blijken er vier simpele regeltjes te zijn die vele miljoenen mensen daar kennen – maar jij niet. Dit zijn ze: У кошки четыре ноги (een poes heeft vier poten) / А сзади у ней длинный хвост (en vanachter heeft ze een lange staart) / А ты трогать ее не моги  (je moet haar geen kwaad doen) / За ее малый рост, малый рост (want ze is klein van stuk, klein van stuk).

De regels worden gezongen door een personage uit de film Republiek SjKID uit 1966. Die film is gebaseerd op een boek uit 1927 met dezelfde titel. En ik had daar dus nog nooit van gehoord. Maar voor we daar verder over praten, hier eerst de muziek van Otava Jo die me op het spoor zette van een en ander. Ze zingen een moderne versie van Een poes heeft vier poten, en het is weer een vrolijk geheel, zoals we dat kennen van Otava Jo. (Als het goed is loopt er Engelse ondertiteling mee.)


U merkt nu terecht op dat dit veel meer dan vier regels zijn. Hoe zit dat? Wel, in Republiek SjKID, zowel in het boek als in de film, komt maar één couplet voor. Hier ziet u die regels in de film. Ze worden gezongen door een nog jonge Aleksandr Kavalerov, met wie het later (in het echte leven) niet zo goed afliep.


Doordat alleen deze vier regels in de film gezongen worden, zijn het ook alleen deze regels die zo ongeveer tot het collectieve geheugen van een paar generaties Russen behoren. De rest van het lied is veel minder bekend, al zal daar dankzij Otava Jo inmiddels wel enige verandering in zijn gekomen. (Het lied namen ze op in 2013, het filmpje is van januari 2020.) Ik zie zo gauw overigens geen verband tussen de tekst en de vrolijke taferelen die voorbijkomen. Het wijst me allemaal wel nadrukkelijk op het vrij sombere gegeven dat ik inmiddels al vijf maanden niet in Sint-Petersburg ben geweest…

Versie van Boris Grebensjtsjikov. (Foto: I. Martsjoek)

Nu ben ik een fan van Otava Jo, maar bij dit vrolijke nummer moet toch wel worden opgemerkt dat ze het origineel een beetje geweld aandoen. Want zo vrolijk is dat origineel niet. De herkomst van de regels is onbekend (de muziek, geschreven voor de film, is van Sergej Slonimski),  ze passen in elk geval wel bij het onderwerp van Respublika SjKID, en bij de jonge acteur die ze ten gehore brengt. De afkorting SjKID staat voor de Dostojevski School voor sociaal-individuele opvoeding, een instelling die echt heeft bestaan. Er werden zwerfkinderen ondergebracht waar Sint-Petersburg in de jaren twintig van vergeven was. En natuurlijk denk je dan meteen dat de kleine poes die je geen pijn mag doen, in feite dat zwerfkind is dat staat te zingen – vooral ook omdat dat kind in de film klein is voor zijn leeftijd. Vandaar ook zijn bijnaam: Mamotsjka (mamaatje). De korte versie van Boris Grebensjtsjikov – hij beperkt zich tot het ene couplet – past beter bij dit alles.  

Het boek waarop de film is gebaseerd, werd geschreven door twee oud-bewoners van SjKID, Grigori Belych en Leonid Pantelejev. De eerste verdween in 1936 achter de tralies (er was een ironisch gedichtje over Stalin bij hem aangetroffen). Hij overleed twee jaar later in Leningrad in het gevangenisziekenhuis aan tbc. Pantelejev groeide uit tot een bekende kinderboekenschrijver en werkte ook mee aan het scenario voor de film. In boek en film botsen twee werelden: die van de welwillende pedagogen, met voor die tijd originele opvoedmethoden, en die van de opstandige kinderen, die de onderwijsinstelling als een eigen republiek zien. Tegen de tijd dat de film werd gemaakt, was SjKID allang opgeheven, onder meer na kritiek van Lenins weduwe Kroepskaja, die weinig moest hebben van ‘originele methoden’. Het gebouw is er nog, aan de Staro-Petergofski Prospekt 19.

