———————-
Vanwege enig fysiek ongemak (niks ernstigs) bij de hoofdredacteur - tevens enige medewerker - van dit blog, zult u wat langer op een volgend stukje moeten wachten dan gebruikelijk.
————
———————-
————
—————————-
© Egbert Hartman
—————
Dankzij het onvolprezen muziekcollectief Otava Jo (Отава Ё) ben ik weer even op mijn plaats gezet. Je denkt iets van Rusland te weten, je bemoeit je al meer dan veertig jaar met dat land, en dan blijken er vier simpele regeltjes te zijn die vele miljoenen mensen daar kennen – maar jij niet. Dit zijn ze: У кошки четыре ноги (een poes heeft vier poten) / А сзади у ней длинный хвост (en vanachter heeft ze een lange staart) / А ты трогать ее не моги (je moet haar geen kwaad doen) / За ее малый рост, малый рост (want ze is klein van stuk, klein van stuk).
De regels worden gezongen door een personage uit de film Republiek SjKID uit 1966. Die film is gebaseerd op een boek uit 1927 met dezelfde titel. En ik had daar dus nog nooit van gehoord. Maar voor we daar verder over praten, hier eerst de muziek van Otava Jo die me op het spoor zette van een en ander. Ze zingen een moderne versie van Een poes heeft vier poten, en het is weer een vrolijk geheel, zoals we dat kennen van Otava Jo. (Als het goed is loopt er Engelse ondertiteling mee.)
U merkt nu terecht op dat dit veel meer dan vier regels zijn. Hoe zit dat? Wel, in Republiek SjKID, zowel in het boek als in de film, komt maar één couplet voor. Hier ziet u die regels in de film. Ze worden gezongen door een nog jonge Aleksandr Kavalerov, met wie het later (in het echte leven) niet zo goed afliep.
Doordat alleen deze vier regels in de film gezongen worden, zijn het ook alleen deze regels die zo ongeveer tot het collectieve geheugen van een paar generaties Russen behoren. De rest van het lied is veel minder bekend, al zal daar dankzij Otava Jo inmiddels wel enige verandering in zijn gekomen. (Het lied namen ze op in 2013, het filmpje is van januari 2020.) Ik zie zo gauw overigens geen verband tussen de tekst en de vrolijke taferelen die voorbijkomen. Het wijst me allemaal wel nadrukkelijk op het vrij sombere gegeven dat ik inmiddels al vijf maanden niet in Sint-Petersburg ben geweest…
Nu ben ik een fan van Otava Jo, maar bij dit vrolijke nummer moet toch wel worden opgemerkt dat ze het origineel een beetje geweld aandoen. Want zo vrolijk is dat origineel niet. De herkomst van de regels is onbekend (de muziek, geschreven voor de film, is van Sergej Slonimski), ze passen in elk geval wel bij het onderwerp van Respublika SjKID, en bij de jonge acteur die ze ten gehore brengt. De afkorting SjKID staat voor de Dostojevski School voor sociaal-individuele opvoeding, een instelling die echt heeft bestaan. Er werden zwerfkinderen ondergebracht waar Sint-Petersburg in de jaren twintig van vergeven was. En natuurlijk denk je dan meteen dat de kleine poes die je geen pijn mag doen, in feite dat zwerfkind is dat staat te zingen – vooral ook omdat dat kind in de film klein is voor zijn leeftijd. Vandaar ook zijn bijnaam: Mamotsjka (mamaatje). De korte versie van Boris Grebensjtsjikov – hij beperkt zich tot het ene couplet – past beter bij dit alles.
Het boek waarop de film is gebaseerd, werd geschreven door twee oud-bewoners van SjKID, Grigori Belych en Leonid Pantelejev. De eerste verdween in 1936 achter de tralies (er was een ironisch gedichtje over Stalin bij hem aangetroffen). Hij overleed twee jaar later in Leningrad in het gevangenisziekenhuis aan tbc. Pantelejev groeide uit tot een bekende kinderboekenschrijver en werkte ook mee aan het scenario voor de film. In boek en film botsen twee werelden: die van de welwillende pedagogen, met voor die tijd originele opvoedmethoden, en die van de opstandige kinderen, die de onderwijsinstelling als een eigen republiek zien. Tegen de tijd dat de film werd gemaakt, was SjKID allang opgeheven, onder meer na kritiek van Lenins weduwe Kroepskaja, die weinig moest hebben van ‘originele methoden’. Het gebouw is er nog, aan de Staro-Petergofski Prospekt 19.