Aleksandr Kavalerov in 2008

De film werd een succes; hij trok ruim 30 miljoen bezoekers; niet vreemd dus dat het couplet over die kleine poes zo bekend werd. Maar wie die hele tekst nou geschreven heeft, dat is dus niet bekend. Stadsfolklore, zo is de algemene gedachte, en dat lijkt me zeer waarschijnlijk. Kijk alleen maar naar dat regeltje, in de lange versie van Otava Jo, waarin gezegd wordt dat je een poes niet met een strijkijzer tussen de oren moet slaan. Dat lijkt me geen regel die bedacht is door een bedaarde kinderboekenschrijver gezeten aan een net bureau.    

Nog even over Aleksandr Kavalerov, die in de film het zangertje Mamotjska speelde. Hij werd als jeugdig acteur nog gevraagd voor meerdere films, maar kreeg uiteindelijk geen serieuze rollen meer aangeboden. Hij kreeg een flink drankprobleem, trouwde meerdere keren, scheidde ook van zijn laatste vrouw en overleed in 2014 in betrekkelijke armoede.

 

————————

Over Otava Jo schreef ik eerder al eens, uiteraard ook met een fraai stukje muziek erbij.

8692ffc4.jpeg

En plots komt Paustovski voorbij, in de tram, in kleur, in het Moskou van 1956.

----------------

Ik had de documentaire weleens voorbij zien komen: Over Moskou en de Moskovieten (О Москве и Москвичах), uit 1956. Nogal oubollig, vanuit het heden gezien, grotendeels geënsceneerd, maar wel een prachtig tijdsbeeld en leuk om doorheen te spoelen. Alleen al die oude auto’s over die nog zo lege wegen! Het optimisme, elf jaar na de oorlog, drie jaar na Stalins dood! Alles zou nu alleen maar beter worden.

De hele documentaire heb ik nooit bekeken, maar ik stuitte op ruwe opnamen, en die heb ik wel vrij aandachtig bestudeerd. Wat wil je – ik kwam in het eerste fragment meteen al Konstantin Paustovski tegen, in kleur! Die beelden had ik nergens eerder gezien. De in Nederland geliefde schrijver (is er van een andere Sovjetschrijver meer in het Nederlands vertaald dan van hem?) maakt een ritje in de tram, praat wat met de conductrice en kijkt eens een beetje naar wat er op straat aan hem voorbij trekt. Je denkt dan meteen: zou hij dat gaan gebruiken voor een volgend boek?

Alle fragmenten hier zijn zonder geluid. De uiteindelijke versie, met geluid, vindt u onderaan. De film toont het leven van allerlei Moskovieten, van straatveger tot balletdanser, van bouwvakker tot intellectueel. Was de filmploeg met je op stap geweest, dan vormde dat nog geen garantie dat je ook in de film belandde. Zo zijn de opnamen met Paustovski uiteindelijk niet gebruikt. De reden daarvoor weet ik niet. Paste het gewoon niet in het script? Was er een ideologische achtergrond? Paustovski was geen kritiekloze meeloper (zie een recente column van Michel Krielaars in NRC Handelsblad) – speelde dat een rol? Hoe dan ook, Paustovski komt hieronder in beeld vanaf 1.43, eerst nog even in een auto, en daarna weer vanaf 2.28. (De grijze persoon die de eerste anderhalve minuut in beeld komt, is de schrijver Fjodor Gladkov.)              

----------------

De ruwe beelden voor de documentaire zijn in handzame brokjes beschikbaar, met beschrijving in het Russisch. Hieronder een selectie.
 

Het fascinerendste beeld van alles zijn misschien wel de mensen die aan het begin van bovenstaande opnames in de rij staan om hun naam laten noteren voor een nieuwe auto. Hoelang moesten ze daarna nog wachten? Ook dit heeft de eindversie van de documentaire niet gehaald. Dat er personenauto’s beschikbaar kwamen, paste wel in het beeld van vooruitgang, maar misschien wierp die lange rij toch iets te zeer een schaduw over het optimisme waarvan de film is doordrenkt. En aan het einde, die scholieren op het Rode Plein na hun eindexamen! Ik had graag willen zeggen dat onderstaand schilderij van Maj Dantsig dezelfde dag weergeeft, maar het dateert van twee jaar later. Nou, misschien maakte hij die avond in 1956 wel de eerste schetsen. Zolang het tegendeel niet bewezen is, ga ik daar mooi vanuit.  

-------------

Viervoudig olympisch turnkampioen Valentin Moeratov met echtgenote Sofja, tweevoudig olympisch kampioene. De clown die vanaf 1.12 in beeld komt is natuurlijk niet, zoals ik in de beschrijving las, mijn oud-collega Oleg Popov, maar Karandasj. Vanaf 3.20 onderneemt die enkele dieronvriendelijke pogingen om een zwijn te dresseren.
 

Franse piloten bij een ceremonie ter nagedachtenis aan het Squadron Normandië-Niemen, dat tijdens de oorlog in Rusland was gestationeerd. Vanaf 2.10 de Amerikaanse ingenieur George Morgan, die twintig jaar eerder betrokken was bij de bouw van de Moskouse metro. (Fraaie straatbeelden!) De man die op 6.44 op de Leninheuvels uit zijn tentje kruipt, is de Franse journalist André Orlon (Андре Орлон).   
 

Beter kon de vooruitgang niet geïllustreerd worden: bewoners van een oud houten huis verhuizen naar een modern flatje om de hoek. Nog eenmaal gaan ze samen met elkaar op de foto. Die foto, dat zou een mooi begin zijn geweest van een andere documentaire: hoe verging het hun de jaren erna?  

---------------------

De wijk Tsjerkizovo. Stadsuitbreiding.

---------------

En voor wie het leuk vindt om allerlei oude auto's (ik heb daar geen verstand van) over Moskouse kinderkopjes te zien rijden (vanaf 4.00): 

-----------

Hier de uiteindelijke versie. De inleiding (tot aan 4.50) kunt u rustig overslaan:

Onderbelicht werk van Isaak Babel: zijn tussentitels voor de stomme film Joods geluk – voer voor een stevige discussie

---------------


“Babel moet het me maar vergeven. Maar in de rol van ‘filmtitelschrijver’ is hij niet veel beter dan een circuspaard dat kan tellen.” Met ‘filmtitel’ wordt in dit citaat (uit het tijdschrift Sovjetscherm, nummer 9, 1926) gedoeld op de korte tussentekstjes in stomme films, waarmee dialogen werden weergegeven of scènes anderszins werden toegelicht.

Bij alle belangstelling van literatuurvorsers voor het oeuvre van Isaak Babel is één (piepklein) onderdeel uit het werk van de schrijver in Nederland bij mijn weten onbekend gebleven, of in elk geval onderbelicht: de tussentitels die hij schreef voor de stomme Sovjet-film Joods geluk (Еврейское счастье) uit 1925, gebaseerd op verhalen van Sjolom-Alejchem. De titels zijn elk – uit de aard der zaak – heel kort, maar alles bij elkaar toch voldoende voor een stevige discussie in een filmtijdschrift uit die jaren.


Moesten titels in geluidloze films onopvallend zijn, slechts dienstbaar aan het verhaal? Mocht de kijker ze eigenlijk niet opmerken? Of moesten de korte schrijfseltjes juist iets toevoegen? Konden ze met een literair vleugje een film naar een hoger plan tillen? Daar waren de meningen over verdeeld. Waar iedereen het wel over eens was: Babel had bij zijn bijdragen aan Joods geluk zijn schrijverschap duidelijk laten meespreken. “Ik ga naar de bioscoop om te kijken, niet om te lezen”, aldus criticus Nikolaj Nikitin, die Babels ‘uitsloverij’ maar niks vond (Sovjetscherm, nummer 6, 1926).