Aleksandr Kavalerov in 2008
De film werd een succes; hij trok ruim 30 miljoen bezoekers; niet vreemd dus dat het couplet over die kleine poes zo bekend werd. Maar wie die hele tekst nou geschreven heeft, dat is dus niet bekend. Stadsfolklore, zo is de algemene gedachte, en dat lijkt me zeer waarschijnlijk. Kijk alleen maar naar dat regeltje, in de lange versie van Otava Jo, waarin gezegd wordt dat je een poes niet met een strijkijzer tussen de oren moet slaan. Dat lijkt me geen regel die bedacht is door een bedaarde kinderboekenschrijver gezeten aan een net bureau.
Nog even over Aleksandr Kavalerov, die in de film het zangertje Mamotjska speelde. Hij werd als jeugdig acteur nog gevraagd voor meerdere films, maar kreeg uiteindelijk geen serieuze rollen meer aangeboden. Hij kreeg een flink drankprobleem, trouwde meerdere keren, scheidde ook van zijn laatste vrouw en overleed in 2014 in betrekkelijke armoede.
————————
Over Otava Jo schreef ik eerder al eens, uiteraard ook met een fraai stukje muziek erbij.
———————
————————-
Op 18 januari 1935 stuurt het Centraal Comité van de Communistische Partij een vertrouwelijke brief aan alle partij-organisaties van de USSR. Aanleiding is de moord, ruim zes weken eerder, op Sergej Kirov, de hoogste partijbaas in Leningrad. De moord, zo is volgens het schrijven onomstotelijk komen vast te staan, is het werk van de ‘groep-Zinovjev’. De leden daarvan “zijn afgegleden in een moeras van contrarevolutionair avonturisme”, terwijl ze zich voor bleven doen als trouwe partijleden. Waar de partij voorheen te maken had met een oppositie die streed met open vizier, heeft zich nu, zo is de teneur van de brief, een veel gevaarlijker verzet aangediend: dat van een verborgen vijand in eigen gelederen. Waakzaamheid (het woord komt acht keer voor in de brief) is geboden!
Bijna tegelijkertijd, op 23 januari, moet schilder Nikolaj Michailov zich tijdens een speciale zitting van de Moskouse Kunstenaarsbond verantwoorden voor een schets waarop Sovjet-leiders, onder wie Stalin, afscheid nemen van de vermoorde Kirov. Er zou een skelet op te zien zijn, waarvan een hand Stalin beetpakt. Het werk is helaas niet bewaard gebleven, wel het stenogram van de zitting. Of die zitting al gepland stond vóór het vertrouwelijke schrijven van het Centraal Comité, is niet duidelijk. In elk geval sluit de toon van de bijeenkomst er naadloos bij aan. Een collega-kunstenaar zegt over Michailovs schets dat deze “slechts kan aanzetten tot nieuwe terroristische daden tegen onze leiders“. “Een vijand is in ons midden doorgedrongen”, zegt Aleksej Wolter, de voorzitter van de bond. Michailov wordt uit de kunstenaarsbond bond gezet en krijgt vijf jaar kamp aan de broek. Hij overlijdt in 1940 in vrijheid, in Krasnodar.
Op 14 februari 1935 geeft Glavlit, de staatsinstelling die toeziet op de censuur, Verordening 39 uit, met onder meer een oproep aan alle censors om bij de bestudering van beeldmateriaal vaker het vergrootglas te gebruiken en alert te zijn op staatsondermijnende tekens en symbolen. Het leidt onder meer tot de ‘jacht’ op schoolschriftjes met de dichter Poesjkin op de kaft, beschreven in mijn vorige stukje. Er zouden hakenkruizen op te zien zijn.
Het kan bij deze sfeer van paranoia niet verbazen dat ook gebruiksvoorwerpen achterdochtig worden bestudeerd, met, uiteraard zou je bijna zeggen, resultaat. Aan Stalin wordt bericht dat de Moskouse knopenfabriek Balakirev knopen produceert in de vorm van een voetbal, waarvan de naden samen een hakenkruis vormen. 120.000 knopen worden weggehaald uit de winkels en de fabriek. De twee verantwoordelijke ontwerpers worden gearresteerd. “Wat een ongedierte”, noteert Stalin in de marge van het bericht. Nog een voorbeeld: speldjes en klemmetje voor de rode halsdoekjes van pioniertjes blijken ook al besmet.