Voor mij is het moelijk te beoordelen hoezeer de korte titels van Babel in Joods geluk de kijker – immers gewend aan tussentitels - konden afleiden. Duidelijk is wel dat hij plezier in het klusje moet hebben gehad. Hij zet vrolijke accenten (benadrukt door het gebruik van verschillende letterypes) en ik vermoed dat hij daarbij zelf aardig heeft zitten grinniken. Hoe dan ook, Nikitin vond het maar niks. Hij had zich vooral gestoord aan de momenten waarop een tragische scène gevolgd werd door een titel van Babel die tot vrolijkheid leidde in de zaal. “Menachem-Mendel zonder titel ontroert ons, we voelen met hem mee, hebben medelijden. En opeens wordt er een titel geprojecteerd en we schateren het uit. We kijken geen film, we lezen Babel. Zijn folklore, zijn vocabulaire en intonatie maken ons aan het lachen.”

Onzin, antwoordt Nikolaj Asejev in Sovjetscherm, twee nummers later. Als de titels eruit springen door hun kwaliteit, dan is er iets mis met de film: “Dan moeten de films hetzelfde niveau proberen te halen als de titels.”

Nikitin krijgt in nummer 9 van Sovjetscherm bijval. Net als de muzikale begeleiding en de inrichting van de bioscoopzaal, mogen titels niet opvallen, schrijft Michail Levidov. Volgens hem is het probleem van de filmtitels een specifiek Sovjet-probleem. “In het Westen heb je dat niet. Titels voor films worden daar niet geschreven door Anatole France of Bernard Shaw – en toch zijn ze goed (грамотны). (…) Bij ons wordt water vervoerd op Arabische paarden. Titels van Babel in een film is schaamteloze verspilling, vulgaire verkwisting, een teken van extensieve cultuur die bij ons niet alleen typerend is voor de film.”

Bovendien, aldus Levidov, krijgt de bioscoopbezoeker niet eens de echte schrijver  voorgeschoteld, maar slechts Babel die een kunstje doet, als een circuspaard. “De titels in Joods geluk zijn helemaal niet zo bijzonder, die zijn niet typisch Babel.” De echte Babel, schrijft Levidov, vind je alleen in zijn korte verhalen waar hij steeds maanden aan heeft gewerkt.

Een nummer later neemt de vooraanstaande literatuurwetenschapper Boris Eichenbaum het juist weer op voor Babel en zijn titels. Film kijken is volgens hem meer dan alleen je ogen gebruiken. “Ik ga naar de bioscoop niet alleen om te kijken, maar ook om te denken in filmfrasen. Film kijken gaat gepaard met een onophoudelijk proces van innerlijke spraak, daaruit bestaat de hersenactiviteit van de kijker. (…) Het succes van de film is deels verbonden met dat nieuwe type hersenactiviteit – niet voor niets bedreigt zijn groei de leescultuur." Eichenbaum maakt onderscheid tussen titels die alleen maar iets verduidelijken en ‘sprekende titels’, zoals die van Babel. “Die voegen wat toe aan een filmfrase en vormen een integrerend bestanddeel van een film. Die onderbreken het filmdenken helemaal niet, als ze goed gemaakt zijn.”

De positieve reacties op Babels titels in Joods geluk overheersen op de pagina’s van Sovjetscherm. “Een stap vooruit”, “je merkt ze niet alleen op, ze worden in je geheugen gegrift”, “zonder Babels titels, zonder de muziek (speciaal voor de film geschreven) is Joods geluk een saaie film”, zo lezen we nog in nummer 12.