Draai je de afbeelding op z’n kop, dan vormen de drie vlammetjes (in het Russische alfabet uiteraard) de letter T, een kwartslag naar links draaien levert de letter З op, en gaan de vlammetjes gewoon recht omhoog, dan zien we de letter Ш. Samen vormen ze zo de afkorting TЗШ, die staat voor троцкистско-зиновьевская шайка: Trotski-Zinovjev-bende. Er was in deze tijd geen groter (en gevaarlijker) scheldwoord denkbaar dan Trotskist, een soort verzamelnaam voor binnen- en buitenlandse tegenstanders, saboteurs, en ander staatsondermijnend tuig. En kijk nou wat deze lieden was gelukt: het silhouet van hun voorman afgebeeld te krijgen op luciferdoosjes! (Zie de twee afbeeldingen boven aan dit stukje.) Draaide je zo’n doosje om, dan zag je het meteen: in het witte midden van de vlam, die neus, dat baardje… geen twijfel mogelijk: Trotski!
De schilder Ilja Glazoenov herinnerde zich hoe zijn vader, werkzaam op een luciferfabriek, hem op een dag vertelde dat de directeur vanwege die afbeelding op het doosje opgepakt was als Trotskist. Om welke fabriek het ging, vermeldt Glazoenov niet. Het ‘Trotski-doosje’ werd in elk geval geproduceerd door de Deman Bedny-fabriek en daar werd het ontwerp in 1937 uiteraard aangepast.
In datzelfde jaar werd van hogerhand opnieuw nadrukkelijk gewaarschuwd voor de ondermijnende ‘beeld-activiteiten’ van de vijand, onder meer door het tijdschrift Bolsjewiek, met een oplage van vele honderdduizenden exemplaren. Deze boodschap was al niet meer alleen gericht aan de censors, maar in feite aan iedereen: trekt allen ten strijde tegen de semiotische sabotage!
Toch bleken er grenzen te zijn aan de paranoia. Het beeld Arbeider en Kolchozboerin van Vera Moechina, bestemd voor het Sovjetpaviljoen op de Wereldtentoonstelling van 1937 in Parijs en later uitgegroeid tot een van dé symbolen van de USSR, werd aan een inspectie onderworpen; in de plooien van de kleding zou Trotski te zien zijn. Die verdenking werd overdreven bevonden, de arbeider en de boerin mochten naar Parijs. En ook in andere gevallen trapte de overheid op de rem. De kunstmatig gecreëerde achterdocht tegen vijandelijke symbolen kon leiden toe tot een ongezonde fascinatie met juist die symbolen. Op de scholen waar de Poesjkinschriftjes vanwege stiekem aangebrachte hakenkruizen van hun kaft werden ontdaan, zagen de scholieren opeens overal hakenkruizen. Pioniertjes weigerden hun speldjes te dragen, fabrieken waar de productie van ‘besmette’ goederen moest worden gestaakt, leden schade – dat was allemaal niet de bedoeling.
Een aparte, nogal lastige categorie waren de afbeeldingen van Stalin waar iets mis mee zou zijn. Kijkt u even naar de plooien op de mouw en draai uw hoofd iets naar recht… Juist ja, die plooien, je zou zweren dat ze samen een karikatuur van Mussolini vormen. Zo’n boekwerkje dan maar terughalen? Stalins afbeelding dan maar vernietigen? Nee natuurlijk, er kwam een expliciete instructie dat daar geen sprake van kon zijn, want dat was precies wat de vijand wilde. Zo kregen ook de pioniertjes te horen dat een speciale commissie de verdachte speldjes en sjaal-klemmetjes had onderzocht en niets verkeerds had aangetroffen. “Dat zijn allemaal bedenksels van de vijand, die niet wil dat jullie je pioniersjaaltje dragen!”
De scherpste randjes van de beeldparanoia waren er na 1937 wel af, maar nog lang bleven redacties alert. Aleksej Adzjoebej, schoonzoon van Nikita Chroesjtsjov en enkele jaren hoofdredacteur van de Komsomolskaja Pravda, schrijft in zijn memoires dat zijn krant speciaal iemand in dienst had die met een vergrootglas alle afbeeldingen controleerde. Pas in de jaren vijftig werd die functie afgeschaft.
—————-
Dit is het tweede en laatste deel over ‘gevaarlijke tekens’ in de jaren dertig in de USSR. Hier het eerste deel.