Bovenstaande discussie trof ik aan op de site van een project dat volledig gewijd is aan de titels in stomme Russische films – vooralsnog alleen uit de Sovjetperiode, maar het plan is om ook oudere films aan bod te laten komen. De titels worden er onderzocht vanuit een literaire invalshoek. Er zijn inmiddels zo’n 10.000 titels verzameld uit meer dan honderd films. Ze zijn onder meer gerubriceerd op titelmaker (naast Babel treffen we ook Majakovski, Zosjtsjenko, Sjklovski, Brik en Ilf aan), filmtitel en regisseur. Bij de naam Babel staat alleen de film Joods geluk vermeld. Of dat betekent dat hij als titelschrijver bij geen andere films betrokken is geweest, weet ik niet.

Het project, genaamd Intertitry (Интертитры), verzamelt artikelen over tussentitels en heeft ook een afdelinkje met titels die je kan gebruiken voor berichtjes op Telegram, zoals:    

-----------

Bij Intertitry staan 81 titels uit Joods geluk. De film zelf telt er meer, zo te zien zijn voor het project vooral de kleurrijkere exemplaren eruit gelicht. Hieronder kunt u de film bekijken. Twee aspecten laat ik hier verder buiten beschouwing (daar mogen film- en muziekhistorici mee aan de slag): de prachtige muziek die hier klinkt, is dat de muziek die speciaal voor de film werd gecomponeerd? Ze sluit zo perfect aan bij de beelden – het moest haast wel. Bij de gegevens van de film staat als componist vermeld: Lejb Poelver (Лейб Пульвер). En verder kom ik nog tegen: Natan Altman als ‘vormgever van de titels’ (художник по титрам). Hij zou dan verantwoordelijk zijn voor de verschillende lettertypes.

Wat zou het mooi zijn, wanneer de film nog eens vertoond zou worden met de originele muziek live erbij en de vertalingen van de titels apart geprojecteerd. En natuurlijk ingeleid met een verhaal over Babel en de stomme Sovjetfilm.        

Jessica Gorters documentaire Red Soul: hoe Stalin de Russische samenleving in tweeën splijt

--------------------

Elizaveta Delibasj. Haar beide ouders kregen de kogel.

-----------------

Twee zussen op leeftijd staan langs een zomers-stoffige weg in Severodvinsk, een stad aan de Noordelijke IJszee, niet ver van Archangelsk. Ze kijken naar het langsrijdende verkeer. Zo’n zeventig jaar geleden stonden ze op dezelfde plek en keken ze naar de gevangenen die hier elke dag langskwamen, op weg naar hun werk. De zussen hoopten een glimp op te vangen van hun moeder, van wie ze vermoedden dat die zich tussen de gevangenen bevond. Ze hebben haar daar nooit gezien. Hun moeder kwam uiteindelijk wel weer thuis, nadat ze onder Stalin tien jaar onschuldig achter prikkeldraad had doorgebracht.

Het zomerse tafereel in Severodvinsk is een scène uit Red Soul, de documentaire van Jessica Gorter die dit weekeinde op het IDFA in Amsterdam in première ging. Gorter maakte zes jaar geleden veel indruk met haar film 900 dagen, over het beleg van Leningrad. Ze won er in 2011 op IDFA de prijs mee voor de beste Nederlandse inzending.

Centraal in de film staat Stalin, of beter gezegd: het beeld dat Russen, jong en oud, vandaag de dag hebben van de man die in het Westen gezien wordt als één van de grootste schurken van de vorige eeuw. Hoe kan het dat Stalin in Rusland de afgelopen jaren zo’n enorme comeback heeft gemaakt en inmiddels door velen wordt gezien als de grootste held uit de geschiedenis van Rusland en de Sovjetunie? Nadat hij toch in de jaren tachtig, toen veel archieven opengingen en het land overspoeld werd met lang verzwegen feiten en details over de in zijn naam verrichte gruweldaden, voorgoed leek te zijn weggezet als schurk?