——————-
Dat was wel even schrikken, in december 1937. Van hogerhand kwam de oekaze om onmiddellijk alle kaftjes te verwijderen van de schoolschriftjes die gewijd waren aan het Poesjkinjubileum. Poesjkin, de Dichter des Vaderlands, was honderd jaar geleden overleden en dat werd in de USSR alom en overal op grootste wijze herdacht. Vier verschillende schriftjes waren in februari van dat jaar in omloop gebracht, in een oplage van vele miljoenen. En wat bleek? Ze waren door contra-revolutionairen op arglistige wijze ingezet als strijdmiddel tegen de jonge Sovjetstaat! Zo’n schriftje kon maar beter niet bij jou thuis of in je schooltas of nog ergens in een winkel worden aangetroffen.
In november 1937 stuurde partijsecretaris Postysjev van de provincie Koejbysjev (het huidige Samara) een alarmerend bericht aan partijleider Stalin en het hoofd van de geheime dienst Jezjov over twee verdachte schriftjes. Dat leidde tot nader onderzoek en in december ontving Stalin van viceminister van Binnenlandse Zaken kameraad Belski een uitgebreider schrijven over inmiddels vier staatsondermijnende schoolschriftjes.
Zo prijkte op een ervan een illustratie bij Het lied van Oleg de Wijze, een dichtwerk van Poesjkin uit 1822. De tekening op de kaft is een eenvoudige bewerking in zwart-wit van een eerdere illustratie van de schilder Vasnetsov. Maar zo eenvoudig bleek die bewerking niet te zijn… Op het zwaard van Oleg, aldus kameraad Belski, waren de ringen zo aangepast dat er nu drie letters te zien waren. Samen met een vierde letter in het gewaad van Oleg plus nog twee letters op zijn schoeisel leverde dat een zeer kwalijke boodschap op: ДОЛОЙ ВКП, oftewel: weg met de communistische partij.
Op een tweede schriftje prijkte een vergelijkbare bewerking van het schilderij Poesjkin bij de zee (van Repin en Ajzovski) en daar had de vijand op het gezicht van de dichter een hakenkruis aangebracht. Nog een hakenkruis, aldus Belkin in zijn schrijven aan Stalin, viel te onderscheiden op het schriftje met een portret van Poesjkin (naar een schilderij van Tropin), en wel op zijn ringvinger. Van deze twee contrarevolutionaire tekens heb ik helaas geen getailleerde weergave kunnen vinden. Het vierde schriftje, tenslotte, had een bewerking op de kaft van een tekening van de schilder Kramskoi. Daarbij waren de gesneuvelde strijders uit vervlogen tijden in de linkerbenedenhoek opeens voorzien van hoofddeksels zoals die gedragen werden door soldaten van het Rode Leger.
De nogal paranoïde gefixeerdheid op ondermijnende activiteiten van de ‘vijand’, kwam niet uit de lucht vallen. Had men in de jaren twintig, in het narratief van de machthebbers, vooral van doen met tegenstanders uit de kringen van Witten en Sociaal-Revolutionairen, met ‘saboteurs’ in de fabrieken, na de moord op de Leningradse partijleider Kirov in 1934 werd de aandacht verlegd. Die moord, zo luidde de officiële versie, was het werk van tegenstanders binnen de eigen gelederen. Deze ‘verborgen’ vijanden waren een stuk moeilijker te herkennen en dus was extra waakzaamheid geboden. Er ging een instructie uit naar de censors om alert te zijn op nieuwe vormen van de klassenstrijd in kunst en literatuur. “Door middel van verschillende combinaties van kleuren, licht en schaduwen, lijnen, contouren […] wordt duidelijk contrarevolutionaire inhoud meegesmokkeld (протаскивается).” Alle censors die te maken hadden met posters, tekeningen, etiketten, fotomontages, enz. dienden al het beeldmateriaal dat op hun bureau belandde, nauwkeurig te bestuderen en daarbij “vaker gebruik te maken van een vergrootglas”.
De vaagheid van de instructies leidde tot een golf van ‘aangiftes’ die een paar jaar aanhield. Je kon maar betere het zekere voor het onzekere nemen. Wie in de provincie Koejbysjev als eerste alarm sloeg over de schoolschriftjes, heb ik niet kunnen achterhalen. Het signaal werd in elk geval serieus genomen: de kaft diende van de vier schriftjes gescheurd te worden en te worden vernietigd. “We gebruikten de schriftjes verder met een krant eromheen”, herinnerde een leerling zich.
Het alarm over de Poesjkinschriftjes leidde, niet onverwacht, tot de arrestatie van de twee kunstenaars die de afbeeldingen zo stiekem hadden bewerkt: Michail Smorodkin en Pjotr Malevitsj. Ze kwamen er relatief licht vanaf. De laatste belandde in een kamp in Kargopol, maar kwam in 1940 na nieuwe onderzoek vrij. Smorodkin zat langer vast (hij zou met hetzelfde transport als de dichter Osip Mandelsjtam naar Vladivostok zijn vervoerd), verloor in gevangenschap door bevriezing een deel van zijn voet, maar mocht in 1945 alweer meedoen aan een tentoonstelling in Barnaoel.
De alerte censors legden met het vergrootglas in de hand uiteraard nog meer opruiende signalen van de verborgen vijand bloot. Wat te denken van een doodshoofd op de etiketten van blikken met bonen. Een aantal van deze vondsten komt aan bod in mijn volgende stukje. Als voorproefje hier alvast een foto van Jozef Stalin met zijn Bulgaarse ambtgenoot Georgi Dimitrov, op wiens voorhoofd we met z’n allen inderdaad duidelijk een krul in de vorm van een hakenkruis zien zitten.
———————
Dit verhaal is voornamelijk ontleend aan het artikel Опасные знаки и советские вещи van Aleksandra Archipova en Jelena Michajlik. Wie, tot waakzaamheid gewekt, verder wil kijken: het artikel bevat tal van noten met verwijzingen naar vele bronnen. Archipova en Michajlik schreven ook een boek over dit thema.
———————
Wanneer is Siberië op z’n mooist? Mocht u daar zo snel geen antwoord op weten, kijkt u dan naar onderstaand filmpje. Het is één en al goud wat er blinkt, goud aan de bomen, beschenen door een zon die de boel van extra glans voorziet. Het is het goud van de herfst. We kijken mee met de machinist van een passagierstrein op het stuk van de Transsiberische Spoorlijn tussen Mariinsk en Krasnojarsk, een kleine 300 kilometer, die overbrugd worden in 5,5 uur. (Het filmpje is niet van mijn hand. Wie het wel gemaakt heeft, weet ik niet, ik plukte het slechts van YouTube.)
Waar ik nooit zo bij stil heb gestaan: de Transsib is vooral een goederenspoorlijn – althans, wanneer je afgaat op bovenstaand filmpje. Vijf passagierstreinen slechts komen je tegemoet gedurende die 5,5 uur (ik kan er eentje gemist hebben…), terwijl de locomotieven met goederenwagons met grote regelmaat voorbijkomen. En dat zijn niet van die kleine treintjes ook. Bij twee heb ik geteld, ik kwam tot 64 en 66 wagons.
Er wordt in het filmpje heel wat af gepraat. Tot mijn leedwezen versta ik er bijna niks van. Het is zakelijke communicatie tussen de machinist en de verkeersleiding (?), zeer gedecideerd allemaal, met daartussendoor automatische waarschuwingen voor een brug die wordt genaderd (‘vperedi most’), voor een station (‘vperedi stantsija’) of voor een sein van een bepaalde kleur (‘vperedi zjolty’). Slechts één keer heb ik een rood sein horen aankondigen, helemaal aan het einde van de rit op het station van Krasnojarsk, terwijl er wel vaker wordt gestopt. Raadselachtig vind ik de regelmatig terugkerende waarschuwing ‘signal’. Waar dat naar verwijst, heb ik niet kunnen vaststellen. Verder vroeg ik me af wat een ‘nejtralnaja stavka’ is, waar ook al voor wordt gewaarschuwd. Wel nu, op de afbeelding hier ziet u zo’n stavka; bij die opstaande oranje staafjes.
Alleen vlak voor het station van Altsjinsk (vanaf 2.34.14) meen ik een wat luchtigere conversatie te horen, ik denk intern, niet met de verskeersleiding, maar met de ‘kommendant poezda’, de commandant van de trein: ‘Нужно правильно планировать бригады на правильные поезда.’ (De juiste brigades moeten voor de juiste treinen ingepland worden.) Aardig om te zien vind ik de passagiers op het perron. Voor uit- en instappen is hier drie minuten. De machinist houdt zich daarbij (dat heb ik nagekeken) keurig aan de dienstregeling.