In haar zoektocht naar een antwoord volgt Gorter een eenvoudig procedé. Afwisselend laat ze, zonder commentaar te geven, verdedigers van Stalin en nabestaanden van slachtoffers aan het woord. Ze volgt de nabestaanden (zoals de twee zussen in Severodvinsk) naar de plekken waar familieleden gevangen zaten, zijn geëxecuteerd of begraven liggen. Dat levert indringende beelden op. Van de moeder bijvoorbeeld die beide ouders verloor en nu met haar dochter door het bos loopt waar gevangenen in massagraven belandden. Op de bomen zijn bordjes met foto’s en namen aangebracht, als wrang surrogaat voor een echt graf. Op de terugreis in de trein voeren ze een moeizaam gesprek met twee jonge coupé-genoten. De ontzetting is bij de moeder van het gezicht te scheppen, wanneer ze beseft zij haar beeld van Stalin nooit zal kunnen overbrengen op die twee intelligent ogende jongeren tegenover haar.
 


Die enorme kloof tussen voor- en tegenstanders, tussen bewieroking en afkeer, loopt als een rode draad door de film. De Stalin-aanhanger die het meest aan het woord komt, is een man van midden veertig die zijn zoon aan drugs ten onder heeft zien gaan. Hij legt de schuld daarvan niet bij zichzelf, maar bij de chaos die de ‘democratie’ na het uiteenvallen van de USSR over Rusland heeft uitgestort. Zijn oude vader haalt er een tweede, bij Russen ook vaak te horen thema bij: de teloorgang van en de heimwee naar het Sovjet-rijk. In mijn tijd kon je nog eens een beetje rondkijken in de wereld, legt hij uit: “Wij hadden de Baltische republieken.” Het zijn vooral die twee factoren – de chaos van de jaren negentig en de hang naar het geïmplodeerde rijk – die de populariteit van Stalin voeden.

En tussen dat alles door komt in Red Soul een historicus uit Sint-Petersburg aan het woord die tegen de stroom in zijn best blijft doen om de Stalin-terreur vast te leggen in documenten. Hij vormt het cement van de film en zijn werk zou het cement moeten zijn voor het ingewikkelde bouwwerk dat geschiedschrijving heet. Veel geld is er niet voor beschikbaar, getuige zijn nogal armzalige werkplek. Het is opvallend hoe de man zijn kalmte bewaard, wanneer hij tegenover nogal verhitte Stalin-adepten komt te staan. Wie weet lukt het vasthoudende historici zoals hij om de kloof in de Russische samenleving, waar het de recente geschiedenis betreft, enigszins te overbruggen. Red Soul – en dat is de belangrijkste verdienste van de film – laat messcherp zien dat de vooruitzichten daarop niet erg hoopgevend zijn.
 

‘Liefde is aardappelen’ – de kleine Sovjet-mens in een houten huis. Een adembenemende film van Aliona van der Horst.

----------------

Aliona met haar tante Liza

Aliona met haar tante Liza

Waar te beginnen, nadat je de film Liefde is aardappelen van Aliona van der Horst hebt gezien … Ga ernaartoe, neem iemand mee en drink na afloop een stevige borrel.

Van der Horst, een Amsterdamse met een Russische moeder en een Nederlandse vader, reist af naar het dorpje onder Moskou waar haar moeder samen met vijf zussen opgroeide. Er moet een erfenis worden verdeeld: geen geld of dure spullen, maar het oude, houten huis, waar Aliona’s grootmoeder haar zes dochters moest zien groot te brengen – onder Stalin, tijdens de oorlog en tijdens de zeer zware jaren daarna, met als extra kwelling een drinkende man die wat haar betreft wel had mogen doodvriezen.

Als er voor iemand in Rusland een standbeeld moet worden opgericht – de woorden zijn van Marius Broekmeyer – dan voor de Russische plattelandsvrouw in de jaren veertig en vijftig. Van der Horst heeft met Liefde is aardappelen – laat u niet misleiden door de wat frivole titel – een standbeeld opgericht.