Verder gebeurt er weinig. Op 3.29.50 steekt iemand een beetje gevaarlijk over. Een minuut later passeren we – er is geen verband, denk ik – een kerkhof. En ik zag nog een paar keer wagons met een soort gaas, bij 3.08.30 bijvoorbeeld. Wat zit daarin? Op de eerste, blauwe wagon staat volgens mij легковые автомобили, personenauto’s dus, maar die heb ik nog nooit in een trein gezien. Op de tweede, groene wagon meen ik универсал трансгрупп (oeniversal transgroepp) te lezen, maar dat brengt me ook niet verder. Wat me daarnaast nog opvalt zijn de baanwerkers in oranje hesjes; velen van hen steken vriendelijk de hand op naar de machinist. Of die terug groet, weet ik niet. Af en toe weerspiegelt slechts zijn silhouet in het beeld. Eén enkele keer meende ik zo een thermosfles te zien, maar dat kan ook een handel op het dashboard, of hoe heet dat in een trein, zijn geweest.
Wel jammer dat de trein oostwaarts rijdt. Waren we Krasnojarsk van de andere kan genaderd, dan hadden we de brug over de machtige Jenisej overgestoken. Hoe dat gaat ziet u op onderstaand filmpje, wat ik voor de volledigheid maar even toevoeg. Niet in de herfst, maar ook mooi.
———————-
———————
———————
Toen Leonid Sloetski trainer werd van voetbalclub Vitesse, begon hij vol goede moed aan lessen Nederlands. Lang hield de aardige Rus het niet vol. Tegenover dagblad De Gelderlander verklaarde hij: “Als je 56 bent, hè, dan zeg je in het Nederlands eerst de zes en dan de vijf. Dat konden mijn hersenen niet aan.” En ach, zo voegde hij eraan toe, de twee belangrijkste woorden kende hij inmiddels al: ‘waarom’ en ‘maar’. Die woordjes, had hij gemerkt, typeerden de Nederlanders. Die vroegen om uitleg wanneer ze niet werden opgesteld. Dat was hem in Rusland en Engeland nog nooit overkomen.
Ik moest aan Sloetkis’s verbazing denken toen ik onderstaand lied hoorde, uit 1979, waarin zijn (inmiddels overleden) landgenoot Eduard Khil een ode brengt aan de trainers, de mannen en vrouwen achter de kampioenen. Het lied weerspiegelt de autoritaire verhoudingen in de Russische sportwereld. De trainer staat op een voetstuk, hij is het leidend voorbeeld, de inspirator die je gehoorzaam en dankbaar dient te volgen. En al zullen Russische sporters tegenwoordig minder slaafs zijn dan in 1979, ten tijde van de USSR, het moge duidelijk zijn dat Sloetski uit een andere (sport)cultuur komt dan de onze.
Onder het filmpje volgen de tekst en de vertaling. (Het filmpje is uit 1982, het lied zelf dus van drie jaar eerder. Eduard Khil (Эдуард Хиль) kreeg op het einde van een al succesvolle carrière nog extra bekendheid door het liedje Trololo, waardoor hij plots ook nog een soort cult-held werd.)
Да разве сердце позабудет
Над спортивной ареной капризное солнце / Boven de sport-arena is de zon wispelturig
И удача не каждому будет светить / En succes zal niet voor iedereen weggelegd zijn
Вы на бой провожаете ваших питомцев / U begeleidt uw pupillen naar het gevecht
Этот взгляд никогда мы не сможем забыть / Die blik zullen wij nooit kunnen vergeten
Да разве сердце позабудет / Zal ons hart ooit vergeten
Того, кто хочет нам добра / Degene die het beste met ons voorheeft
Того, кто нас выводит в люди / Die ons vooruithelpt
Кто нас выводит в мастера / Die meesters van ons maakt
В этом зале вы нам не читали морали / In deze zaal las u ons niet de les
Просто место нам всем в вашем сердце нашлось / Er was gewoon voor ons allen een plek in uw hart Просто в ваших глазах мы порою читали / We lazen soms gewoon in uw ogen
И улыбку, и гнев, и безвыходность слёз /Een glimlach, en woede en het uitzichtloze van tranen
Да разве сердце позабудет …
Всё, отдав до конца, трудный день отработав / Had u alles gegeven, zat de zware werkdag erop
Вы о завтрашнем дне начинали мечтать / Dan begon u over de dag van morgen te dromen
Вы конструктор побед, Королёв наших взлётов / U bent de constructeur van onze zeges, de Koroljov van onze hoogtepunten *)
Мы вам верим, и значит, должны побеждать / Wij geloven u en moeten dus zegevieren
Да разве сердце позабудет….