Aliona's grootmoeder

Het begint luchtig genoeg. Aliona en een neef en nicht zijn tussen een hoop troep op zoek naar een papiertje. Je denkt: anders kan die erfenis niet geregeld worden. Maar nee, het is een bonnetje van het klooster. Dat moet gevonden worden, anders wordt er daar niet gebeden voor de zielerust van de net overleden tante Ljoeba – één van de zussen van Aliona’s moeder.

Maar dan gaat Aliona echt op zoek. Hoe was het leven van haar moeder en vijf tantes? Daar in dat huis waar zij nu een zesde deel van erft? In de jaren dertig, veertig, vijftig van de vorige eeuw, toen terreur, oorlog en honger een zwaar stempel drukten op ieder individu, tegen een achtergrond van oorverdovende propaganda over de richting stralende toekomst opmarcherende massa? En is er een antwoord op de vraag waarom Aliona’s moeder uit de Sovjetunie vertrok? Was het uit liefde? Was het een vlucht?

De zes zussen. Aliona's moeder Zoja in het midden.

Voorzichtig schrapend probeert Van der Horst een beeld te krijgen. Diep graven kan niet, er liggen, zo wordt al snel duidelijk, te veel beschadigde zielen onder de oppervlakte. Een belangrijke bron zijn brieven die Aliona’s moeder stuurde uit Nederland aan haar zus Ljoeba, en haar memoires. Over de tijd toen vrouwen in de graanvelden van honger stierven. Toen de mannen naar het front waren. Hoe hun moeder - vooral zij verdient het standbeeld - op de kolchoz door de brigadier naar het werk werd gestuurd, terwijl haar zoontje van zes maanden op sterven lag. Hoe hun moeder zelfmoord overwoog, want in het weeshuis zou er voor de kinderen tenminste te eten zijn. En overal en altijd weer die angst – arrestatie en kamp waren nooit ver weg.

De enige met wie Van der Horst nog kan praten, is tante Liza van 90. Die houdt voor de camera blijmoedig vol dat het leven normaal was, dat er eigenlijk niks ergs gebeurde en dat Stalin nou eenmaal al dat graan nodig had voor het leger. Een andere tante, aan de telefoon, weigert te praten. “Aliona, ga nou geen dingen uit me trekken. Je spreekt wel Russisch, maar je bent toch buitenlander. Iemand met een volle maag begrijpt de hongerige niet.” Zoals ook Aliona’s moeder Zoja schreef in een brief aan zus Ljoeba: “Onze kinderen, ze begrijpen niet wat wij hebben meegemaakt.”

Aliona graaft voorzichtig en liefdevol, bijna op de tast, in het besef dat ze, ondanks de familieband, een buitenstaander is. De angst die de generatie van haar moeder heeft beschadigd, kent ze (opgegroeid in Nederland) niet. Is in Rusland die angst doorgegeven? Ljoeba’s dochter Tanja (Aliona’s nicht): “Ik leef er nog elke dag mee. Het gevoel dat je in dit land niemand bent.” Aan het einde van de film streelt Tanja de buitenkant van het houten huis, in tranen.    

En Zoja, Aliona’s moeder? Zij was de jaren voor haar dood grotendeels verlamd en kon niet meer praten. Ze had vroeger een woede in zich die haar dochter af en toe over zich heen kreeg. Een oude buurvrouw vertelt dat Zoja altijd een aparte was. “Alsof ze uit een andere familie kwam. Zoja haatte haar vader, vanwege die drank. Voor hem is ze gevlucht. Wanneer ze op bezoek kwam, logeerde ze ook nooit meer in het huis.”

Aliona stuit op een doos met schoenen. En op nog een doos, en nóg een, en nóg een. Ze spreidt de schoenen uit op de vloer – een enorme hoeveelheid, versleten, afgetrapt, onbruikbaar. De zussen konden ze niet weggooien. Ze kónden het niet.          

 

De film is vanaf 12 oktober te zien in de bioscoop.