Мы уйдём, чемпионы и просто спортсмены / Wij stoppen, kampioenen en gewoon sporters
Вам с другими придётся с нуля начинать / En met anderen moet u vanaf nul beginnen
Вы таланту и мужеству знаете цену / U weet wat talent en moed waard zijn
Пусть другие научатся вас понимать / Laat anderen leren om u te begrijpen
Да разве сердце позабудет…
*) Sergej Korolojov (1907-1966), de vader van het Sovjetruimtevaartprogramma. Het woordje взлёт is verwant aan het werkwoord взлететь: omhoog vliegen, snel opstijgen, het luchtruim kiezen. Gelijk kosmonauten stegen de Sovjet-sporters naar grote hoogten – dat is de gedachte achter deze regel.
———————
Het filmpje is opgenomen in Leningrad in het inmiddels afgebroken Kirov stadion. Dat moet gebeurd zijn vlak voordat er bij de renovatie van eind jaren zeventig lichtmasten werden geplaatst. Het lied komt uit de film Баллада о спорте (Ballade over sport) uit 1979. Een draak van een film, al zitten er mooie beelden in van het Moskou in die jaren. U kunt ‘m in zijn geheel bekijken onder aan dit stukje. Hier het lied van Khil met het bijbehorende fragment uit de film.
Het lied is geschreven door componiste Aleksandra Pachmoetova (1929) en haar echtgenoot, tekstdichter Nikolaj Dobronravov (1928), het veel geëerde duo dat een enorme bijdrage heeft geleverd aan het collectieve muziekgeheugen van zij die opgroeiden in de naoorlogse Sovjetunie. Op deze foto ziet u Pachmatova te midden van Sovjet-sportlui tijdens de Olympische Spelen van 1968 in Mexico.
De film Ballade over sport gaat over de Spartakiade van 1979, het sportevenement dat diende als generale repetitie voor de Spelen van 1980 in Moskou. De liedjes uit de film, die in 1980 op een elpee werden uitgebracht, staan hier op een rijtje. En hieronder de complete film. (Daar is nog een apart stukje over te schrijven, bijvoorbeeld over de drie gebroeders Starostin die erin voorkomen, maar dat ga ik niet doen.)
——————-
—————————
Arnout Brouwers maakte onlangs in de Volkskrant, in een artikel over de ‘nieuwe’ Ruslandstrategie van minister Blok, gewag van een veelal westers gerichte bevolking in Rusland, “die – los van de greep van het Kremlin – het land ingrijpend aan het veranderen is”. Vladimir Inozemtsev zal dat, getuige de sombere analyse in zijn boek Nesovremennaja strana (Niet-modern land) een veel te optimistische bewering vinden.
Econoom en politicoloog Inozemtsev windt er, in heldere en bedachtzame taal, geen doekjes om: het niet-moderne Rusland raakt technologisch en economisch hopeloos achterop en is in een tijd van globalisering steeds minder bij machte om te concurreren. Rusland, vervuld van revanchisme en heimwee naar het verloren Sovjet-imperium, zit vastgepind in de groep van verliezers. De schuldige (Inozemtsev spreekt in dit verband van landverraad) is een elite, die zich niet verantwoordelijk voelt voor de staat (государство), maar die de staat gebruikt als verdienmodel. Die elite, niet geïnteresseerd in de ontwikkeling van een kennis-economie, zet onvoldoende in op innovatie en isoleert zich van de buitenwereld. Ze is slechts bezig met de verdeling van de overvloedige opbrengsten uit grondstoffen en heeft geen enkele baat bij verandering. Stabiliteit is het toverwoord en wat dat betreft kunnen de machthebbers en hun trawanten, aldus Inozemtsev, rustig slapen.
Kenmerkend voor een moderne maatschappij is, nog steeds volgens Inozemtsev, een effectieve interactie tussen overheid en individu, en ook op dat gebied blijft Rusland achter. De Russische burger beschikt niet over kanalen om de machthebbers onder druk te zetten. Problemen worden opgelost middels corruptie en connecties. Vakbonden hebben geen invloed, politieke partijen zijn lege hulzen. Georganiseerde protestacties zijn schaars en hebben nauwelijks effect. Inozemtsev spreekt in dit verband van een geatomiseerde, individualistische samenleving. Een opvallende diagnose (‘individualistisch’ is een etiket dat meestal juist, en zeker door Rusland, op het Westen wordt geplakt), maar eentje die de spijker op de kop slaat.
Een uitgebreide Russische bespreking van Inozemtsevs boek vindt u hier.
———————
Van een heel andere orde, geschreven in wat minder toegankelijk Russisch, is Vosstanie (Opstand) van journalist/schrijver Nikolaj Kononov. Daarin wordt het loodzware levenspad beschreven van Sergej Solovjov, een van de leiders van de befaamde opstand van gevangenen in Norilsk in 1953. Solovjov liet bij zijn overlijden in 2009 nauwelijks documenten na en had zich eerder ook slechts mondjesmaat uitgelaten over zijn verleden. Kononov maakte gebruik van memoires van anderen en kreeg ook hulp van Memorial, de onvolprezen organisatie die de schijnwerpers op de Stalin-terreur gericht blijft houden. Kononov hanteert een vrij ongebruikelijk procedé: hij verplaatst zich in Solovjov en schrijft in de ik-persoon. Solovjov raakt in de Tweede Wereldoorlog krijgsgevangen, sluit zich aan bij het Russisch Bevrijdingsleger van generaal Vlasov, weigert mee te doen aan acties tegen partizanen, belandt in concentratiekamp Natzweiler, ontsnapt, leeft na de oorlog enkele jaren in Charleroi, keert terug naar de USSR in de ijdele hoop zijn familie terug te zien, wordt in 1949 voor zijn desertie veroordeeld tot 25 jaar kamp, is een van de aanstichters van de mislukte opstand in Norilsk, belandt in Kolyma, waar een vluchtpoging mislukt; nadat hij zich met twee maten maanden heeft schuilgehouden in oude mijnschachten, wordt hij gepakt. In 1955 wordt hij opnieuw tot 25 jaar veroordeeld, en die straf zit hij uit. Zo ver gaat Kononov in zijn boek (aangeduid als ‘documentaire roman’) niet mee met Solovjov; hij zet een punt na diens mislukte vluchtpoging in Kolyma. Vosstanie staat op de korte lijst van de literaire premie NOS.
Een bespreking van Kononovs boek vindt u hier, een interview met de schrijver hier.
———————-
Wie twijfels zet bij het nut van culturele en wetenschappelijke contacten met Rusland, dient onverwijld het zeer prettig leesbare Van Leningrad naar Sint-Petersburg. Nederlandse herinneringen aan een wonderlijke stad aan te schaffen. Onder redactie van Arthur Langeveld en Wil van den Bercken (die beiden ook een bijdrage leverden) schrijven enkele vooraanstaande Ruslandkenners over de tijd die zij, steeds in het kader van wetenschappelijke of culturele contacten, doorbrachten in Ruslands tweede stad, variërend van enkele maanden tot meerdere jaren. De kennis die zij van land en taal opdeden, is nog altijd onbetaalbaar.
In het kader van mijn studie verbleef ook ik langere tijd in Rusland, en al was dat niet in Leningrad, maar in Voronezj, de verhalen in het door Pegasus uitgegeven boek zijn voor mij een feest van herkenning. Stikjaloers ben ik op Hella Rottenberg, die tijdens een 1-mei-demonstratie een portret van Leonid Brezjnev mocht dragen! Ik liep ooit mee in een demonstratie in Voronezj, samen met medebewoners van mijn studentenflat. Wij riepen – we hadden al een borreltje op – onze eigen leuze: “Leve de eendrachtige samenwerking tussen de Sovjet-arbeiders en de Hollandse bourgeoisie!”, gevolgd door een luidkeels: hoera! Ook leuk, maar het zinkt in het niet, potverdorie, bij dat Brezjnev-portret van Hella. Mooi ook om over het contrast te lezen tussen het verstilde Leningrad uit de studietijd van Langeveld en Van den Bercken, en het steeds woeligere Sint-Petersburg tijdens het verblijf aldaar van Aai Prins. En wist u dat de gordijnen in het eerste onderkomen van het NIP, het Nederlands Instituut, de goedkeuring konden wegdragen van niemand minder dan Jan des Bouvrie?
Een ding viel me wel een beetje tegen, bij de beschrijving van de studentenflats waar men indertijd verbleef: het gemiep van mijn ‘lotgenoten’ over het feit dat men in Leningrad zijn of haar kamer met een of twee anderen moest delen. Nou ja, zeg! Wij, in Voronezj, deelden ons bescheiden aantal vierkante meters met z’n vieren!
“Leve de eendrachtige samenwerking tussen de Sovjet-arbeiders en de Hollandse bourgeoisie! Hoera!” (Mocht Hella mij een foto kunnen leveren waarop zij Leonid Brezjnev torst, dan wordt die hier natuurlijk onverwijld geplaatst.)